Melkveehouders hebben meerdere manieren om fosfaatrechten over te dragen met elk voor- en nadelen. Een samenwerking biedt in potentie voordelen maar komt door de risico’s en beperkingen nog weinig voor.
Sinds de invoering van het fosfaatstelsel en overdracht van fosfaatrechten mogelijk is, zijn al veel kilo’s fosfaat van eigenaar gewisseld. Voor de melkveehouderij lijkt het ‘business as usual’ aangezien in het quotumtijdperk overdracht de gewoonste zaak van de wereld was.
Volgens Arjo van Velthoven, adviseur productierechten bij Agrifirm Exlan, komt reguliere koop nog veruit het meeste voor. “Tenminste, tot aan de uitbraak van de corona. Nu wordt er wel gehandeld maar minder dan voor die tijd.” Al eerder kreeg de handel een tik door verhoging van de korting bij overdracht van 10 naar 20%.
Van Velthoven merkt dat de meeste veehouders wel scherp hebben wat ze willen en kunnen. Dat geldt zeker bij de reguliere koop en lease, waar Exlan zich met name op richt. De prijs en fiscale aspecten kunnen wel een spelbreker zijn. “Lastig is het soms wat de regels zijn rondom de verwantschap bij kortingsvrije overdracht.”
In grote lijnen gaat de overdracht van fosfaat hetzelfde als destijds bij melkquotum. In de praktijk zijn er vier typen overdrachten: via koop, lease, huur met koopoptie of een samenwerkingsovereenkomst.
Elke vorm van overdracht heeft voor- en nadelen of brengt risico’s met zich mee. Deze worden in dit artikel langsgelopen met juriste Rianne van Bommel en fiscalist Erik Marcus, beiden van Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau.
Koop en lease
De meest gangbare en voorkomende type fosfaatoverdracht is via koop. Er wordt een prijs afgesproken, er vindt een eenmalige afroming plaats van 20% en verkoper en koper wisselen van eigendomsrecht waarbij de registratie bij RVO.nl bepalend is voor het moment van het kunnen benutten van de rechten.
Net als bij melkquotum is ook lease van fosfaatrechten redelijk standaard. Met lease kan de verhuurder de fiscale druk verlagen. Vergeleken met koop spreidt de koper de financiële verplichtingen over meerdere jaren en meestal is geen financiering nodig. Bij een leaseovereenkomst zijn en blijven de fosfaatrechten eigendom van de verhuurder. Alleen het gebruik van de fosfaatrechten wordt afgestaan aan de leasende ondernemer. Na afloop van de leaseperiode draagt de leasende partij de fosfaatrechten dus weer over aan de eigenaar. Mits de lease in hetzelfde kalenderjaar wordt beëindigd, en het gebruik van de rechten dus terugkomt bij de verhuurder, wordt maar één keer de korting van 20% toegepast.
Anders is het als er een langere leaseperiode wordt afgesproken. Worden de fosfaatrechten voor meerdere jaren verleased, dan vindt twee keer een afroming van 20% plaats: De korting gebeurt bij de overdracht van de fosfaatrechten in het eerste jaar en in het jaar wanneer de fosfaatrechten weer teruggaan naar de verleaser, tenzij er op dat moment geen korting meer plaatsvindt bij een overgang van fosfaatrechten.
Huur met een koopoptie
In de praktijk spreken partijen bij langdurige huurovereenkomsten een optie van koop af bij einde van de huurovereenkomst. De huurder betaalt dus gedurende de looptijd van de overeenkomst een huurvergoeding voor het gebruik van de rechten en heeft het recht bij het einde van de overeenkomst te beslissen om al dan niet de rechten te kopen. Partijen maken afspraken over welke wijze zij die prijs te zijner tijd bepalen als de huurder besluit gebruik te maken van de koopoptie. Als de koopprijs al door partijen wordt vastgesteld bij het begin van de huurovereenkomst zal de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat sprake is van een economische overdracht van rechten. De verhuurder moet dan direct inkomstenbelasting betalen. Dat is echter veelal niet de bedoeling van de verhuurder. Markus: “Het is dus opletten op welke wijze de koopoptie geformuleerd wordt.”
Zoals gezegd worden ook bij huur voor een langere periode dan één kalenderjaar de fosfaatrechten bij de start in beginsel met 20% afgeroomd. Als aan het einde van de periode de rechten verkocht worden aan de huurder is geen sprake van een overgang in de zin van de Meststoffenwet. De rechten staan al op naam van de huurder. Hij koopt de rechten en deze blijven dus op zijn naam staan bij RVO.nl. Afroming blijft achterwege. Alleen als de rechten teruggaan naar de verhuurder moet weer 20% worden ingeleverd, tenzij de korting op dat moment is afgeschaft.
Discussie over registratie
Voor de verhuurder is huur met een koopoptie interessant omdat niet tegen de hoogste tarieven in de inkomstenbelasting moet worden afgerekend. De verhuurder spreidt als eigenaar van de rechten de belastingdruk over meerdere jaren. Het optimaal benutten van de fiscale heffingskortingen kan zijn voordeel nog vergroten.
Het grootste risico van deze overeenkomst is dat de hurende partij in de financiële problemen komt of komt te overlijden. De fosfaatrechten staan op naam van de huurder geregistreerd. De verhuurder moet bewijzen dat de rechten niet van de huurder zijn. Dit kan uiteraard door middel van een akte van de huurovereenkomst.
Daarnaast is in de vakliteratuur volgens Van Bommel nog steeds discussie over de vraag wat de registratie van het productierecht in de registers van RVO.nl betekent. “Betekent deze registratie ook dat de rechten behoren tot het vermogen van de huurder, ondanks de aanwezigheid van een huurovereenkomst? Veel jurisprudentie hierover is niet beschikbaar.”
Samenwerkende partijen
Een vorm van fosfaatoverdracht die weinig voorkomt, maar in bepaalde gevallen voordelig uitpakt, is een samenwerking. Net zoals er vroeger melkmaatschappen waren, kunnen een stopper en groeier samen werken om de fosfaatrechten zonder korting over te laten gaan. Die mogelijkheid is er vanwege beleid van RVO.nl omtrent de kortingssystematiek.
Fiscaal is het voordeel dat de afbouwende melkveehouder rechten kan overdragen zonder daarover af te rekenen. De stopper kan daarbij ondernemer blijven met bijbehorende fiscale voordelen en blijft verzekerd van inkomen. Het financiële voordeel omdat geen belasting betaald hoeft te worden, delen de afbouwer en de groeier samen, zodat ze er per saldo beiden voordeel aan hebben.
Twee kanttekeningen: als er een bv bij betrokken is, kan het feest mogelijk niet doorgaan. Er gelden dan meer voorwaarden. Verder is deze opzet gemeld door RVO.nl maar zijn er geen officiële beleidsregels en het beleid is niet (volledig) terug te vinden op de site van RVO.nl. Hierin gaat overigens wel verandering komen; RVO.nl gaat op haar website de informatie over bedrijfsoverdrachten en de gevolgen daarvan in het kader van de meststoffenwetgeving plaatsen.
Om tot een maatschap of vof over te gaan zijn er volgens Van Bommel en Marcus twee situaties. De stopper kan toetreden tot de bestaande maatschap of vof van de groeier. Dan is er geen sprake van bedrijfsoverdracht en vindt in principe geen korting plaats. Een consequentie die het minder snel interessant maakt, is dat de stopper aansprakelijk wordt voor alle schulden die er zijn én die nog ontstaan.
Een andere situatie is dat groeier en stopper samen een nieuwe maatschap of vof oprichten. Daar zitten ook haken en ogen aan, zoals rondom bestaande financieringsafspraken bij de bank, eigendom en benutting van GLB-rechten, de mestverwerkingsplicht en de melkveefosfaatreferentie die bij deze inbreng komt te vervallen.
Cv biedt mogelijkheden
Dat maakt dat er eigenlijk maar één optie van samenwerking is die wel perspectief biedt: de commanditaire vennootschap (cv). Een cv is een bijzondere vorm van de vof waarbij twee soorten vennoten zijn: de beherende vennoot heeft de dagelijkse leiding in het bedrijf en de stille vennoot is alleen financieel betrokken. Deze stille vennoot brengt dan bijvoorbeeld zijn vermogen in de vorm van fosfaatrechten in. Hij heeft geen bestuurlijke macht in het bedrijf, maar ontvangt wel een vooraf afgesproken vergoeding. Ook over inbreng van arbeid en bedrijfsmiddelen worden afspraken gemaakt.
Als de cv al bestaat, kan een vennoot toetreden. Er is dan geen sprake van een bedrijfsoverdracht. Wel moet een en ander goed gecommuniceerd worden met RVO.nl. Als de cv nog opgericht moet worden, is wél sprake van bedrijfsoverdracht in de zin van de Meststoffenwet. Dit kan dus betekenen dat bijvoorbeeld de melkveefosfaatreferentie komt te vervallen.
Van Bommel en Marcus merken op dat er veel vragen zijn over samenwerking maar het aantal dat doorzet is beperkt. “Je bent niet alleen een maatschap of vof voor fosfaat, maar voor alles.” Juridisch, financieel, maar ook praktisch. Dat maakt dat vaak alleen familieleden, die toch wilden samenwerken, dit soort constructies aangaan.
Korting bij fosfaatoverdracht
De basis om te zoeken naar alternatieven voor overdracht van fosfaatrechten zit vaak vast op de korting die de overheid toepast. De feiten op een rij.
* Fosfaatrechten worden bij overdracht met 20% gekort. Tot medio vorig jaar was de korting maar 10%. De hogere korting is in principe tijdelijk totdat de fosfaatproductie voldoende is gedaald om onder het sectorplafond te komen.
* Bij toekenning van fosfaatrechten en overdracht naar een ander bedrijf is het Kamer van Koophandel (KvK)-nummer bepalend.
* Korting geldt bij zowel overdracht van losse rechten als bij bedrijfsoverdracht of bedrijfssplitsing. Uitzonderingen zijn er bij overdracht aan een maatschap, vof of cv met familieleden (tot en met de derde graad). De uitzonderingen van korting zijn niet van toepassing bij overdracht naar een niet-natuurlijk persoon (bv).
* Bij lease wordt gekort bij de overdracht van de fosfaatrechten in het eerste jaar en in het jaar wanneer de fosfaatrechten weer teruggaan. Een tweede korting is niet van toepassing als de overdrachten plaatsvinden in hetzelfde kalenderjaar.
* Bij overdracht van rechten in een samenwerkingsverband als maatschap of vof, waarvan de inbrenger zelf deel uitmaakt, kan korting vervallen. Melkveefosfaatreferentie kan alleen worden overdragen als de partijen in de samenwerking familie (tot en met de derde graad) zijn.