Doorgaan naar artikel

‘Maak risicoanalyse welk sperma je gebruikt’

Als wetenschapper maakt Roel Veerkamp zich zorgen over het achterliggend gebruik van genomicsperma in Nederland. Hij vindt dat veehouders goed af moeten wegen welke genetische vooruitgang ze missen door jonge stieren links te laten liggen.

Van het Holsteinsperma is in Nederland ongeveer 50 procent afkomstig van jonge genomicstieren. In Frankrijk is dat 67 procent, in Duitsland 70 procent en in de Scandinavische landen zelfs 95 procent. Roel Veerkamp, professor van Wageningen UR, is bang dat Nederlandse veehouders niet optimaal gebruik maken van de mogelijkheden en kansen laten liggen.

Waarom is het gebruik in Nederland lager?
“Daar heb ik geen duidelijke verklaring voor. Zijn ze conservatiever? In Nederland is veel meer discussie over de juistheid van de techniek geweest. Vooral in het begin waren er negatieve verhalen wanneer enkele stieren teleurstelden. De discussie wel of geen genomicsperma ligt niet bij de veehouders, maar met name bij enkele marktpartijen die niet met deze nieuwe techniek werken.”

Genomicstieren zijn toch proefstieren met iets extra informatie?
“Vind ik niet. De betrouwbaarheid verdubbelt door het meenemen van genomics ten opzichte van een proefstier. Om die betrouwbaarheid te behalen op basis van dochters moet je bij een fokstier nog 5 jaar wachten. Verder zien we dat de vooruitgang van de jonge stieren momenteel enorm hard gaat. Dat was tot 2008 gemiddeld 20 NVI per jaar, nu is dat 33 NVI per jaar. Met deze jonge stieren krijgt de veehouder een veel bredere keuze om genetisch vooruit te gaan. Die potentie ligt voor het grijpen.”

Toch kunnen genomicstieren nog flink zakken of stijgen?
“Gerben de Jong van de AEU vergeleek onlangs van 821 stieren de dochter-geteste fokwaarde met die van hun genomicindex. Gemiddeld zakten ze 9 NVI en 58 procent van de stieren hoorde zowel bij de genomicindex als met de dochterinformatie bij de hoogste 20 procent. Maar 1 procent van de topgroep daalde naar de onderste groep. Dat is wat je verwacht aan de hand van de betrouwbaarheid.”

Gaan veehouders met hoge NVI-dieren meer geld verdienen?
“Ja, zo simpel durf ik het wel te stellen. Op hetzelfde bedrijf, onder vergelijkbare omstandigheden, levert een koe met een aanleg voor meer productie, langere levensduur en betere uier- en klauwgezondheid – waar een hogere NVI voor staat –  gemiddeld een hoger saldo. Zeker nu het quotum weg is, gaat het saldo nog harder mee tellen.”

Zijn Nederlandse veehouders die vooral betrouwbare fokstieren gebruiken dan dom?
“Iedereen moet voor zichzelf weten welk sperma hij gebruikt. Maar hij moet wel goed geïnformeerd zijn over de risico’s. Als meer betrouwbaarheid 100 NVI per generatie scheelt, wat betekent dat op lange termijn voor het bedrijf? Je moet dus eigenlijk een risicoanalyse maken van het sperma dat je kiest, net zoals je bij een lening bij de bank doet. Dus vraag je af, laat ik elke keer dat ik een stier gebruik 100 NVI liggen, is dat belangrijk voor mijn bedrijf?”

Een hoge genomicstier, die heel goed scoort met dochters, is na 4 jaar toch ook prima om te gebruiken?
“Ook dan zijn er weer jonge stieren die alweer 50 of 100 NVI hoger scoren. Ik verwacht dat het gat tussen fokstieren en jonge genomicstieren net zo groot blijft of wellicht nog groter wordt.”

Met dochter-geteste stieren kan de veehouder toch betere paringen maken?
“Het blijkt geen realiteit dat je met fokstieren heel veel meer zekerheid hebt om een goede vaars te fokken. Het effect van een hoge betrouwbaarheid is gering, als je het in perspectief zet van de spreiding die je in dochters sowieso kunt verwachten. Paar een koe honderd keer met een betrouwbare stier en je zult nog steeds veel variatie zien. Dat zou onderdeel van de risicoanalyse moeten zijn. Houd jouw fokdoel steeds goed voor ogen en kies daar passende stieren bij. Als je eerlijk bent, blijken genomicstieren vaak beter bij jouw fokdoel te passen.”

Dus hoog keer hoog. Veehouders hebben niet zo’n beste herinnering aan deze fokkerijmethode uit het Inet-tijdperk?
“Dat had niet met hoog keer hoog te maken, wel met een te simpel fokdoel. Inet is één kenmerk waar we op fokten en de rest was allemaal management, dachten we toen. Sinds die tijd zijn we gaan inzien dat we met de fokkerij veel meer kenmerken mee moeten nemen. In NVI zit dan ook naast productie onder andere levensduur, vruchtbaarheid en gezondheidskenmerken. Hoog keer hoog NVI is een simpel en goed advies, mits er ook maatregelen worden genomen om inteelt te voorkomen.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin