Na enkele ontspannen jaren kent de mestmarkt weer oplopende prijzen. Een belangrijke reden is het wegvallen van plaatsingsruimte waardoor veehouders meer moeten afvoeren. Op een deel van de bedrijven hakt dat er aardig in.
Jarenlang was mestafzet voor de melkveehouderij nauwelijks een item. Weliswaar moeten intensieve bedrijven een deel van de mest afvoeren maar dat gaat gemiddeld tegen niet al te hoge kosten. Afvoerkosten via de intermediair schommelen in de overschotgebieden over het jaar heen tussen de € 12 en € 18 per ton. Veel veehouders plaatsen een deel of alle mest dichterbij huis waardoor lagere tarieven gelden.
Dat blijkt ook wel uit de cijfers van Flynth. De gemiddelde mestafzetkosten zijn gedaald en schommelen de laatste jaren tussen de € 0,55 en € 0,60 per 100 kilo melk (zie grafiek). Voor het bedrijf met 2 miljoen kilo melk is dat zo’n € 11.000 per jaar.
Na jaren van ontspanning op de mestmarkt is er sinds dit jaar een kentering. Met name voor rundveedrijfmest worden in het voorjaar fors hogere prijzen gevraagd dan voorgaande jaren. Prijzen van € 20 per ton of meer in het zuidoosten en oosten zijn geen uitzondering. Dat is euro’s meer dan andere jaren in dezelfde periode. Overigens speelt het weer zoals altijd een belangrijke factor in de mestmarkt en zeker dit voorjaar.
Afbouw van derogatie
Een belangrijke reden is het afbouwen van derogatie tot 2026 met dit jaar 10 kilo stikstof per hectare. In Natura2000-gebieden, waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden is derogatie dit jaar al niet meer mogelijk. Een deel van de rundveehouders voert daarom dit jaar al meer drijfmest af dan voorgaande jaren wat ook duidelijk merkbaar is in de markt.
Mestadviseur Jaap Uenk schat dat door de afbouw van de derogatie alleen al het aanbod rundveedrijfmest de komende jaren kan oplopen tot 11 miljoen ton extra mest. “Ik ga dan uit van een gelijk aanbod als vorig jaar. Het komt vooral door minder plaatsing op zowel de bedrijven zelf als bij akkerbouwers.”
Verder moeten ondernemers rekening houden met metersbrede bufferstroken naast sloten. Deze mogen met de aanpassing in het mestbeleid dit jaar niet bemest worden, ongeacht deelname aan het GLB. Op vrijwillige basis kan in de eco-regeling gekozen worden om de stroken nog breder te maken. Ook de optie ‘groene braak’ in die regeling wordt regelmatig gekozen. De mestplaatsingsruimte vervalt volledig voor het oppervlak waar deze eco-regelingen worden toegepast.
Vorig jaar profiteerde de mestmarkt nog van de hoge kunstmestprijzen. Drijfmest werd daardoor een goedkoop alternatief en vond gretig aftrek. Inmiddels zijn kunstmestprijzen gedaald en zijn akkerbouwers ook wel de wat hogere prijzen gewend. In het algemeen krijgen akkerbouwers dichtbij de productiegebieden de mest gratis; op wat grotere afstanden moeten hangt er nog wel een prijskaartje aan.
Gevolgen voor bedrijven
De impact van de hogere mestafzetkosten zijn vanzelfsprekend sterk afhankelijk van de eigen situatie. Als afzetkosten gemiddeld € 5 per ton stijgen zijn er altijd veehouders die minder of meer betalen. Er zijn verschillen tussen regio’s en individuele mogelijkheden voor afzet in de regio of verwerking. In het algemeen gaan de meest intensieve bedrijven in de concentratiegebieden in het oosten en zuiden het het hardst voelen in de portemonnee.
In de cijfers van Flynth zijn de cijfers vorig jaar al licht gestegen naar € 0,64 per 100 kilo melk. Van alle kostenposten zijn het geen uitzonderlijke bedragen maar zoals altijd zijn verschillen tussen bedrijven groot, en daarmee ook de impact. Flynth rekent voor het wegvallen van derogatie met een kostenstijging van € 1 tot € 3 per 100 kilo melk voor extra mestafvoer en aanvulling met kunstmest. Voor een bedrijf met 2 miljoen kilo melk is dat € 10.000 tot € 30.000 per jaar aan extra kosten.
Zoals bij alle relatief kleine kostenposten is het de stapeling die het probleem maakt: bedrijven zien ook hogere kosten door dure grondstoffen, energie en rente. Bedrijven in de categorie hoogste kritieke melkprijs kunnen hogere kosten voor mestafzet er niet bij hebben. Ongeveer 70% van de bedrijven heeft volgens Flynth een melkprijs boven de 40 cent nodig om alle kosten en uitgaven te kunnen voldoen. Bij 50% is dat zelfs 43 cent; net zoveel als de langetermijnprognose melkprijs.
Om de impact te beperken adviseert sectorleider melkveehouderij Hans Scholte te kijken naar de Subsidieregeling voor Blijvend Grasland (open van 19 juni tot en met 18 juli) en/of een voorziening te vormen per 31 december 2022. Vanwege de goede resultaten van 2022 is dat extra gunstig.
Lagere excretienormen
Uiteraard bepaalt de eigen mestsituatie voor een belangrijk deel de afzetkosten nu en de komende jaren. Volgens Ap van der Bas, adviseur Mest en Mineralen bij DLV Advies, hebben veehouders zelf aardig wat mogelijkheden om de mestafzetkosten te drukken. De belangrijkste staan in het kader. Hij ziet vooral lagere excretienormen binnen handbereik liggen. “Met BEX is vaak meer mogelijk dan mensen doorhebben. Over het algemeen weten intensieve veehouders dat wel maar nu krijgen meer veehouders te maken met meer mestafzet.” Een bijkomend voordeel noemt hij dat veehouders de organische stof en andere waardevolle mineralen op het bedrijf houden.
Van der Bas ziet grote verschillen tussen vergelijkbare bedrijven. Hij ziet voor ongeveer vergelijkbare bedrijven met een omvang van met 120 koeien en 60 hectare grond zo 500 tot 1.000 kuub verschil in mestafzet per jaar. Voor een dergelijk bedrijf rekent hij voor elke procent BEX-voordeel met 50 kuub minder afvoer. Met een lager ureum verlaagt de forfaitaire productie direct, ook dit scheelt circa 50 kuub per punt ureumverlaging. “Met overtollig jongvee eruit en een hogere productie per koe (bij gelijke bedrijfsproductie) is ook nog 200 kuub te pakken.”
Nieuw evenwicht vinden
Experts zijn somber over de ontwikkelingen voor de komende jaren, zeker als de gevolgen van de afbouw van derogatie steeds meer voelbaar zullen zijn. Grote ontwikkelingen als de impact van stoppersregelingen, een nieuwe mestwet en verwerking/vergisting (groen gas) zijn een aantal bepalende factoren hoe vraag en aanbod zich gaan ontwikkelen. Toch is de algemene verwachting dat de mestmarkt opnieuw een evenwicht gaat vinden met ruimte voor ontspanning. De wens voor circulaire landbouw en dure of maatschappelijk ongewenste kunstmest maken dat drijfmest een gewenst product blijft voor de Nederlandse akkerbouw.
Mestvergisting is volgens Uenk voor de melkveehouderij een belangrijke ontwikkeling voor de lange termijn die de tijd mee heeft. De overheid wil tegen 2030 minimaal immers 2 miljard kuub groen gas bijmengen in het bestaande aardgasnet. “Vooral voor grote bedrijven is dat een interessante route.” De digestaat leent zich prima om – bij goedkeuring – eventueel te bewerken tot een stikstof-kunstmestvervanger (‘renure’). De fosfaatrijke dikke fractie kan op eigen bedrijf worden benut of als overschot na bewerking worden geëxporteerd. Hij schat dat het volume rundveemest met ongeveer 20% kan verminderen.