Doorgaan naar artikel

Melkrobot geeft bruikbare informatie voor tweede locatie

Met de VMS V310 is het percentage onvolledige melkingen gedaald van gemiddeld 12% naar 1%. Dat scheelt niet alleen melk maar ook nog eens frustratie.

Met de VMS V310 is het percentage onvolledige melkingen gedaald van gemiddeld 12% naar 1%. Dat scheelt niet alleen melk maar ook nog eens frustratie.

Afgelopen voorjaar kocht maatschap Van der Steege-de Boer een nabijgelegen melkveebedrijf erbij. Op twee bedrijven proberen ze nu zo efficiënt mogelijk te werken.

In de stal laat melkveehouder Reinier van der Steege de melkrobot zien. “Toen we deze robot kochten, hadden we binnen twee weken een grotere melktank nodig”, zegt hij. De oude stroomde toen al over. “Een luxeprobleem.”

De melkveehouder melkt ruim een jaar met de DeLaval VMS V310. Daarvoor had de maatschap tien jaar lang de classic melkrobot van DeLaval. “Deze robot melkt hier standaard tussen de 65 tot 70 koeien. Die capaciteit haalt de robot makkelijk. De vorige robot had daar moeite mee.”

In de robot zit de RePro-module ingebouwd. Dat is het stukje vruchtbaarheid wat uit Herd Navigator is geknipt. Bij elke melking neemt de melkrobot een melkmonstertje op een lakmoespapieren stripje. Het meet de hormoonspiegel in de melk. Die geeft veel informatie over vruchtbaarheidsstatus van de koeien. “Dit systeem kost ons ongeveer € 40 per koe per jaar. Dat verdien je het snelst terug door te reageren op alle data. Als je er niks mee doet, dan is het wel duur.”

Sinds de veehouder deze module gebruikt, raken de koeien sneller drachtig. Dat is volgens hem de winst die je eruit haalt. Van der Steege gebruikt de data niet alleen voor de koeien die de robot melkt, maar het helpt hem ook op weg met de 110 koeien die ze er sinds april bij melken op de tweede locatie. Die zit hemelsbreed een paar honderd meter verderop.

 

Werkritme

Afgelopen april nam de maatschap een melkveebedrijf, zonder de machines, over. Het eerste streven van Van der Steege was om er de melkproductie te verhogen. “Het steeg van 28 naar 35 liter. De gehalten zijn nog niet naar wens. Daar werken we nog aan.”

Nu de veehouders een aantal maanden op twee locaties werken, zit het werkritme er wel in. Reinier melkt elke ochtend en avond de koeien in de 2×10 zij-aan-zijmelkstal. Soms heeft hij er een hulp bij. Bart doet in de ochtend eerst de robotronde en komt daarna naar de tweede locatie om de ligboxen in te strooien. Na het melken voert Reinier meestal op beide bedrijven de koeien. Tijdens het melken brengt Bart nog een wagen met vers gras. Na de langste dag van het jaar is Van der Steege begonnen met zomerstalvoeren. In het stalseizoen voert de loonwerker de koeien omdat de huidige mengwagen niet groot genoeg is.

Bijna al het jongvee staat op het tweede bedrijf. Van der Steege puzzelt nog wel met de efficiëntie van al het werk op de twee locaties. Het werk komt grotendeels voor rekening van Reinier en Bart. Bij piekmomenten springen familieleden en Reinier zijn vriendin bij.

Als voorbeeld voor het efficiënter werken noemt de veehouder het weiden. “Beweiden is praktischer met een melkstal.” Daarvoor past hij het Nieuw Nederlands weiden toe. In twee blokken van 20 hectare krijgen de koeien elke dag een nieuw perceel toegewezen. “Met een melkstal maai je ook op een andere manier, namelijk in dienst van het weiden. Voorheen maaiden we elke snede gras in één keer. Maar met twee verschillende melksystemen zijn we momenteel gevoelsmatig iedere week aan het maaien.”

Doordeweeks werkt Reinier drie dagen buiten de deur als docent melkveehouderij bij Aeres mbo in Leeuwarden. Dat is met deze werkverdeling nog net te doen. “Er is dan meestal wel iemand in de stal van het tweede bedrijf. En omdat ik evengoed elke ochtend en avond de koeien melk en voer, heb ik grip op wat er gebeurt. Ik heb de focus nu op de tweede locatie liggen.”

Vruchtbaarheid

Vooral op de vruchtbaarheid heeft Van der Steege nu meer controle. De veehouder krijgt een melding waarin staat binnen welk tijdsbestek hij de koe moet insemineren. “Toen zag ik in dat we voorheen wel eens te vroeg insemineerden. Of te laat. Ik kan nu precies zien wat het beste inseminatiemoment is. Als ik een tochtige koe zie, dan kunnen we haar wel op eigen initiatief gaan insemineren, maar het systeem heeft altijd gelijk. We vertrouwen blindelings op de RePro-module, ook al zien we de koe zelf niet tochtig.”

De veehouder kiest er heel bewust voor om vaarzen die, ongeacht het aantal lactatiedagen, nog boven de 35 liter melk per dag zitten, niet te insemineren. “We laten de vaarzen jong kalven. Elke vaars heeft de drang om een goede eerste lijst te maken en beschikt over voldoende persistentie. Een vaars moet haar energie een beetje kunnen verdelen. Als ze met een hoge productie ook nog een dracht moet onderhouden, dan vraag je wel veel. Ik wil voorkomen dat het ten koste gaat van haar ontwikkeling.”

Op de nieuwe locatie wordt geïnsemineerd aan de hand van eigen waarneming. De overgenomen veestapel heeft al wat honderdtonners voortgebracht en heeft gemiddeld een hoge leeftijd.

Drachtig raken vraagt soms wat meer ­geduld. Soms insemineert Van der Steege een terugkomer daarom twee keer op één dag.

Of er op termijn ook melkrobots op de tweede locatie komen, is nog niet zeker. De veehouder houdt alle opties open, het is nog te vroeg om nu al verdere strategische stappen te zetten. Eerst verder optimaliseren.

Bart (61), Annie (58) en Reinier (33) van der Steege houden in Altsjerk (Frl.) 190 melkkoeien op 2 locaties. Reiniers vriendin Janke Rixt helpt ook mee.
De gemiddelde melkproductie is 10.000 kg melk per koe per jaar met 4 % vet en 3,45 % eiwit. Van de 120 hectare is 90 hectare (huis)kavel, 15 hectare mais en 15 hectare met agrarisch natuurbeheer.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin