Melkveebedrijven ?hebben mogelijkheden om zonder aankoop van fosfaatrechten meer melk te produceren. Het voordeel kan oplopen tot 15 procent meer melk, blijkt uit berekeningen met een adviesmodel ?van accountantskantoor Flynth.
Met de komst van een fosfaatplafond is uitbreiden in melkproductie geen vanzelfsprekendheid meer. Toch zijn er meer mogelijkheden dan alleen aankoop van fosfaatrechten om meer melk per kilo fosfaat te produceren. Drie belangrijke zijn een hogere melkproductie, minder jongvee per 10 melkkoeien en het verhogen van de rantsoenefficiëntie ofwel het BEX-voordeel.
Henk van Dijk, bedrijfskundig adviseur bij accountantskantoor Flynth, ziet mogelijkheden tot het uitbreiden binnen dezelfde fosfaatproductie tot 15 procent meer melk binnen hetzelfde fosfaatplafond. “Vooral bedrijven die een lage melkproductie per melkkoe hebben en veel jongvee kunnen de melkproductie per kilo fosfaat verhogen”, aldus Van Dijk. Verder kunnen bedrijven die mogelijkheden hebben de voerefficiëntie te verbeteren, of nu al een hoge voerefficiëntie hebben, via het BEX-voordeel meer melken.
Als de mogelijkheden op bedrijfsniveau in beeld zijn om fosfaatexcretie te verlagen, kan een ondernemer bepalen hoeveel extra kilo fosfaataankoop nodig is. Er is nog een bijkomend voordeel: bedrijven die straks wel fosfaat gaan kopen, kunnen meer melk uit een aangekochte kilo fosfaat halen bij een lage fosfaatexcretie per kilo melk. De waarde per kilo fosfaat stijgt dus.
Meer melk of minder jongvee
De eerste mogelijkheid is een hogere melkproductie per koe. Op basis van forfaitaire normen stijgt het aantal kilo melk per kilo fosfaat bijna rechtevenredig met melkproductie (zie tabel Jongvee beperkt voordeel deels). Bij 6.000 kilo melk per koe wordt 131 kilo melk per kilo fosfaatexcretie gemaakt; bij 10.000 kilo is dat 174 kilo melk. Voor een bedrijf met 5.000 kilo fosfaat is dat een verschil in productie van 216.000 kilo melk per jaar. Dat is een stijging van 32,8 procent.
De tweede mogelijkheid is het verlagen van het aantal stuks jongvee. Bij een productie van 8.000 kilo produceert een koe 197 kilo melk per kilo fosfaatexcretie. Inclusief 0,7 stuks jongvee is dat 155 kilo melk en bij 5,6 stuks jongvee 162 kilo melk. Bij 20 procent minder jongvee stijgt de melkproductie tussen de 4 en 6 procent, afhankelijk van het productieniveau van de koeien. Voor een bedrijf met 5000 kilo fosfaatrecht en een productie van 8.000 kilo per jaar stijgt de productie op bedrijfsniveau met 34.000 kilo melk per jaar. Bij andere productiehoeveelheden is de toename door minder jongvee nagenoeg even groot. Als dit bedrijf de opfok van jongvee uitbesteedt, stijgt de melkproductie binnen het fosfaatquotum met 210.000 kilo melk.
Hogere fosfaatefficiëntie
De derde optie om meer te produceren binnen het fosfaatplafond is een hogere fosfaatefficiëntie. BEX is daarvoor een systeem dat inzicht geeft in de efficiëntie van productie. Bij een BEX-voordeel van 10 procent wordt per kilo fosfaatexcretie 11,11 procent meer melk geproduceerd (zie tabel Voordeel ook te zien in BEX-cijfers). Bij een BEX-voordeel van 20 procent is dat 25 procent méér melk.
Bij een fosfaatplafond van 5.000 kilo, 8.000 kilo melk en 7 stuks jongvee per 10 koeien, stijgt de melkproductie per jaar bij 10 procent BEX-voordeel met 86.000 kilo melk. Bij 20 procent BEX-voordeel is dat 194.000 kilo en bij 30 procent voordeel zelfs 332.000 kilo melk per jaar. Bij een hogere melkproductie is het voordeel in extra kilo’s melk nog groter.
Het verhogen van de fosfaatefficiëntie kan door het verbeteren van het management. Er zijn tientallen mogelijkheden, waaronder een kortere tussenkalftijd, lager vervangingspercentage, betere ruwvoerkwaliteit( kVEM / P omhoog), kortere droogstand, jongere afkalfleeftijd vaarzen, lager fosforgehalte in het rantsoen, minder jongvee per kilo meetmelk en een hogere melkproductie van de koeien.
Meer BEX-voordeel
Het werken aan fosfaatbesparing binnen het bedrijf loont de moeite. Het effect van 20 procent minder jongvee is ongeveer 4,5 procent meer melk; het effect van 500 kilo meer melk is 3,5 procent en 5 procent BEX-voordeel levert 5,4 procent meer melk op. In dit geval kan een ondernemer binnen het eigen fosfaatquotum 104,5 procent × 103,5 procent × 105,4 procent is 114 procent melken. Voor een bedrijf met 2 miljoen kilo melk is dat 280.000 kilo meer melk. Bijkomend voordeel is dat er geen extra grond nodig is.
Ondernemers die nu al een hoog BEX-voordeel voor fosfaat halen, kunnen veel meer melken dan de melkproductie op de referentiedatum. Als bij de vaststelling van de fosfaatreferentie de ondernemer een BEX-voordeel heeft van 20 procent en de landelijke afroming wordt bijvoorbeeld 5 procent, dan kan bij eenzelfde te behalen BEX-voordeel in de toekomst deze ondernemer 95 / 0,80 = 118,75 procent = 18,75 procent meer melken. Zonder afroming kan er dan zelfs 100 / 0,80 = 125 = 25 procent meer worden gemolken via meer melkkoeien (inclusief jongvee). “Rantsoenefficiëntie is dus belangrijk. Hierbij wordt het vakmanschap beloond en kunnen zonder andere maatregelen 25 procent meer dieren gehouden worden.” Wel moet er afhankelijk van de uitgangssituatie meestal meer grond bij het bedrijf.
Hoe hoger de melkproductie, hoe meer kilo melk uit een kilo fosfaat. De aanwezigheid van jongvee drukt de effectiviteit.
De werkelijke hoeveelheid melk per kilo fosfaatexcretie in relatie tot productie. Ook in BEX-cijfers is een verband.
Inzicht in situatie
Uit resultaten van de Kringloopwijzer en BEX blijkt dat de spreiding van het kengetal kilo melk per kilo fosfaat enorm groot is (zie grafiek Voordeel ook te zien in BEX-cijfers). Flynth heeft daarom een rekentool ontwikkeld waarmee melkveehouders direct kunnen zien hoeveel kilo melk per kilo fosfaat ze produceerden in 2014. Voor toekomstige plannen zijn in de tool de effecten van melkproductieverhoging per melkkoe, het veranderen van de jongveebezetting en het BEX-voordeel zichtbaar op de mogelijke melkproductie per kilo fosfaat.
Tevens kan een ondernemer berekenen hoeveel hij kan melken binnen het bestaande fosfaatquotum. Het systeem weet hoeveel fosfaatruimte er is en of het nodig is om aan te kopen bij het realiseren van uitbreidingsplannen. Ook worden uitkomsten van een gevoeligheidsanalyse weergegeven. Melkveehouders kunnen hun eigen situatie via een grafiek vergelijken met die van collega melkveehouders.