Doorgaan naar artikel

‘De Nederlandse melkveehouder mist marge’

De Nederlandse melkveehouder mist marge

Foto: Herbert Wiggerman

Volatiliteit blijft een risico, maar de langetermijnperspectieven voor de zuivel zijn positief, meent Kevin Bellamy van Rabobank. Nederlandse melkveehouders en hun coöperaties kunnen het wel beter doen.

Nederlandse melkveehouders kunnen de komende 5 jaar een globaal gezien positieve zuivelmarkt tegemoet zien. Ze kunnen hun gemiddelde prestatie echter verder verbeteren door minder te focussen op volume en meer op marge, zoals collega’s in andere EU-landen ook doen. Uitvloeisel daarvan is dat ze ook beter luisteren naar de markt. Helaas helpt de garantieprijs van FrieslandCampina daar niet bij. Dit zegt Kevin Bellamy, tot voor kort ‘chief-zuivelanalist’ en nu hoofd van de afdeling zuivel bij Rabobank.

Waar zijn de Nederlandse melkveehouders niet kien genoeg op?
“Je ziet verschillen in gedrag. In de meeste Europese landen zijn boeren vooral margegedreven bezig. Met betere communicatie van hun zuivelbedrijven zou dat nog beter kunnen. In Nederland zijn de melkveehouders vooral volumegedreven bezig. Spreek je met andere Europese melkveehouders, dan hoor je bij hen daar vaak verbazing over. ‘Die Nederlandse boeren zijn nuts’, hoor je dan. Ik zou het niet zo zeggen, maar ergens hebben ze een punt. Er moet meer op marge worden gelet, te meer omdat Nederland geen goedkoop productieland is. Juist hier moeten boeren het hebben van waardecreatie.”

En dan krijgen ze volgens u van de coöperatie ook nog niet altijd de juiste terugkoppeling. FrieslandCampina is nog wel zo trots op haar garantieprijssysteem.
“Prijs is niet altijd een goed communicatiemiddel voor de sturing van de melkproductie. Coöperaties streven vaak naar een zo hoog mogelijke melkprijs voor de leden. Daar werkt de garantieprijs wel voor, maar voor het eerste niet. De garantieprijs is een mandje van prijzen, met deels al uitbetaalde prijzen en deels verwachte prijzen. Om goed te sturen op productie, en zo waardeverlies te voorkomen, zijn aanvullende communicatiemiddelen nodig.”

Welke?
“Dat is aan de coöperaties, maar in een volatiele markt is kortetermijncommunicatie erg belangrijk. In Nederland is er soms een te groot ­volume-aanbod, wat tegen te lage prijzen moet worden verkocht. De Fransen doen het anders en laten zien hoe dat moet. Je ziet het terug in de mate van waardecreatie. FrieslandCampina doet het vergeleken met veel Duitse bedrijven goed, maar het is niet de top. Dat is Sodiaal. Die haalt veel meer geld uit een liter melk.”

Rond het einde van de quotering was geen kruid gewassen tegen de productiedrang van melkveehouders.
“Dat was lastig. Coöperaties zaten in een spagaat. Ze moesten investeren om de extra melkaanvoer op te vangen, maar de boeren waren niet of amper bereid er meer geld in te steken. Zij wilden hun geld ­gebruiken voor uitbreiding van de stallen. Het is niet puur of vooral een Europees probleem. Je ziet het ook bij Fonterra. De vraag is dan: waar moet een coöperatie het extra geld vandaan halen om verder te investeren in verwerkingscapaciteit? Als coöperatie wil je jezelf niet in de uitverkoop doen. Een oplossing is meer vreemd geld aantrekken, maar geen zeggenschap weggeven.”

Marge is essentieel, maar voor extra melk is dus nog wel ruimte op de wereldmarkt?
“Zeker. Alle indicatoren geven aan dat de komende jaren nog heel veel extra vraag is te verwachten naar zuivel. China blijft een heel belangrijke importeur, maar de groei van de markt daar zwakt af. Het wordt de komende jaren een meer normale markt, maar weersomstandigheden en productiekosten kunnen de importbehoefte van jaar op jaar nog wel doen schommelen.”

U bent positief over de situatie op de zuivelmarkt als geheel, zeker voor de lange termijn. De vraag blijft groeien. Toch nemen ook de risico’s toe van plotselinge verstoringen. Hoe moeten boeren dan hun weg vinden?
“Ten eerste hebben ze een beter begrip nodig van wat er om hen heen gebeurt. De volatiliteit van de markt is groot. Boeren moeten zelf vaardigheden ontwikkelen om de wereld om hen heen beter in de gaten te houden. Daarnaast moeten zuivelbedrijven, zoals gezegd, hen beter en tijdiger op de hoogte houden zodat ze maatregelen kunnen nemen. Daarnaast moeten melkveehouders meer bufferen, en minder schulden aanhouden. Verder moeten ze de ontwikkelingen op gebied van duurzaamheid goed in de gaten houden, produceren wat de maatschappij vraagt. Ten slotte moeten ze de veranderingen in het Europese landbouwbeleid (GLB) volgen.”

Dat is een hele opdracht, maar wat moeten ze doen qua risicomanagement? In de voorbije jaren is vaak gezegd dat ze ook de termijnmarkt op moeten om zich beter in te dekken.
“Het lijkt me voor boeren zelf lastig om daar in te stappen. De termijnmarkt is iets voor tussen de RFC’s en Arla’s van deze wereld en de Unilevers en Nestlé’s. Voor boeren is het te gecompliceerd en te veel werk. Zoiets moet je collectief doen. De leden van Dairy Farmers of America (DFA) doen het goeddeels via hun coöperatie. Ze dekken ongeveer 12% van hun melkvolume af op de termijnmarkt.”

Niet meer?
“Er moet natuurlijk wel een bepaalde liquiditeit zijn op de termijnmarkt, maar je ziet dat dit het volume is waarmee wordt gewerkt. Je haalt de piekrisico’s eruit en legt je toch niet te zwaar vast om plussen te missen.”

Analisten kunnen niet altijd helpen, want die zitten er net zo goed naast.
“De mate van volatiliteit van de markten heeft ook ons verrast. De schommelingen in de markt zijn veel sneller en onverwachter dan ook wij hadden voorzien.”

Hoe is dat te verklaren?
Dat komt deels door wat is genoemd: dat de productie niet goed is ­afgestemd op de vraag, doordat markten niet altijd even transparant zijn en doordat boeren niet altijd de juist terugkoppeling krijgen. Sinds het einde van de quotering is de Europese melkproductie sterk gestegen. Dat heeft de markt moeten verwerken, maar omdat het ­eiwitdeel minder goed bleek af te zetten, heeft dit tot verstoringen geleid. Tegelijkertijd groeide de vraag naar melkvet harder dan ­gedacht. Melkveehouders hebben hier niet op tijd de juiste signalen over gekregen. Daar komt bij dat deels nog centraal geleide markten als China en Rusland niet altijd even open en transparant zijn.”

Wat moeten we verwachten van China? Wordt het niet zelfvoorzienend?
“Dat is niet te verwachten. De eigen melkproductie daar zal de komende jaren met hooguit 1 tot 1,5% groeien, terwijl de vraag sterker toeneemt. Verder zijn er andere markten waar de melkconsumptie zal toenemen, vooral in Zuidoost-Azië en in Afrika. India wordt ook vaak genoemd als een mogelijke exportmarkt, maar dit land – de grootste zuivelproducent ter wereld – heeft een moeilijke markt, met miljoenen ‘heilige’ koeien, die je niet mag slachten en moeilijk efficiënter kunt inzetten. Ook is de zuivelmarkt erg beschermd.”

U noemt kansen. Wat zijn de grootste risico’s?
“De risico’s zijn naast de al genoemde volatiliteit gelegen in de geo­politiek, de Brexit – waardoor de interne markt van de EU anders en kleiner wordt, veranderingen in handelsverdragen zoals de NAFTA en opkomende protectionisme. Het zijn allemaal ontwikkelingen die de handelsstromen kunnen verstoren.”

Zijn dat ook de zaken die de grote zuivelbedrijven bezighouden?
“Als je de CEO’s van de grote zuivelbedrijven vraagt wat hen ’s nachts echt wakker houdt, dan is het duurzaamheid. Daar zitten ze het meest over in, en dan vooral over de vraag hoe om te gaan met de ngo’s (milieu- en dierenwelzijnsorganisaties), waarvan sommige echt tegen de zuivelsector zijn. Je ziet dat mede onder hun invloed de markt voor zuivelvervangers sterker is geworden. Je ziet al dat een bedrijf als Danone een beetje weg beweegt van zuivel. De overname van het Amerikaanse Whitewave (dat zuivelvervangers maakt, red.) veel heeft losgemaakt. Ook andere producenten van zuivelvervangers maken een goede groei door.”

Daar staat de herwaardering voor melkvet tegenover.
“Klopt. Je ziet dat margarinefabrikanten het daardoor moeilijk hebben. Hun product heeft lang de wind mee gehad. Dat is helemaal ­gekeerd ten voordele van boter. De eiwitten hebben het in sommige marktsegmenten in de zuivel moeilijker, maar er zijn nog voldoende nieuwe kansen. Ondertussen doet de zuivel het heel goed als het gaat om werken aan duurzaamheid en imago. De bedrijfstak loopt ver vooruit op de vleessector en sommige plantaardige sectoren.”

Kevin Bellamy trad in 2011 in dienst bij de Rabobank. Eerst als senior zuivelanalist, nu is hij Global Sector Head Dairy. De in Groot-Brittannië geboren Bellamy heeft een lange zuivelcarrière achter de rug. Zijn kennismaking met de melkveehouderij dateert van de tijd dat hij een farm hand werd op een Zuid-Engels melkveebedrijf. Geleidelijk klom hij op en werkte bij de Britse Milk Marketing Board en de UK Milk Development Council. Vervolgens werd hij CEO van het GDT-platform van Fonterra. Vanuit die positie maakte hij de overstap naar de Rabobank.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin