Door aanpassing in de systematiek van de KringLoopWijzer daalt het aandeel ‘eiwit van eigen land’ gemiddeld met 2 procent.
Kringlooplandbouw is in de melkveehouderij heel normal. De koe produceert melk en mest. De melk wordt verkocht, de mest wordt gebruikt bij de bemesting van gewassen. Het gewas groeit door de meststoffen en wordt geoogst als voedermiddel voor het vee. Een echte kringloop. Hier en daar wel wat ‘lekken’, want er zijn hulpmiddelen van buiten het bedrijf nodig (vaak krachtvoer, kunstmest) om de kringloop draaiende te houden. Dat is ook niet zo vreemd, want je bent melkveehouder om juist melk te verkopen en daarmee verdwijnen er mineralen uit het bedrijf. Die moeten wel weer aangevuld worden.
De melkveehouderij is hiermee grondgebonden, want er wordt (eigen) grond gebruikt om het vee van voer te voorzien. Is dit voldoende grondgebondenheid en kringlooplandbouw? Dat is onzeker, maar wel duidelijk is dat er grote verschillen zijn tussen bedrijven. Enkele jaren terug heeft de Duurzame Zuivelketen (een samenwerking tussen LTO, NMV, NAJK en NZO) bepaald dat het kengetal
‘eiwit van eigen land’ een maat voor de grondgebondenheid voor de melkveehouderij is. Het stelt ook eiwit centraal. En dat eiwit komt deels van buiten het bedrijf.
De KringloopWijzer berekent het aandeel ‘eiwit van eigen land’. Tot en met 2020 werd de hoeveelheid geoogst eiwit gedeeld door de hoeveelheid gevoerd eiwit. Bedrijven die veel eiwit oogsten scoren dan hoger dan bedrijven die weinig eiwit oogsten. Voor extensieve bedrijven dus kansrijk om goed te scoren.
Vanaf 2021 wordt het correcter berekend: de hoeveelheid eigen eiwit in het rantsoen. Dus, welk deel van het eigen eiwit in het rantsoen is ook daadwerkelijk zelf geteeld? Een nuanceverschil met de ‘oude’ berekening. Want nog steeds is het voor extensieve bedrijven eenvoudiger om een goede score de halen. De nuance zit hierin: voorheen kon het eigen geoogste eiwit ook in de voorraad opgeslagen worden of verkocht worden, zonder dat het daadwerkelijk gevoerd wordt. Dus vrij vertaald, bedrijven die enerzijds veel eiwit met krachtvoer voeren, en anderzijds vrij veel eiwit oogsten, maar dit verkopen of de voorraad vergroten, hadden toch een hoog percentage eiwit van eigen land. Dit sloot niet aan bij de grondgebondenheidsgedachte van de Duurzame Zuivelketen, dus is de berekening gecorrigeerd naar het ‘aandeel eigen eiwit in het rantsoen’. De bedrijven die veel eiwit met krachtvoer kopen en voeren, zullen lager scoren dan voorheen. Een verkenning met circa 1.000 representatieve bedrijven laat zien dat met de gecorrigeerde benadering het ‘aandeel eiwit van eigen land’ gemiddeld circa twee procentpunten daalt. Verschillende duurzaamheidsinitiatieven houden rekening met deze indicator voor grondgebondenheid en kringlooplandbouw. Voorbeelden hiervan zijn ‘on the way to PlanetProof’ en de biodiversiteitsmonitor.
Het ministerie van LNV zal de grondgebondenheids- en kringloopgedachte van dit kengetal aanhangen. Maar als maat voor grondgebondenheid vindt ze dit vast lastig te borgen. Dus zal een veebezetting per hectare de voorkeur hebben. Voor mij ontstaat dan het inhoudelijke dilemma of bedrijven met een lage veebezetting altijd veel eigen eiwit in het rantsoen hebben, en of dit op bedrijven met een hogere veebezetting niet mogelijk is. Met de Koeien & Kansenbedrijven hanteren we het doel van minimaal 65% eigen eiwit in het rantsoen (of uit de buurt). De mogelijkheden en onmogelijkheden brengen we in beeld. We houden jullie op de hoogte.