Doorgaan naar artikel

Vrij vaste groep in voor kruisen

Rond 8% van de inseminaties is met buitenlandse melkveerassen. De verwachting is dat dit stabiel blijft, maar toename wordt niet uitgesloten. De driewegkruising wordt meer toegepast dan een verdringingskruising.

Kruisen blijft in de fokkerij een dankbaar onderwerp van gesprek. De een ziet er niets in, de ander zweert erbij. Een tussenweg is er nauwelijks. Dat kan ook haast niet anders want als iemand overgaat tot kruisen, is dat een beslissing voor langere termijn. Ten eerste duurt het al drie jaar eer er ook maar een vaars van aan de melk is. En vervolgens duurt het zeker nog een of enkele jaren voor er iets gezegd kan worden over het effect van de kruising op productie, levensduur en gebruikseigenschappen.

Ontwikkeling

De echte groei van inzet van buitenlandse melkveerassen is rond de eeuwwisseling gestart en kreeg in 2007 pas echt vorm toen het aandeel inseminaties 3% besloeg. Dat groeide door tot zelfs 10,7% in 2013. (zie kader Gebruik kruisingsrassen neemt weer iets toe). Daarna volgde een daling van het aantal in­seminaties. Een deel van de flinke stijging in de jaren 2011-’13 wordt het Reladon-effect genoemd. Van de halve Montbéliarde-stier werden in 2013 ongeveer 45.000 inseminaties verricht. Zou je hem eruit filteren, dan zou het gebruik van de buitenlandse rassen op 8,9% zijn gestrand in plaats van 10,7%.

Ook werd in die periode het einde van de quotering aangekondigd. Veehouders neigden toen toch weer iets meer richting Holstein, omdat dit nu eenmaal het ras met de hoogste melkvererving is, en de limiet in melkproductie zou wegvallen. Het aandeel inseminaties daalde tot 7,5% in 2017. Nu zit het aantal inseminaties van de buitenlandse melkveerassen weer iets in de lift naar 8,2%. Gerard Scheepens, directeur bij KI Samen, maakt een nuance: “Jersey en Brown Swiss worden toch vooral ook ingezet in de zuivere fokkerij.” Deze twee rassen zijn samen goed voor zo’n 40.000 inseminaties. Zonder deze rassen komt het percentage inseminaties dat uiteindelijk ingezet wordt om te kruisen op 6,2%.

Drieweg

Duidelijk is wel dat niet veel veehouders hebben gekozen of kiezen voor een verdringingskruising, waarbij Holstein langzaam steeds verder wordt teruggedrongen door steeds weer met het zelfde ras te insemineren. Jan Hiddink, fokkerijspecialist bij Koole en Liebregts: “De buitenlandse rassen worden vooral ingezet in de driewegkruising. De veehouders die daarmee starten doen dat omdat ze al jarenlang geen verbetering meer zien in levensduur en levensproductie. De hoofdreden van afvoer is slechte vruchtbaarheid en dat is een direct gevolg van inteelt. Wij werken met Procross, waarbij gerouleerd wordt tussen Viking Red, Montbéliarde en Holstein. Daarmee organiseer je heterosis en is inteelt verleden tijd.”

In andere driewegkruisingen wordt in plaats van Montbéliarde ook veel gebruik ­gemaakt van Fleckvieh en in plaats van Viking Red worden Brown Swiss en Jersey gebruikt. Zo werkt CRV voornamelijk met Holstein x Fleckvieh x Brown Swiss. “Daarbij is het belangrijk dat de veehouder stieren en rassen kiest die passen bij zijn fokdoel. Ik zie ook nog wel eens dat het andersom is, maar voor mij staat fokdoel bovenaan”, geeft Henk Lutke Willink, productmanager Crossbreeding bij CRV aan. Daar sluit Erik Laarhuis, foktechnisch medewerker van KI Kampen aan. “Het fokdoel en het doel van het bedrijf is leidend. Als je overstapt op andere rassen moet dat economisch ook nut hebben. Anders heeft het geen zin. Met name op de intensievere bedrijven zie ik uit economisch oogpunt geen ruimte voor andere rassen.” Daarnaast wijst Laarhuis op het toenemende aantal biologische bedrijven waar Holstein niet altijd het meest ­geschikte ras is binnen die omstandigheden.

Heterosis

Het belangrijkste voordeel van de driewegkruising is de bijna permanente aanwezigheid van heterosis, dat bij consequent gebruik van drie rassen zo rond de 85% is. Het effect is het grootst is als twee zuivere rassen met elkaar gekruist worden. Het geeft de nakomeling met name om de gebruiks- en levensduureigenschappen een extra plus die bij raszuiver houden van Holstein door inteeltdepressie onderdrukt kunnen worden. Denk daarbij vooral aan algemene weerstand en vruchtbaarheid.

Lutke Willink: “Om voor elke veehouder de beste genetica aan te kunnen bieden heeft CRV daarom ook van bijna alle buitenlandse melkrassen stieren die prima ingezet kunnen worden voor kruisingsdoeleinden en ondersteunt dit door het CrossFitadvies.” Ook KI Samen en KI Kampen hebben van alle rassen wel een of meerdere stieren beschikbaar.

Hiddink voegt toe: “Voor een geslaagde driewegkruising is het wel zaak om van de buitenlandse melkveerassen in elk geval die stieren te gebruiken die binnen hun ras als melkstier betiteld worden. Nu wordt Holstein in het driewegschema opgenomen om melk­opdruk te bewaren, maar als je te veel melk verliest bij de andere rassen, loopt het toch spaak op productie. Mede om melkproductie en uiervorm is Holstein een ideaal en onmisbaar ras in de driewegkruising.”

Laarhuis denkt dat het gebruik van de Scandinavisch roodbonte rassen geen opgang vindt. “Ze hebben naar mijn idee onvoldoende gewicht, power en onvoldoende functioneel exterieur om oud te kunnen worden. Dan zie ik meer in het robuustere Fleckvieh.”

Als een van de nadelen die genoemd worden bij het kruisen is dat de variatie in de fenotypische verschijning van de dieren toeneemt. In de eerste generaties is dat ook ­zeker zo. Hiddink: “Maar naarmate de driewegkruising langer wordt volgehouden, ­verdwijnt de variatie weer en krijg je een vrij uniform koppel.”

Toekomst

Hoe de ontwikkeling met betrekking tot kruisen in de toekomst zal lopen, is lastig te voorspellen. Er lijkt nog wel (enige) groei mogelijk. “Zeker ook omdat er ten opzichte van tien jaar geleden meer partijen actief zijn met kruisen en zij er steeds meer ervaring mee opdoen”, zegt Lutke Willink. “Het hangt ook af van wat de overheid en zuivel doen. De benutting van meer eigen eiwit, de toenemende weidegang kunnen soms vragen om een iets robuustere koe. Kruisen kan dan een oplossing zijn.” Laarhuis voegt toe: “Ook de trend naar extensiveren kan een duwtje in de rug van andere rassen zijn die iets beter dan Holstein in een wat soberder systeem passen.”

Volgens Hiddink zijn het juist vanwege de langetermijnvisie de jongere boeren en daarmee de blijvers die de stap durven te maken. Zij hebben nog de tijd om het fokkerijroer om te gooien en een bepaalde koers in te zetten. Voor Lutke Willink zijn daar geen verschillen tussen. Hiddink: “De oude veehouders hebben ook wel interesse, maar gaan vaak uiteindelijk door met Holstein, met in het achterhoofd dat zij dat altijd zo gedaan hebben en dat ze met dit ras ook hun actieve periode als melkveehouder wel kunnen afsluiten.”

De inschatting van de markt in de toekomst voor toepassen van kruisen varieert dan ook sterk. Hiddink verwacht dat over tien jaar misschien wel tot een kwart van de bedrijven deels of geheel bezig is met kruisen. Zover gaan Lutke Willink en Laarhuis zeker niet. Beiden geven aan dat het lastig is een voorspelling te doen. Wel denken ze dat er een bepaalde markt is voor kruisen. Die zal mogelijk toenemen waarbij een min of meer stabiele situatie rond 10% van de markt goed denkbaar is, zo schetsen ze. Scheepens verwacht ook stabilisatie, maar ziet ook dat er mogelijk nog een teruggang kan optreden. “Als het milieu – de carbon footprint – een nog grotere rol krijgt, zal het belang van efficiënte productie toenemen per kilo melk of per ‘solids’ (gehalten). Dan passen eigenlijk alleen Holstein en Jersey.”

Gebruik kruisingsrassen neemt weer iets toe

 

Over boekjaar 2019, lopend van 1 september 2018 tot 31 augustus 2019, is het aandeel van de buitenlandse melkveerassen gestegen naar 8,2%. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van CRV-jaarstatistieken. In totaal zijn er 1.984.000 inseminaties verricht met sperma van fokstieren (exclusief vleesvee). Daarvan waren er 163.000 van andere melkveerassen dan Holstein.
De groei van de buitenlandse melkveerassen startte pas echt rond 2005. In 2007 lag het percentage inseminaties van de buitenlandse melkveerassen op 3% van het totaal. Dat groeide ­gestaag door naar een maximum van 10,7% in 2013, waarna weer een daling inzette. In 2017 lag het percentage op 7,5%, maar dat is dit jaar weer toegenomen naar 8,2%.
Van het Fleckvieh-ras worden nog altijd de meeste inseminaties verricht met afgerond 68.500 rietjes. Dat is gelijk aan het ­aantal inseminaties in 2018. Daarna volgt Montbéliarde met ruim 29.000 inseminaties. Montebéliarde wordt volop gebruikt in de Procross-kruisingen. Het aantal inseminaties van Montbéliarde heeft rond 2011-’13 veel hoger gelegen, maar dat was vooral het effect van de veelgebruikte stier Reladon. In die periode werd er jaarlijks tussen de 40.000 en 50.000 inseminaties verricht van deze stier. Omdat zijn vader een Montbéliarde-stier is, werden de inseminaties ook aan het Montbéliarde-ras toegeschreven, terwijl inzet van deze stier niet bedoeld is om te kruisen.
Ook Brown Swiss zit weer in de lift. Twee jaar geleden daalde het aantal inseminaties net onder de 20.000, maar nu mag het ras zich verheugen in 26.500 inseminaties. Van de Scandinavische roodbonte stieren (verzameld uit Deens, Zweeds en Noors roodbont) zijn ruim 24.000 inseminaties verricht.
Het kleinste ras, in omvang en verschijning, is Jersey. Dit ras maakt als enige al wel enige jaren achtereen een relatief hoge groei door met tot nu toe meer dan 15.000 inseminaties. In 2014 was dat nog niet de helft.

 

 

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin