Doorgaan naar artikel

Amish Farmers: melken met belemmeringen

Afbeelding

Foto's: Robert en Jacqueline Bodde

Pete Lehman en zijn vrouw Lena startten in 1988 met 16 koeien, 60 zeugen en 150 vleesvarkens. De varkens zijn weg, volgend jaar melken ze 120 koeien. De koeien werden tot 1992 met de hand gemolken en al het landwerk gaat nog met paarden.

Geld verdienen aan melkvee gaat overal ter wereld op dezelfde manier. Houd je koeien gezond en behandel ze voor ze ziek zijn, voer ze goed, realiseer een bovengemiddelde melkprijs en beheers je kosten en financiering. Als je op al die factoren beter soort dan gemiddeld blijf je zeker boer.

Dat bewijzen Pete Lehman en zijn zoon Jay in Middlebury in de Amerikaanse deelstaat Indiana. Deze Amish-farmers hebben vanwege hun geloofsovertuiging een flink aantal belemmeringen ten opzichte van de ‘reguliere’ melkveehouderij. Zo is de grootte van hun bedrijf begrensd doordat al het landwerk met paarden gedaan moet worden. Technologische vernieuwingen worden veelal pas met 40 jaar vertraging doorgevoerd. “Voor ons Amish staat het gezin voorop”, zegt Pete vol passie. “Succesvol zijn is niet iets financieels. Je bent pas succesvol als je in staat bent een renderend bedrijf door te geven aan de volgende generatie en je ouders, waar je het bedrijf van overneemt, goed verzorgt tot hun dood.”

In 30 jaar tijd zes keer zo veel koeien

Pete en zijn vrouw Lena startten in 1988 met 16 koeien, 60 zeugen en 150 vleesvarkens. De koeien werden met de hand gemolken tot de Amish in 1992 de melkmachine toestonden. Toen startte de groei in melkvee. Het bedrijf groeide binnen bestaande gebouwen snel naar 60 koeien. De varkens gingen weg in 1998 “omdat er geen markt meer was voor kleine partijen.” In 2001 is een nieuwe stal met 108 ligboxen en een voerruimte gebouwd. Die stal zette Lehman echter niet vol, hij bleef steken rond 70 koeien. “De melkprijs was destijds veel te goed. Daar heb ik nog steeds spijt van, achteraf was dat een heel foute beslissing.”

In 2017 stapt zoon Jay in het bedrijf. Niet de jongste zoon, zoals de gewoonte is bij de Amish. “Mijn vrouw Lena en ik vonden hem er niet capabel voor.” De een na jongste zoon wilde wel, kan het volgens Pete en zijn vrouw, maar zou wel een risico betekenen. Steve heeft nog geen vrouw. “Een vrouw die niets in het bedrijf ziet, zou betekenen dat we Steve zouden moeten uitkopen of compenseren voor jarenlange te lage betaling. Dat zou einde bedrijf kunnen betekenen.” De derde zoon Jay wilde graag, was al getrouwd en toegetreden tot de Amish-kerk.

Paarden brengen rust

Al het landwerk moet met paarden. Ook dan is capaciteit mogelijk. De paarden trekken namelijk een wagentje met daarop een 118 pk krachtbron die de getrokken machines aandrijft. Zo zijn er een drie meter brede maaikneuzer, een flinke rondebalenpers en een slurvenvuller. Die laatste is gezamenlijk eigendom met de buurman om de kosten te drukken.

Die paarden zijn cruciaal. Daarmee kun je een uur of vier werken, daarna moeten ze rusten en gevoerd worden. In de praktijk betekent dat werken van zeven tot half twaalf in het veld, anderhalf uur rust, dan van half twee tot een uur of vijf verder. “Dat biedt ook tijd voor het gezin. De paarden brengen rust in het leven, je kunt er niet 16 uur continu mee doorwerken.”

Dat rijke gezinsleven is waar het voor Pete en andere Amish om draait. Kinderrijkdom is een geschenk van God, veel families hebben meer dan zeven kinderen. Die kinderen verrichten veel chores, klusjes, als het voeren van kalveren en melken. “Zo breng je ze verantwoordelijkheidsgevoel bij en leren ze werken. Wie op zijn 18e nog niet weet wat werken is, leert dat nooit.” En het houdt de arbeidskosten op de arbeidsintensieve bedrijven laag. “We hebben alle kinderen een goede opleiding, een set ethische normen, een goede werkhouding, verantwoordelijkheid en liefde voor alles wat leeft bijgebracht”, zegt Pete. “Daar komen ze ver mee in het leven.” Ook met de financiële steun van de ouders trouwens. Er worden geen contanten geschonken. Maar de Lehmans staan wel borg voor bedrijven van twee getrouwde dochters. “Zo kunnen we ze helpen tot iets waar ze op eigen kracht nooit kunnen komen.”

Lehman heeft nu tien trekpaarden en spant er maximaal acht tegelijk in. Een extra span paarden zou de capaciteit en daarmee de maximale bedrijfsomvang flink kunnen vergroten. Toch is dat geen optie wegens de kosten en het kleine aantal dagen dat extra capaciteit nodig is. Paarden vreten immers voor ongeveer € 1.200 per jaar. Verder geven ze nauwelijks kosten, afschrijvingen zijn er niet voor nodig. Onderaan de streep komen die paarden dus goed uit. Want de jaarkosten van een fatsoenlijke trekker liggen ver boven die € 12.000 per jaar.

Biologisch op zijn Amerikaans

De Lehmans werken op biologische wijze, waarbij de Amerikaanse eisen op details afwijken van die in de EU. Weidegang is verplicht, niet als 120/6 maar via de eis dat minimaal 30% van de droge stof gedurende 120 dagen per jaar uit gras moet komen. Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan. Kunstmeststikstof is uit den boze, daarom gebruiken de Lehmans jaar op jaar een flinke hoeveelheid droge pluimveemest. Aanvoer van kunstmest fosfaat en kali mag wel. Antibioticagebruik is toegestaan, maar de producten van een behandeld dier mogen niet als ‘organic’ afgezet. Dat betekent afvoer na herstel. “Dat hebben we één keer moeten doen de afgelopen vijf jaar.” Er lopen wel enkele dieren met een gekleurde band om de poot. Rood voor een afwijkend kwartier, groen voor een verse koe.

Lehman zet af via Cropp, een afzetcoöperatie in Wisconsin. Deze heeft het sterkste ‘bio-merk’ van de VS, Organic Valley. “Deze coöperatie is opgezet door een stel hippies uit Wisconsin en is oorspronkelijk gestart vanuit de afzet van groenten. Ze willen boeren helpen en ondersteunen, en dan met name de kleinere. Ze geven echt om ons en werken hard om de prijs hoog te houden. Ze zien, net als wij vanuit onze oorsprong, boeren als een way of life. Daarom zetten veel Amish in deze regio af via deze coöperatie.” De melkprijs is ronduit goed, beaamt Lehman. Hij beurt mede vanwege de hoge vet- en eiwitgehalten ongeveer € 52 per 100 kilo, reguliere melkveehouders blijven steken op € 33.

Een tekenend voorbeeld is de manier waarop de coöperatie omgaat met aanlevering van melk. Er geldt een quotering op basis van de levering in het voorgaande jaar, met een correctie voor de verwachte vraag in het lopende jaar. Lehman groeide na 2016 door aankoop van Jerseys van 70 naar 96 melkkoeien. “We kozen daarvoor vanwege hun vetrijke melk. Maar ze doen het gemiddeld nauwelijks beter dan onze eigen Nieuw-Zeelandse Frisians.”

Die uitbreiding boven quotum zou een heffing van omgerekend 20 cent per kilo melk betekenen. Dat is teruggeschroefd naar 4 cent. “Dat geeft binnen de coöperatie geen problemen. Er zijn weinig echte groeiers en veehouders snappen dat bij bedrijfsovername groei nodig is.” Omdat de melkprijs sinds de uitbreiding slecht was, werd het qua cashflow wel spannend op het bedrijf. “We hebben aanvullend moeten financieren, de totale financiering is nu ongeveer € 275.000 op een jaarlijkse melklevering van zo’n 593.000 kilo.

Verdere groei in hoog tempo

Die melkproductie zal de komende jaren nog wel groeien richting 750.000 kilo. Zoon Jay geeft namelijk aan snel continu 108 koeien aan de melk te willen hebben. Vooruitlopend daarop is dit jaar het jongvee al uitbesteed aan een gestopte melkveehouder. Dat kost ongeveer € 8.000 per jaar voor ruwvoer, verzorging en huisvesting. “In 2020 moeten die 108 melkkoeien er zijn”, geeft Jay aan terwijl hij met een schuin oog naar zijn vader kijkt. “Daarna wil ik investeren in een beregeningskanon, dan kan de opbrengst van ons grasland met 30% stijgen.”

Het is duidelijk dat ze dat groeitempo nog nooit zo concreet besproken hebben en die irrigatie komt als een volslagen verrassing op tafel. Vader Pete stemt er echter direct mee in. “Goed plan lijkt me, daar heb je goed over nagedacht.” Even later geeft hij een toelichting. “Ik zie op een flink aantal boerderijen dat de vader de neiging heeft de zoon tegen te houden in zijn plannen. Ik wil die fout niet maken, hoewel ik af en toe wel merk dat ik toch behoudender ben dan 20 jaar geleden. Maar Jay zet het bedrijf voort en moet fouten kunnen maken om daarvan te leren.”

Jay krijgt echter geen carte blanche, Pete houdt de vinger aan de pols. Niet voor niks richtte hij rond 2008 een studieclub op met vijf naburige melkveehouders. “Door de technische en financiële cijfers drie keer per jaar te vergelijken, hebben we allemaal erg veel geleerd en verdiend.” Die ene studieclub groeide uit naar een kring van vijf studiegroepen met in totaal 40 leden in een straal van 40 kilometer rond het bedrijf. De cijfers worden handmatig verzameld.

Steun aan starters

Pete maakt zich zorgen over het gebrek aan kennis bij zijn collega’s. Amish stappen vaak jong in het bedrijf, na acht jaar school aangevuld met wintercursussen en studiedagen. “Veel bedrijven komen drie jaar na een overname en groeisprong in de problemen, vaak met uiers en vruchtbaarheid. De productie daalt dan, er is geen geld voor vervanging van dieren en dan zet de neergaande spiraal door.” Om dat te tackelen is door de Amish-gemeenschap een fonds opgezet: Community Aiding Local Farmers (Calf). Pas gestarte ondernemers kunnen daar, als ze in hoge nood komen na een overname, drie jaar renteloos geld van lenen, daarna twee jaar tegen 2% rente. Voorwaarde is wel dat de jonge boer zich in die periode door twee mentoren, succesvolle ervaren boeren, laat bijstaan. “Ze kloppen aan voor geld maar leren het meest door de intensieve begeleiding.”

Waarom start de gemeenschap daar pas mee als het bedrijf dreigt om te vallen, waarom niet vanaf het moment van overname? “Hm, zo hebben we dat nog niet bekeken. Dat ga ik voorstellen.”

Grenzen schuiven heel langzaam op

De Lehmans zijn lid van de Amish, een orthodox-protestante kerk die opgedeeld is in zelfstandige kringen. Elke kring heeft zijn eigen regels maar in hoofdzaak geldt dat de situatie van voor 1850 in stand moet blijven. Dat betekent bijvoorbeeld geen gebruik van elektriciteit, geen trekkers of zelfrijdende werktuigen op het land, geen auto’s en geen telefoon/internet. Elke kring kan echter daarvan afwijken als meer dan 98% van de leden een voorstel daartoe onderschrijft. Dat gebeurt veelal pas als de inkomensbronnen zo ver ondermijnd worden dat de toekomst van de geloofsgemeenschap hierdoor in gevaar komt.
Daarom is in Lehmans kring machinaal melken toegestaan. Dat vraagt elektriciteit. Die mag alleen met een eigen aggregaat opgewekt zijn en de stroom mag alleen benut worden voor melken, melkkoeling en voor koeling van het vee. In de woning wordt gewerkt met butaangas voor koken, verwarming en verlichting. Batterijen mogen wel toegepast worden. “We lopen daarom de hele dag met een ledlampje op onze hoed zodat we indien nodig werklicht hebben”, aldus Pete Lehman.
Paarden moeten de landbouwmachines trekken, de aandrijving van machines en werktuigen mag wel met een krachtbron. Een zelfrijdend voertuig is echter wel toegestaan op het bouwblok. Lehmans skidsteer (schranklader) maakt overuren voor uitkuilen van silage en granen en het schoonvegen van roostervloeren. Een 100 pk John Deere drijft de voermengwagen aan.
Personenvervoer moet met fiets of een door een paard getrokken voertuig. Vanwege de verkeersveiligheid zijn deze buggies voorzien van een door batterijen gevoede verlichtingsbalk en knipperlichten. Voor vervoer over lange afstand, de informele grens ligt op circa 20 kilometer of anderhalf uur met de paardenbuggy, mogen Amish zich wel laten vervoeren in een taxi eigendom van en bestuurt door een niet-Amish.

Lehman Farm in Middlebury (VS)

Pete (57) en Jay (24) Lehman houden in maatschap 96 melkkoeien met 60 stuks jongvee en hebben hierin ook de mechanisatie ondergebracht. Ze leveren 6.450 kilo A2A2-melk per gemiddeld aanwezige koe per jaar, met 4,63% vet en 3,70% eiwit.
Er is 70 hectare eigen grond, die om fiscale redenen in een aparte maatschap van Pete en zijn vrouw Lena is ondergebracht. Daarvan is 16 hectare grasland voor beweiding, 12 hectare luzerne voor winning van silage, 15 hectare maisland en 4 hectare voor de teelt van sorghum. Na de oogst daarvan worden voederbieten gezaaid die de koeien in de herfst ‘beweiden’. Daarnaast is er 20 hectare productiebos en 3 hectare bouwblok.
De jongveeopfok vanaf circa 10 dagen is grotendeels uitbesteed aan een naburige gestopte melkveehouder met 24 hectare grasland. Die ontvangt voor die huisvesting, verzorging en het ruwvoer zo’n € 8.000 per jaar.
Het rantsoen van de koeien bestaat uit weidegang of grassilage aangevuld met 6 kilo droge stof snijmais en 2,5 kilo van een mengsel van erwtenmeel, haver, gerst en CCM. De koeien worden Triple-A beoordeeld. De meeste koeien en pinken worden via ki bevrucht.

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin