Het gemak waarmee melkveehouders groeiplannen maakten is definitief voorbij. Bedrijfskundig expert Patrick van Ooijen van Exitus moedigt melkveehouders aan te optimaliseren en kosten weg te snijden. ‘Lean’ is het credo.
De melkveehouderij maakt dynamische tijden door; van een grote bouwhausse en optimisme enkele jaren geleden, naar een crisissituatie door de lage melkprijs en nieuwe milieuwetgeving. Dat is ook te merken bij financieel adviesbureau Exitus. Dat bedrijf is betrokken bij vraagstukken rondom bedrijfsontwikkeling en financieringsvraagstukken bij honderden melkveebedrijven. Financieel bedrijfskundig adviseur Patrick van Oijen en mede-eigenaar van Exitus ziet dat vanzelfsprekendheid van groei definitief voorbij is.
Groeien of optimaliseren?
“Dat kun je niet in het algemeen zeggen. Maar een bedrijf moet pas aan groei denken als het is geoptimaliseerd. De afgelopen jaren is dat vaak vergeten. Met groei op zich is niks mis, mits het vanuit kracht gebeurt en niet vanuit kramp. Bedrijven met een ondergemiddeld saldo moeten niet automatisch denken aan groeien. Veel bedrijven die nu in de problemen zitten, hebben de impact van groei onderschat. Voor een deel zijn dat bedrijven die een grote stal hebben gebouwd, maar die door de wetgeving niet vol kunnen zetten. Ook op het gebied van management heeft een deel van de groeiers het overschat. Ze dachten beter te gaan draaien maar het omgekeerde bleek het geval. De combinatie van groei en optimaliseren is bijna niet te doen.”
Waar ligt volgens u het optimum aan het aantal koeien voor een bedrijf?
“Ook daar is geen algemene regel voor. Belangrijk is dat het aantal koeien past bij de ondernemer en het bedrijf. Waar je ook kijkt in de wereld, één man kan ongeveer 90 koeien bijhouden. Op robotbedrijven zal het iets meer zijn. Ik zeg daarmee niet dat iedereen dit aantal koeien zou moeten houden. Maar alleen als alle omstandigheden het toelaten is een grotere omvang interessant. Natuurlijk gaat de kritieke ondergrens van de bedrijfsomvang in de tijd wel omhoog.”
Er heerst nog altijd de gedachte in de sector dat degenen die niet gegroeid zijn, er niet meer zijn.
“Dat klopt. Maar ook een deel van de harde groeiers is er niet meer.”
De banken zijn te loyaal geweest richting melkveehouders?
“Banken zijn lang meegegaan met plannen van ondernemers mede omdat er op melkveebedrijven door de aanwezigheid van grond in de meeste gevallen voldoende zekerheden waren. Maar ondernemers moeten zelf ook weten waar ze mee bezig zijn. Als bijvoorbeeld Rabobank zegt dat het niet kan en bedrijven zoeken toch een andere financier, dan moet je weten dat je de grens hebt opgezocht. Banken krijgen nu juist het verwijt dat ze minder gemakkelijk leningen verstrekken.
Het is goed te beseffen dat de melkveehouderij een belangrijk nadeel heeft en dat is het lage rendement op het geïnvesteerd vermogen. Vergeleken met bijvoorbeeld de varkenshouderij pakt dat veel ongunstiger uit. Dat geeft ook de kwetsbaarheid van de sector aan. Ook is de cashflow relatief laag. Een bedrijf met een miljoen kilo melk krijgt bij een melkprijs van 30 cent maar 3,5 ton aan geld binnen, en dat is inclusief omzet en aanwas en premies.”
Maar melkveebedrijven hebben meestal voldoende eigen vermogen zodat de zekerheden toch geen probleem zijn?
“Tot nu toe misschien wel, maar als straks veel bedrijven te koop komen te staan, is het maar de vraag wat er met de prijzen voor bedrijven en grond gebeurt.”
Wat is dat eigenlijk, een gezond bedrijf?
“Een gezond bedrijf heeft correcte financiële kengetallen en resultaten waarvan reserveringscapaciteit een belangrijke is. Een gezond bedrijf is bij de tijd. Deze ondernemers denken en werken ‘lean’. Dat betekent dat ze erg sturen op uitgaven. Dat maakt ook dat de hoogte van investeringen passend zijn bij het totaal. Dat geldt ook voor de kosten voor eigen arbeid of privé.”
Zijn die verschillen groot dan?
“Die zijn enorm groot. Er zijn bedrijven met €25.000 privéuitgaven maar ook met het drievoudige. Natuurlijk zijn privésituaties verschillend, maar het is wel iets waar ondernemers veel beter naar mogen kijken.”
Op welke onderdelen van de bedrijfsvoering worden verschillen gemaakt?
“Bij een gezond bedrijf weet de ondernemer op alle fronten goed te presteren. Dat geldt zeker ook voor de productie van de grond. We zien grote verschillen in drogestofopbrengsten per hectare. Een cent lagere krachtvoerkosten scheelt al bijna €10.000 voor een gemiddeld bedrijf. Melkveehouders moeten op dit vlak meer als een akkerbouwer gaan werken.”
Dat is niet iedereen gegeven.
“Misschien moeten we toe naar nieuwe samenwerkingsvormen. Als een melkveehouder het zelf niet goed in de vingers heeft, kan hij de teelt beter uitbesteden aan een akkerbouwer. In de Verenigde Staten is dat heel gewoon. Het is jammer dat onze wet- en regelgeving dat tegenhoudt. Het zou sowieso goed zijn als ondernemers meer investeren in kennis over bodem en teelten. Nu krijgen ze via de zaadleverancier wel wat adviezen, maar dat is eigenlijk te mager. In de tuinbouw zien we dat ondernemers met tientallen jaren ervaring nog steeds gebruik maken van een professionele teeltadviseur. De cashflow in de tuinbouw is een stuk hoger dan in de melkveehouderij dus ik begrijp dat mensen opzien tegen deze kosten. Maar er is nog veel te verbeteren.”
4.000 bedrijven hebben zich aangemeld voor de opkoopregeling. Wat zegt dat?
“We hebben geen goed beeld van het type bedrijven dat hieraan meedoet. Maar veel melkveehouders zullen geconcludeerd hebben dat de laatste koeien te duur zijn. Ik denk dat het meer is ingegeven vanuit de liquiditeit, dan voor de lange termijn.”
Wat kunnen melkveehouders verder doen om de cashflow op peil te houden?
“Zoals al gezegd is ‘lean’ denken het belangrijkste, dus scherp zijn op uitgaven. Maar het begint eigenlijk nog eerder, namelijk door inzicht te krijgen in de eigen financiële situatie. Voor cashflowmanagement is een liquiditeitsprognose nodig. Dan is inzichtelijk hoe inkomsten en uitgaven zich ontwikkelen.”
Worden melkveehouders enthousiast van zo’n liquiditeitsprognose?
“Je moet het niet moeilijk maken. Wij werken met alleen de belangrijkste posten, die geven al meer dan genoeg informatie. Het is wel belangrijk dat ondernemers het zelf doen want dat beïnvloedt hun kennis. We zien dat ondernemers het wel oppakken, mits het niet te veel moeite kost.
We zien een trend dat melkveehouders de afgelopen jaren hun leveranciers zijn gaan gebruiken als financier. Dat is in de basis een verkeerde ontwikkeling want een goede relatie met bedrijven geeft ook een betere onderhandelingspositie.”
Ziet u nog nieuwe vormen van financiering in de melkveehouderij?
“Er gebeurt niet zo heel veel. We zien wat meer erfpachtconstructies via organisaties als Fagoed en ASR. Lease van bijvoorbeeld trekkers is een goede mogelijkheid maar moet wel passen bij een bedrijf en de overige financiering. Lease is meestal op basis van korte aflossingsperioden, wat een grote impact kan hebben op de liquiditeit. Leningen via investeerders zien we niet zoveel in de melkveehouderij. Er is crowdfunding, maar dan praat je vaak over bedrijven die bijvoorbeeld aan verbreding doen. Voor een normale financiering zijn de termijnen van vijf tot zes jaar te kort en de rentepercentages te hoog.”
Zou het wenselijk zijn als er meer mogelijkheden voor financiering komen?
“Meer marktwerking zou absoluut goed zijn. De melkveehouderij heeft drie banken ter beschikking waarvan ik de namen niet zal noemen, maar iedereen weet wie het zijn. De spoeling is dus dun.”
Hoe zien die banken de melkveehouderij?
“Ze zien agrarische klanten steeds meer als een gewoon mkb-bedrijf. De grote banken stappen momenteel over naar een systeem waarbij ondernemers zelf financieringsaanvragen tot €1 miljoen zonder adviseur kunnen doen. Dan gaan vooral een aantal harde cijfers bepalen of een ondernemer een financiering kan krijgen. Er wordt over gesproken om het bedrag op termijn op te hogen naar €3 miljoen. Dat betekent dat 90% van de financieringsaanvragen in de melkveehouderij zonder tussenkomst van een adviseur gebeurt. Dat kan nadelig uitpakken voor de financierbaarheid, maar het verplicht ondernemers wel om zelf goed over hun mogelijkheden na te denken.”
Patrick van Oijen (44) is 2,5 jaar financieel bedrijfskundig adviseur en mede-eigenaar van financieel adviesbureau Exitus. Daarvoor bekleedde hij diverse functies bij Rabobank, waaronder teamleider agri, accountmanager agri & food en accountmanager bijzonder beheer. Ook werkte hij als bedrijfskundig adviseur voor accountantskantoor Ernst & Young. Exitus is een onafhankelijk adviesbureau gespecialiseerd in bedrijfsontwikkeling in de veehouderij, tuinbouw en MKB. Strategisch management, managementbegeleiding en financiële en financieringsvraagstukken zijn belangrijke aandachtsgebieden. Het bedrijf telt 14 medewerkers en heeft het kantoor in Veghel (N.-Br.).