Doorgaan naar artikel

‘Efficiënte productie blijft een belangrijke factor’

Cargill blijft koersen op voerefficiëntie, maar ook steeds meer op duurzaamheid van veevoerproductie. “De pens efficiënt laten draaien, dat is de belangrijkste strategie voor een hoge koolstof-, fosfor- en stikstofefficiëntie en voor het rendement van een veehouder”, stelt Simone Kevelam-Verhoeven.

Cargill is een Amerikaans familiebedrijf met activiteiten in de hele voedselketen. Van handel in granen, oliezaden, cacao en zout, tot aan productie van vlees, geur- en smaakstoffen, oliën en diervoeding. Het nam in 2011 Provimi over, een van oorsprong Nederlands bedrijf dat in de jaren dertig begon met de productie van proteïnes, vitaminen en mineralen, vooral om limiterende factoren (destijds koper en zout) in veevoeding weg te nemen. In de loop der jaren is zijn portfolio verder uitgebreid met enzymen en diverse additieven.

Door de acquisitie van Provimi hoort de diervoedingstak van Cargill tot de drie grootste veevoerbedrijven ter wereld. “Wij willen beschikbare grondstoffen voor voedselproductie voor de wereldbevolking zo efficiënt mogelijk inzetten”, zegt Simone Kevelam-Verhoeven, directeur Continental North West Europe van Cargill Animal Nutrition. Cargill is actief op alle continenten, bij diervoeding met name in Europa, Noord- en Zuid-Amerika en Azië. “In Azië richten we ons het meest op varkens en pluimvee, in andere regio’s zijn we in alle diersoorten even actief.”

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen in rundveevoeding vanuit de geschiedenis en voor de toekomst?

“Voedingsadvies was lange tijd vooral gericht op het efficiënter maken van de productieketen. We maakten steeds betere rantsoenen voor genetisch betere dieren. Daarmee steeg de voerefficiëntie ofwel de productie van melk, vlees en eieren per kilo voer. Een efficiënte keten is nog steeds belangrijk, waarbij we ook kijken hoe we grondstoffen zo efficiënt mogelijk bij onze klanten krijgen. Nu is er meer aandacht voor verbetering van het imago van dierlijke productie. Hierin spelen bijvoorbeeld levensduur en meerwaarde halen uit eigen ruwvoer een steeds grotere rol. Ook het verlagen van milieu-emissies in de productie van veevoer en de hele productieketen is belangrijker geworden. Deze ontwikkeling zet door richting 2033. De markt heeft ook meer belangstelling voor meer gedifferentieerde eindproducten. Zuivelleveranciers willen bijvoorbeeld graag producten met een lage carbon-footprint. Daarop kun je sturen met de totale rantsoensamenstelling en een efficiënte omzetting van voer naar melk.”

Waar zet Cargill/Provimi de komende jaren op in?

“Bij investeringen kijken we naar de lange termijn en onze missie: het voeden van de wereld op een veilige, verantwoorde en duurzame manier. Wij blijven nieuwe kennis ontwikkelen om dierlijke productie efficiënter te maken met innovaties in diervoeding. Dat gebeurt onder andere in drie Global Innovation Centers van Cargill in Velddriel (Gld.), Elk River in de Verenigde Staten en het Chinese Shanxi. Daarnaast investeren we specifiek in duurzaamheid, digitale ondersteuning en additieven. Bijvoorbeeld in ondersteuning bij voederformulering om tot lagere emissies te komen.”

Wat levert dat de boer concreet op?

“We ontwikkelen specifieke additieven om emissies te verlagen. Met ons product SilvAir kunnen methaanemissies van rundvee omlaag. Toevoegen van 1,6% SilvAir in de totale droge stof van het rantsoen verlaagt de methaanemissie tot 10%. Cargill zet ook op andere vlakken duurzame stappen. Zoals met ons gecertificeerde sojaprogramma (tripleS). Ondanks dat, zoeken we ook naar alternatieve eiwitbronnen en andere ingrediënten. Bijvoorbeeld insectenolie als grondstof in veevoer en insectenmeel in visvoer. Dit is een duurzame vetbron met minimale milieu-impact. Voor de Nederlandse markt heeft Provimi het Rupromin-mineralenassortiment. Dit telt elf verschillende producten, specifiek gericht op melkproductie, voerefficiëntie, gezondheid, droogstand en jongvee. Voor jongvee zijn ProviMilk-kalvermelken ontwikkeld.”

Verandert er veel in de additieven?

“Ons additievenportfolio is sterk uitgebreid richting natuurlijke toevoegingen en postbiotica of metabolieten van gisten. Diverse toevoegingen aan het voer zorgen voor een efficiënte omzetting van voer naar melk via een betere ruwvoervertering en eiwitmetabolisme in de pens. De pens efficiënt laten draaien, dat is de belangrijkste strategie voor een hoge koolstof-, fosfor- en stikstofefficiëntie en voor het rendement van een veehouder. Cargill helpt de mengvoerindustrie en veehouders om betere rantsoenen en voeders te maken. Onder andere met behulp van DairyMax en Dairy Enteligen, ofwel softwaretools voor rantsoenoptimalisatie. Provimi gebruikt hiervoor het rantsoenberekeningsprogramma PFOS. Het bepalen van de exacte voerwaarde van voeders, bijvoorbeeld met NIR-technologie, en de verteerbaarheid van nutriënten levert efficiëntere maatwerkrantsoenen op. Dat helpt altijd om onnodige verliezen van kostbare grondstoffen te voorkomen. Provimi, het merk waarmee Cargill onder andere in Nederland op de markt is, begeleidt en traint voeradviseurs en ondersteunt hen bij specifieke situaties, daar ligt onze toegevoegde waarde. Naast innovaties in additieven gericht op een verbeterde voerbenutting, duurzaamheid en dierenwelzijn.”

Hoe kijkt u aan tegen de Nederlandse veehouderij, rantsoenen en voeradviezen gekoppeld aan voerverkoop? Verlaat de boer zich niet te veel op de adviseur?

“Nederland hoort bij de top van de wereld als het gaat om het efficiënt produceren van dierlijk eiwit. Dat is te danken aan het hoge kennisniveau in ons land, bijvoorbeeld van Wageningen University & Research en van kennis, die veevoerbedrijven zelf ontwikkelen. Veel Nederlandse veehouders hebben een agrarische opleiding en zijn kritisch als het op advies aankomt. Ze weten goed wat er speelt. Toch schakelen veel veehouders voor hun rantsoensamenstelling hulp in van experts, die hierin gespecialiseerd zijn. We zien in Nederland een voortgaande consolidatie met toename van het aantal dieren per bedrijf en afname van het aantal veehouderijbedrijven. Op deze grotere bedrijven kunnen veehouders, vanwege de intensivering, niet altijd alles zelf meer doen. Uitbesteden van rantsoenberekeningen ligt dan voor de hand en is op zich niet vreemd. Ten slotte verlaten veehouders zich op andere gebieden ook op de expertise van anderen, zoals bijvoorbeeld accountants of dierenartsen. Betalen voor het samenstellen van rantsoenen kan via voerverkoop of via inschakelen van een onafhankelijke adviseur. Uiteindelijk willen ze allemaal een optimaal saldo draaien voor de boer en de prijzen voor de veehouder zo scherp mogelijk houden. Op de lange termijn levert dit voor iedereen de meeste winst op.”

De rol van gras lijkt toe te nemen (percentage in rantsoen) ten opzichte van mais en andere energierijke producten. Hoe kijkt Cargill/Provimi daar tegenaan?

“Het aandeel gras was altijd al groot in Nederlandse rantsoenen, door verschuiving in derogatie van 70% naar 80% landgebruik voor grasteelt is dat nog verder toegenomen. Als derogatie komt te vervallen, zie ik het aandeel gras eerder afnemen dan toenemen. Dan gaat een deel van de veehouders meer maïs telen. Dat is uiteraard wel afhankelijk van regio en type ondernemer. Gras kan een grote rol spelen in besparing op eiwitaankoop. Anderzijds zijn opbrengsten van mais per hectare vaak hoger dan gras en met mais besparen veehouders op aanvoer van energiebronnen. Gras is in Nederland een uitstekend gewas om veel eiwit op eigen land te telen. En grazende koeien spelen een belangrijke rol in het wereldwijde imago van de Nederlandse melkveehouderij. Nutritioneel gezien zien we echter op bedrijven die veel gras voeren een lagere stikstofefficiëntie op koeniveau, omdat daarmee eigenlijk te veel onbestendig eiwit in het rantsoen zit. Vanuit dit perspectief zou het aandeel energierijke producten juist moeten toenemen om de stikstofefficiëntie te verhogen.”

Welke lessen kunnen we leren van andere grote melkveelanden, zeg Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Ierland?

“Deze landen hebben allemaal unieke kenmerken in de systemen waarin zij vee houden. Dus het is moeilijk om hieruit een eensluidende les te trekken. In de Verenigde Staten en Denemarken zien we dat productieniveaus nog een stuk hoger liggen dan bij ons, met dieren van een vergelijkbare genetische basis. Dit geeft aan dat voedingtechnisch nog vooruitgang te boeken is in efficiëntie van de productie met onze koeien. Ierland heeft van oudsher altijd veel aandacht voor een lage kostensysteem met veel grazen. Daar zien we nu juist als gevolg van de lage producties dat de efficiëntie van de dieren laag is en de uitstoot (voornamelijk van methaan) per kilo melk hoog is. Daardoor zien we nu ook de eerste plannen van de Ierse regering om de melkveestapel te verkleinen. Ik trek daar een belangrijke les uit, namelijk dat efficiëntie van productie een belangrijk factor blijft voor de toekomst.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin