Doorgaan naar artikel

Hard melken alleen op verantwoorde wijze

Afbeelding

Foto: Michel Velderman

Met de extreemhoge melkprijzen rekent het gemakkelijk om hard te melken. Veehouders hebben meerdere knoppen om aan te draaien waarbij de ene sneller resultaat geeft dan de andere. De basis is en blijft veel en goed ruwvoer.

Met de huidige melkprijzen is het interessant om te werken aan een hogere melkproductie, ofwel hard melken. Teun Sleurink, eigenaar van adviesdienst Dairy Tuner en internationaal actief, nuanceert het begrip ‘hard’. “Een dier realiseert een hoge productie met een goede gezondheid en lactatiestatus. Elke 400 gram droge stof boven de onderhoudsbehoefte is goed voor een kilo melk. Dus die marge zit altijd wel goed.”

Sleurink benadrukt het belang van een hoge drogestofopname door optimale omstandigheden rond de voeropname. Dat betekent minimaal 12 keer per dag aan het voerhek kunnen komen, geen lege voergang treffen, niet kunnen selecteren en geen concurrentie; er moet 24/7 fris voer liggen, mét een optimale deeltjeslengte. “Een koe moet bij elke vreetbeurt 2 tot 2,5 kilo droge stof kunnen opnemen. Eén voerbeurt minder is 5 kilo melk missen.” Het effect van open plekken en zelfs korte momenten van geen voer, is niet te onderschatten; uit onderzoek blijkt dat door de onrust die dat veroorzaakt de koe wel tot 1,8 maal minder gaat liggen. “Als ik op een bepaald moment alle koeien aan het voerhek zie staan, maak ik me echt zorgen.” Sleurink benadrukt dat de huidige topbedrijven opnames van 27 tot 29 kilo behalen, goed voor 45 kilo melk en meer. “Op die bedrijven klopt alles. Is dat niet het geval, dan kan hard voeren averechts werken met gezondheidsproblemen tot gevolg”, waarschuwt Sleurink.

‘Randvoorwaarden moeten kloppen’

Ook Herke Pijl, voeradviseur bij Agrifirm, geeft aan niet zomaar aan de voerknop te draaien om harder te voeren. “Eerst moeten de randvoorwaardes kloppen. Denk aan vruchtbaarheid, ruwvoerkwaliteit en stalmanagement.” Volgens hem zit daar juist de crux. “Bedrijven die hard melken hebben goed ruwvoer, doen elke dag hetzelfde en alles is consistent. Als je dan gas geeft, ga je ook echt meer melken.” Soms zit het in eenvoudige dingen, zoals bijvoorbeeld tijdig of netjes aanschuiven van het voer. Wanneer de krachtvoergift wordt verhoogd, moet dit in verhouding blijven met de ruwvoeropname. Door telkens kleine stapjes omhoog te zetten en de koeien te monitoren is te bepalen waar het optimum ligt. “En blijf ook telkens de calculatie voor het voersaldo maken.”

Het voersaldo is het melkgeld minus voerkosten. Berekenen kan van dagelijks tot één keer per jaar, afhankelijk van de beschikbare (actuele) gegevens. Pijl ziet dat veehouders vandaag vaker naar dit voersaldo kijken, ten koste van voerkosten per 100 kilo melk. “Bij deze hoge prijzen is het gevoel bij voerkosten weg. En harder en duurder voeren is niet erg als er meer melk voor terugkomt.”

Mogelijkheden voor meer melk

In landen als de Verenigde Staten wordt totale melkproductie ook met meer of minder koeien gestuurd. Met productieplafonds, hoge vaste kosten en cultuur van eigen aanfok is die sturingsmogelijkheid er in Nederland nauwelijks. Verhogen of verlagen van de productie gebeurt daarom vooral op koe-niveau.

Hieronder staan de mogelijkheden die veehouders hebben om meer melk uit de koeien te krijgen. Daarbij is het goed om rekening te houden met de fosfaatklassen. Meer melk per koe kan een hogere fosfaatexcretie betekenen, waardoor extra fosfaatrechten nodig zijn. Als de productie met 900 kilo per koe stijgt, betekent dat bij 100 melkkoeien al 290 kilo fosfaat extra (zie tabel). Met de huidige melkprijzen is dat geen probleem, maar tijden kunnen ook veranderen. Huur van rechten is in dat geval flexibeler dan koop.

1. Driemaal daags melken

De snelste mogelijkheid om meer melk te produceren is driemaal daags gaan melken. Een redelijk betrouwbare vuistregel is dat daarmee de productie met 10% is te verhogen. Daar tegenover staan wel extra kosten voor arbeid, naast vanzelfsprekend kosten voor extra (kracht)voer.

Melkveehouders die drie keer daags melken overwegen, moeten wel rekening houden met bijkomende consequenties. Verplichtte uren naar buiten voor de weidegangpremie is moeilijker inpasbaar als de koeien drie keer daags gemolken worden. Ook is het bedrijf afhankelijk, en daarmee kwetsbaar, van de beschikbaarheid van extra arbeid. Kosten per melkbeurt vallen hoger uit als het maar korte perioden zijn dat iemand moet komen. Een te lange tijd in de wachtruimte is een aandachtspunt want dat werkt contraproductief op de voeropname en dus de productie.

Drie keer daags melken is echter geen keuze die voor het leven wordt gemaakt; melkveehouders kunnen met de maatregel inspelen op veranderende prijzen. In tijden van hoge melkprijzen en/of lage voerprijzen, is het relatieve voordeel immers groter.

2. Aangepaste voerstrategie

Het aanpassen van de voerstrategie kan ook snel tot meer melk leiden, maar het effect is sterk bedrijfsafhankelijk. De vuistregel ‘2 kilo melk door 1 kilo extra krachtvoer’ rekent bij de huidige melk- en mengvoerprijzen altijd rond. Dat heeft vooral in de eerste 100 dagen een positief effect op de melkgift. Naast extra voer is het rantsoen ook geconcentreerder te maken.

Toch waarschuwen voerdeskundigen dat het opentrekken van de voerschuif met beleid moet gebeuren. Het is belangrijk dat het rantsoen in balans blijft en de omstandigheden voor een hogere productie goed zijn. Dat vraagt een inschatting van de eigen situatie en op welke manier het beste harder of intensiever gevoerd kan worden.

Verder hebben bedrijven met de hoogste melkproductie koeien die veel droge stof op kunnen nemen. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het ruwvoer en de beschikbaarheid (24 uur per dag), maar ook moeten de omstandigheden in de stal optimaal zijn. Denk daarbij aan een gezond klimaat, voldoende en schoon drinkwater, lage infectiedruk en voldoende lig- en vreetplaatsen.

3. Vervangen ondereind

Bij een hoge melkprijs kunnen ook koeien met lage producties positief bijdragen aan het voersaldo. Dat neemt niet weg dat het hoogste rendement is te halen met koeien met een hoge en efficiënte melkproductie. Extra uitstoot van het ondereind is dus interessant, zeker gezien de hoge opbrengsten van slachtkoeien.

De beschikbaarheid van extra eigen jongvee is echter niet in een dag verhoogd, dus in veel gevallen betekent dat aankopen van vaarzen. Voor sommige veehouders is dat een zakelijke afweging, voor andere tellen aspecten als gezondheid en aanfok uit de eigen veestapel zwaarder.

Minder snel maar op termijn bijdragend aan een hogere productie is gezond en goed opgefokt jongvee. De lijstjes zijn bekend; het begint met voldoende en kwalitatief goede biest en eindigt bij het afkalven op 22 tot 24 maanden leeftijd. Bekend is dat gezonde vaarzen met die leeftijd meer melk geven en een hogere levensproductie hebben.

4. Optimaliseren omstandigheden

Optimaliseren van de stal en omgeving helpt de productie te verhogen en is zelfs een randvoorwaarde om het maximale uit de koeien te halen bij veranderen van het voerregime. Het is wel een zaak van de langere adem en het verband tussen maatregel en resultaat is vaak niet meetbaar.

Voldoende ruimte en volume in de stallen is voor veel aspecten nodig, zoals het klimaat en de infectiedruk. Een investering die bij kan dragen aan een betere gezondheid en resultaten is een aparte transitiestal. In stallen met beperkte inhoud helpen ventilatoren en actieve koeling het klimaat verbeteren, vooral tijdens warme dagen. Om hittestress te voorkomen is een scala aan maatregelen mogelijk, zoals koelen tot aanpassingen van het rantsoen.

Schoon en voldoende water is essentieel voor een hoge melkproductie. Koeien kunnen tot wel 200 liter per dag opnemen. Dat bekent voldoende drinkplaatsen en ruimte om te drinken. De plaats en uitvoering in de stal zijn bepalend. Ook drinkplaatsen buiten moeten aan de hoogste eisen voldoen.

Meerdere kengetallen geven inzicht

Een internationaal kengetal om beslissingen te nemen op basis van kosten en opbrengsten is IOFC, of income over feed costs. Het is het bedrag dat van het melkgeld overblijft na aftrek van de voerkosten. In onder andere de Verenigde Staten en Oceanië wordt op basis van IOFC een break-even opbrengstprijs of voerprijs bepaald. IOFC is feitelijk hetzelfde als het Nederlandse voersaldo.
Een andere systematiek is een cashflow-analyse. Daarmee wordt een break-even berekend tussen productiekosten en de cashflow uit de melkinkomsten. Aan het einde van het jaar worden alle financiële gegevens verzameld om terug te kijken en een prognose te maken voor het komend jaar. Uit de analyse kan blijken dat het bedrijf te weinig melkinkomsten genereert of dat de belangrijkste uitgaven zoals voer en arbeid uit de pas lopen. Deze toepassing lijkt veel op de manier waarop in Nederland de marge wordt berekend. Dat is immers het resultaat van de opbrengsten en alle kosten (kritieke melkprijs). Een verschil is dat de break-even-methode meer operationeel wordt gebruik.
In deze voorbeeldberekening gaat de veehouder 900 kilo meer melken bij een melkprijs van € 0,60 per kilo. Na aftrek van de extra (kracht)voerkosten resteert een extra voerwinst van € 423 per koe. Als ook rekening wordt gehouden met een hogere fosfaatklasse, blijft onder de streep nog altijd € 339 per koe over.

‘Hard melken is veel droge stof in de koe zien te krijgen’

Met een productie van 12.300 kilo per koe profiteert Jacob van der Zijl goed van de hoge melkprijs. De hoge productie is al eerder ingezet.
Van der Zijl zit in maatschap met zijn ouders. Ze houden in Makkinga (Fr.) 120 melkkoeien met 50 stuks jongvee op 62 hectare. Hij werkt nog deels buiten de deur als voeradviseur bij een mengvoerbedrijf.“Drie jaar geleden hebben we een nieuwe stal gebouwd met meer comfort, melkrobots en we zijn gemengd gaan voeren”, vertelt de melkveehouder. In een paar jaar steeg de productie van 9.500 naar 11.000 kilo per koe. “Dan zit je in de hogere fosfaat-klasse en is het interessant door te zetten.”
De basis zit volgens de ondernemer in ruwvoer: goed voer dat continu beschikbaar is. Ze krijgen het voer via een PMR-rantsoen. “Hard melken is niet anders dan veel droge stof met veel VEM in de koe krijgen. En ook als de koeien buitenlopen moeten ze binnen direct voer vinden.” Hij schat dat het aandeel krachtvoer is gestegen van 40 naar 50%. Meer is niet wenselijk. “Veel krachtvoer is niet gezond, het moet in balans zijn met het ruwvoer.”
De hoge melkprijs is voor de ondernemer een extra stimulans om de melkproductie op een hoog niveau te houden. Hij rekent met 1 kilo krachtvoer voor 2 kilo melk. “Bij een krachtvoerprijs van € 40 rekent het nog altijd heel goed.” Het optimum blijft hij volgen via het voersaldo, dus melkopbrengsten minus voerkosten. “De koe krijgt wat ze nodig heeft. Nu is dat 34 kilo krachtvoer per 100 kilo melk.” Dat is iets hoger dan het sectorgemiddelde maar de veehouder benadrukt dat het om de efficiëntie van omzetting gaat. “Die is niet anders dan op bedrijven met een lagere melkproductie.”
De vraag is wat de ondernemer doet als de melkprijs weer gaat dalen. “In een hoge fosfaatklasse is het interessant om hard te blijven melken”, heeft hij als uitgangspunt. Daarbij kijkt Van der Zijl wel kritisch naar het voersaldo van individuele koeien. “Op dit moment kan een koe die 10 kilo melk geeft nog uit. Dat is bij een andere verhouding tussen opbrengsten wel anders.” Selectie is überhaupt een aandachtspunt op het bedrijf omdat koeien relatief lang blijven lopen, met als gevolg druk op de vruchtbaarheid.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin