Doorgaan naar artikel

Denk na over bijdrage derogatie

Zonder derogatie geldt dat er maximaal 170 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare uitgereden mag worden. Dat leidt veelal tot extra mestafzet.

Zonder derogatie geldt dat er maximaal 170 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare uitgereden mag worden. Dat leidt veelal tot extra mestafzet.

Derogatie of niet? Dat hangt sterk af van de omstandigheden. Een mogelijke toename in het koesaldo en verschil in ruwvoeropbrengst zijn cruciaal en zijn bepalend voor het financieel en economisch effect van de gemaakte keuze.

Elk jaar maken ondernemers de beslissing om zich aan te melden voor derogatie of niet. Voor velen is het geen beslissing. Uit automatisme melden ze zich aan. Want derogatie heeft onmiskenbaar voordelen. Het belangrijkste voordeel ligt in het feit dat er meer stikstof uit dierlijke mest mag worden gebruikt, afhankelijk van de grondsoort tot 250 kilo per hectare in plaats van de standaard 170.

Toch kan het zinvol zijn om aanmelding voor derogatie goed te overwegen. Erik van Gorp, senior bedrijfsadviseur bij ABAB Agro Advies, vindt dat veehouders goed na moeten denken over derogatie. “Je moet in elk geval het speelveld kennen. Als je weet welke veranderingen er te verwachten zijn, kan je beter een weloverwogen beslissing nemen.”

Met dat speelveld doelt Van Gorp op het feit dat de economisch/financiële kant van wel of geen derogatie door een groot aantal factoren wordt bepaald. Sommige zijn goed kwantificeerbaar, andere zijn lastiger vooraf in te schatten.

Mestafvoer en meer mais

Het is in elk geval zeker dat zonder derogatie meer mest moet worden afgevoerd. Dat betekent een extra kostenpost. Het niveau van de afzetprijs beïnvloedt hoe negatief dat doorwerkt. In de buurt van akkerbouwgebieden liggen de prijzen duidelijk lager dan in de vee-intensievere gebieden zoals Noord-Brabant. Zonder derogatie zal ook het aandeel mais in het rantsoen wijzigen. Immers, bij afscheid van derogatie zal een groot deel van het grasland omgezet worden in maisteelt. In derogatie moet minimaal 80% in gebruik zijn als grasland.

Meer eigen ruwvoer

Het grote voordeel van mais ten opzichte van grasland is de meeropbrengst die er gemiddeld op wordt gerealiseerd. Op grasland is dat een gemiddelde opbrengst van 11 ton droge stof terwijl een goed perceel mais zomaar richting 17 ton droge stof geeft. Dat tikt enorm door. Ook hier geldt dat het opbrengstverschil varieert van bedrijf tot bedrijf en vooral afhangt van de grondslag. “Als je op droge zandgrond zit, waar je in een droog jaar met veel moeite zoals beregenen nog niet verder komt dat 9,5 ton droge stof uit gras en deze grond wel een goede opbrengst mais kan geven, betekent dat een flink voordeel”, stelt Van Gorp.

Dat er meer mais op een bedrijf komt bij afscheid van derogatie is voor Van Gorp cruciaal. “Als je je bouwplan niet drastisch omgooit, moet je er niet aan beginnen.”

Door een hoger aandeel mais in het rantsoen zal er ook meer eiwitaankoop nodig zijn. Dat verhoogt de voerkosten, maar aan de andere kant is het voordeel dat er meer energie per kilo droge stof gewonnen wordt, het rantsoen stabieler is en dat er meer gericht eiwit kan worden gekocht. Dat betekent een hogere efficiëntie van de mineralenbenutting en daardoor en hoger BEX-voordeel.

Minder impact op intensief bedrijf

Voor intensieve bedrijven zal het economisch verschil en daarmee ook de mogelijke risico’s kleiner zijn dan voor minder intensieve bedrijven. “Dat komt omdat intensieve bedrijven toch al veel ruwvoer aankopen en dus is het aandeel snijmais in het rantsoen vaak al groot. Het effect van nog meer mais in het rantsoen is daardoor kleiner. Ook is de winst van hogere hectareopbrengsten kleiner omdat er eenvoudigweg minder hectare van gras worden omgezet in mais.” Juist door het kleinere risico zijn het vaak ook de intensievere bedrijven die nadenken over deelname aan derogatie of niet.

Onzekere factor

Een ander belangrijk aspect dat financieel grote invloed heeft is het koesaldo. Dat is het resultaat, uitgedrukt per koe, van melkopbrengsten plus omzet en aanwas minus de voerkosten en veekosten. “Er van uitgaande dat omzet en aanwas en veekosten nagenoeg gelijk blijven kun je het koesaldo platslaan tot melkopbrengsten minus krachtvoerkosten”, stelt Van Gorp. Als de melkproductie stijgt met 500 kilo melk levert dat bij een gemiddelde langjarige melkprijs van 34,5 cent € 175 op. Als daar € 125 extra voerkosten tegenover staat betekent dat € 50 extra voersaldo. “Dit is wel een duidelijke valkuil. Hoeveel reken je in als extra door de omzettingen in het rantsoen? Hier kun je jezelf enorm rijk rekenen, maar ook mogelijk voordeel van stoppen met derogatie onderschatten. Wees daarom reëel in je verwachtingen, want wel of geen hogere melkproductie is een onzekere factor.”

Wie kiest voor afscheid van derogatie en als gevolg daarvan ook niet meer kan weiden moet ook rekening houden met verlies van de weidepremie. Die wisselt per afnemer, maar het betekent zomaar 1,5 cent per liter inleveren. In die gevallen heeft afscheid van derogatie bijna altijd een negatieve uitkomst.

Wat past bij ondernemer?

Naast de economische aspecten moet je als ondernemer ook passen bij derogatie of niet. Iemand die het weiden en grasteelt prima in de vingers heeft en zo hoge gewasopbrengsten realiseert, zal er weinig baat maar ook weinig goed gevoel bij hebben om afscheid van derogatie te nemen. Ook speelt arbeid hierin een rol. Heb ik tijd voor ruwvoerteelt of besteed ik alles uit? In elk geval zijn er bij behoud van veel grasland meer arbeidspieken bij de oogst. In geval van maisteelt is er maar een piek en die wordt ook nog vrijwel altijd uitbesteed.

Voor Van Gorp is het belangrijk dat veehouders weloverwogen een besluit nemen. “Laten doorrekenen van het financieel effect voor een individueel bedrijf, met een optimistisch en een pessimistisch scenario geeft in elk geval inzicht in de marges waarover je praat. Dat kost een keer ruwweg € 350 tot € 500, maar dan weet je wel waar je het over hebt. En dan gebruik je je eigen cijfers over ruwvoeropbrengst, voerkosten en mestafzetkosten.”

Van Gorp wil geen voorbeeldberekening geven. Ook andere agrarische advieskantoren zijn daar terughoudend in omdat voorbeeldberekeningen een eigen leven gaan leiden. Om toch een indruk te geven van het financieel effect van de veranderingen geeft Van Gorp aan dat een bedrijf van 150 koeien met 80 stuks jongvee op 40 hectare grond moet ­rekenen met een effect op het financieel resultaat van -€ 6.000 tot +€ 15.000. Daarbij valt en staat het positief effect vooral met meer­opbrengst ruwvoer, hoger koesaldo en extra BEX-voordeel.

Voor- en nadelen van geen derogatie

VOORDELEN
minder voeraankoop
meer energie van eigen grond
stabieler en meer hoogenergetisch rantsoen
veelal verbetering BEX
minder arbeid teelt/voederwinning
één inkuilpiek en geen vijf.
NADELEN
meer mestafzet
meer eiwitaankoop
minder plaatsingsruimte fosfaat in kader
Wet ­grondgebonden groei
aankoop kunstmeststikstof
hogere teeltkosten mais
bodemvruchtbaarheid lange termijn

ONZEKER 
ontwikkeling melkproductie
ontwikkeling koesaldo

‘Ruwvoerproductie gaf voor ons doorslag’

In 2009 bouwden Frank, Henk en Irma Deterd Oude Weme een stal voor hun koeien. Vanwege het intensieve karakter van hun bedrijf, rond 30.000 kilo melk per hectare, werd het voor hen mogelijk interessant te stoppen met derogatie. “Toen hadden we nog 70-30 gras-mais. We zijn altijd intensief geweest. Volgens ons een voorwaarde als je wilt stoppen met derogatie”, vertelt Frank. Vader en zoon lieten destijds Bestra Advies de economische impact doorrekenen. “Het beste was alles omzetten in mais. Dan win je het meest in voer­opbrengst per hectare, voor ons 6-8 ton droge stof per hectare meer, en de verwachting was dat ruwvoer duur zou worden.”
In 2011 stopte het bedrijf met derogatie. Toch is niet alles in mais gezet. Die stap was net even te groot. En met rond 25% gras in het rantsoen kunnen ze bijna jaarrond eerste en tweede snede voeren. “Met 80% gras gaat ook de zomerkuil en het herfstgras door je koeien.”
De efficiënte bedrijfsvoering geeft hoog BEX-voordeel: 26% op fosfaat en 22% op stikstof. “Als we nog derogatiebedrijf waren geweest, denk ik dat ons BEX-voordeel lager zou zijn en dat we net zoveel mest zouden moeten afvoeren als nu. Dat wordt overigens wel een behoorlijke post. Met afzet van ruim 3.000 kuub tegen € 12 per kuub, inclusief € 3 voor monsteren en uitrijden, al zo’n € 36.000 per jaar.
“Bij zoveel mais moet je eiwit kopen en wat structuur. We voeren een kilo soja meer dan in het verleden en ook tarwegistconcentraat. Toch kunnen we ons in boekhoudoverzichten op krachtvoerkosten meten met bedrijven die extensiever zijn.”
De mais wordt in wisselbouw geteeld met een tussenjaar akkerbouw. De grond wordt dan geruild met een akkerbouwer die zorgt dat het land, uiterlijk eind augustus vrij is. Meestal worden er aardappelen geteeld, soms ook graan. “Dat geeft ons de gelegenheid om vroeg gras in te zaaien zodat we het jaar erop een volledige eerste snede mee pakken.” Als het grasland in maisland wordt omgezet maait Deterd de eerste snede en zet dan de frees erin.
Ook wordt er 10 hectare rietzwenkgras geteeld. Deterd startte destijds met 3 hectare als structuurbron, maar uit kuilmonsters bleek dat dit gras het meeste eiwit en ook de meeste opbrengst geeft.
Omdat er nog wel grasland is, denken ze na over opnieuw starten met beweiding. De meerprijs bij DOC is nu € 1,75 per 100 kilo melk en dat begint toch wel de moeite waard te worden. Of ze er ook echt mee beginnen is nog niet zeker. Er spelen meer factoren. “We melken drie keer per dag, dus daar moeten we nog wel een en ander voor inrichten. En de constantheid van je rantsoen is dan ook weg.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin