Doorgaan naar artikel

Grondaankoop te duur om emissies te verlagen

Het voldoen aan strengere milieudoelen zonder extra kosten, wordt lastig. Om milieudoelen te halen bij opschalen, is investeren in een emissiereducerend systeem volgens PPP Agro goedkoper dan extensiveren door grondaankoop.

Strengere eisen om de uitstoot van broeikasgassen ammoniak, methaan, lachgas en CO2 te verlagen, vragen steeds grotere inspanningen van melkveehouders. Om meer dan 65% eiwit van eigen land te halen en om stikstofbodemoverschotten beperken, zijn ook maatregelen nodig. De vraag is of inspanningen en investeringen die hiervoor nodig zijn economisch rendabel zijn. En wat het verschil is in milieuprestaties tussen intensieve, extensieve, biologische en niet-biologische bedrijven? Melkvee100Plus onderzocht wat er tot dusver op dit vlak al gebeurt en wat hiervan de resultaten zijn.

Intensief, extensief of biologisch

PPP Agro Advies berekende NH3– en CO2-emissies voor een melkveebedrijf dat uitbreidt van 105 naar 190 melkkoeien. Een bestaand bedrijf neemt de veestapel van een vergelijkbaar bedrijf over. Dit bedrijf is gestopt met melkvee en de grond van dit bedrijf is uit productie genomen. Na samenvoeging bleef het areaal gelijk en steeg de melkproductie van 8.950 naar 11.000 kilo per koe. Het groeiende bedrijf melkt met robots, terwijl het gestopte bedrijf een conventioneel melksysteem had. De totale NH3– en CO2-emissie van twee bedrijven met 105 melkkoeien (zonder emissie-arme stal) was respectievelijk 6.682 kilo NH3 en 2.966 kg CO2. Na de samenvoeging was de emissie van het bedrijf met 190 koeien in de emissiearme stal 3.260 kilo NH3 (-51%) en 1.250 kilo CO2 (-58%). “Hieruit blijkt dat opschalen en intensiveren in combinatie met investeren in een emissiereducerend systeem, zoals Lely Sphere of een JOZ mestkraker, goed is voor het milieu en economisch beter rendeert dan extensivering door grondaankoop”, zegt Klaas de Jong, adviseur ecomomie en strategie van PPP Agro Advies. “Grond kopen en andere milieumaatregelen werken sterk kostprijsverhogend en het valt niet mee om daar hogere opbrengsten tegenover te stellen.”

De Jong pleit voor schaalvergroting op plekken waar groei van melkveebedrijven geen depositie op natuurgebieden veroorzaakt. “Met moderne technieken en dezelfde melkproductie met minder koeien, kan dat milieuverantwoord met een afname van de totale veestapel.”

Volgens Michel de Haan, projectleider Wageningen Livestock Research, leidt opschaling zonder aanvullende maatregelen tot meer emissie. “Want meer mest leidt tot meer ammoniakemissie. Extensiveren door meer grond te kopen, leidt ook niet altijd tot minder emissie op bedrijfsniveau. Soms zelfs meer, want de veehouder rijdt meer mest (stikstof) op het eigen bedrijf uit. De ammoniakemissie per hectare daalt vaak wel bij extensiveren, omdat je de stalemissie over meer hectares verdeeld”, zegt De Haan.

Bij intensiveren (hectares afstoten) wordt meer mest afgevoerd en kan de bedrijfsemissie dalen. Per hectare neemt de emissie toe. Bij groei in aantal koeien op dezelfde hectares, neemt de stalemissie toe. De emissie bij mest toedienen, blijft op bedrijfsniveau gelijk, omdat de veehouder meer mest afvoert. Per hectare neemt de emissie wel toe.

Biologische melkveebedrijven scoren op een aantal milieuprestaties beter dan gangbare bedrijven (zie tabel).

Voor een studiegroep van biologisch bedrijven in Noord-Nederland en 170 bedrijven van Vruchtbare Kringloop Overijssel gaat het om een gemiddelde over 2019 en 2020. Voor de Koeien & Kansen-bedrijven is het resultaat in 2019 weergegeven. “Biologische bedrijven gebruiken geen kunstmest en slechts 170 kilo dierlijke stikstof per hectare en dat zorgt voor een laag N-bodemoverschot”, zegt De Haan. “In combinatie met veel beweiding en veelal een extensieve bedrijfsvoering is de ammoniakemissie per hectare ook laag. De stalemissie is niet altijd lager dan bij een gangbaar bedrijf met hetzelfde aantal dieren.”

Koeien & Kansen-bedrijven

De veertien toekomstgerichte melkveehouders die deelnemen aan Koeien & Kansen( K&K) spannen zich bovenmatig in voor goede milieuprestaties. Onder andere met een efficiënte voeding en bemesting. “Dat leidt niet alleen tot een hoge mineralenefficiëntie en een lage milieubelasting, maar dat is economisch ook gunstig omdat ze vaak minder kosten maken voor voer en gewas”, zegt De Haan. “De uitstoot van broeikasgassen moet verder omlaag. Het is onduidelijk tegen welke kosten veehouders hun milieuprestaties kunnen verbeteren. We verkennen de economische gevolgen van duurzaamheidsmaatregelen. De eerste 10% tot 15% reductie door minder eiwit voeren en meer weiden, kan geld opleveren. Daarna is de kans groot dat maatregelen geld kosten. “Uit berekeningen blijkt dat € 1,07 per 100 kilo melk te zijn als de Nederlandse veehouderij de NH3-emissie reduceert met 28% in 2030 ten opzichte van 2018”, zegt De Haan.

In het project Koeien & Kansen is voor een bedrijf met 100 koeien berekend wat de gevolgen zijn van maatregelen op economie en milieuprestaties. Het bedrijf voldoet aan doelen: RE-totaal in rantsoen veestapel, eiwit van eigen land, broeikasgasemissie en stikstofbodemoverschot (zie tabel ).

De doelen voor ammoniak en methaan zijn nog niet gehaald. Om deze wel te halen zijn effecten van extra maatregelen in vier scenario’s doorgerekend (zie tabel)

Economische gevolgen van milieumaatregelen

In het eerste scenario wordt 700 uur extra geweid met 3,5 kilo minder droge stof aan bijvoeding in de weideperiode. “Hiermee haalt de veehouder het doel voor ammoniak en de arbeidsopbrengst stijgt met bijna € 3.800. Dat komt onder andere door minder loonwerkkosten en minder mestafvoer”, licht De Haan toe. “Hij voert minder graskuil en meer maiskuil, waardoor het rantsoen minder RE bevat en de stikstofexcretie afneemt.”

Nadeel van meer weiden, is een lagere graskuilproductie en minder stikstofafvoer van grasland, waardoor de veehouder in scenario 1 het doel voor stikstofbodemoverschot niet haalt.

In scenario 2 combineert de veehouder meer weiden met voeren van meer maisglutenmeel en vet en heeft hij via grondruil meer grasland en minder maisland. Door winnen van graskuil met minder NDF, voeren van maiskuil met meer zetmeel en methaanarm krachtvoer daalt de methaanemissie. “De veehouder haalt met scenario 2 zowel het ammoniak- als methaandoel. Het levert met € 7.402 een nog grotere stijging op van de arbeidsopbrengst dan alleen meer weiden.” Dat is te danken aan lagere mestafvoer (minder RE in het rantsoen) en lagere teeltkosten voor mais.

In scenario 3 komt mest verdunnen er nog bij als maatregel, waarmee de ammoniakemissie met 50 kilo NH3/ha nog wat lager uitkomt dan in scenario 1 en 2. Er is geen extra mestopslag nodig, want de mest wordt in het voorjaar/zomer verdund in de put; twee delen mest en één deel water. “De arbeidsopbrengst daalt wel met ongeveer € 1.000 door hogere loonwerkkosten voor mest uitrijden”, zegt De Haan.

In scenario 4 is het beregenen van 30 hectare toegevoegd aan de drie andere maatregelen. Vanwege 1 ton hogere gewasopbrengst per hectare daalt het stikstofbodemoverschot naar 90 kilo N per hectare.

Met scenario 4 haalt de veehouder alle milieudoelen. Maar door extra kosten van beregening, is de arbeidsopbrengst € 4.000 lager dan in scenario 3, ondanks lagere voerkosten. Per saldo is het nog wel ruim € 2.000 hoger dan de uitgangssituatie zonder milieumaatregelen. “Het blijft zoeken naar de juiste combinatie van bedrijfsspecifieke maatregelen, die zowel voor het milieu als bedrijfseconomisch gunstig uitpakken”, zegt De Haan. “Komende jaren worden doelen voor uitstoot van ammoniak, methaan en CO2 nog scherper dan de projectdoelen die wij nu hebben gehanteerd. Het realiseren van die doelen is nog een hele opgave voor melkveehouders.”

‘Kosteneffectief methaan reduceren, is mogelijk’

Met wijziging van voerstrategie en meer weidegang gaat Johan Dekker in Zeewolde (Fl.) dit seizoen de methaanemissie met bijna 19% verlagen. Het rendement verbetert daardoor ook. Dekker heeft een intensief melkveebedrijf waarop hij dit seizoen een nieuwe voerstrategie toepast. Als deelnemer aan Koeien & Kansen heeft hij in het najaar van 2021 al eerder een aangepast rantsoen gevoerd om methaanuitstoot te verminderen. “Dat heeft gewerkt, maar het kostte te veel geld”, concludeerde Dekker. “Voor dit jaar hebben we eerst een nieuwe voerstrategie doorgerekend om te zien of dit wel kosteneffectief mogelijk was. En dat bleek het geval, de arbeidsopbrengst stijgt met ruim € 15.000.”

​​​​​​​Wijziging voerstrategie en meer weiden
“Het veranderen van het rantsoen heeft het meeste effect op de methaanemissie”, vertelt Dekker. “In de berekening zijn we uitgegaan van lichter maaien en meer maiskuil aankopen in plaats van graskuil. Daarnaast voeren we methaanarm krachtvoer met 0,3 kilo droge stof vet per koe per dag en 2 kilo maisglutenvoer per koe per dag om minder methaan uit te stoten.” Hij kiest er nu structureel voor om maisglutenvoer en voeraardappelen als bijproduct te voeren in plaats van witlofwortelen en tarwegistconcentraat.
De aankoop van graskuil steeg van 20 naar 100 ton droge stof en de aankoop van maiskuil van 572 naar 725 ton droge stof. Het nieuwe rantsoen bevat op basis van droge stof 11% meer mais, 12% meer vers gras, 11% minder graskuil, 17% minder krachtvoer en 5% meer bijproducten. “We voeren meer vers gras, want dat drukt de methaanemissie ook.” Dekker laat zijn koeien ook langer weiden dan vorig jaar. “In 2021 was dat alleen overdag, nu weiden de koeien ook ’s avonds nog. En we zijn een week eerder begonnen met weidegang, op 15 mei in plaats van 23 mei. Tijdens weidegang is de bijvoeding verlaagd van 11 kilo naar 7,9 kilo per koe per dag.”

Kosteneffectieve methaanreductie
Uit de berekening blijkt dat verandering in de keuze van voedermiddelen, meer vers gras voeren en meer weidegang, leidt tot verlaging van de methaanemissie met 18,6%. De uitstoot gaat van 17,3 kilo methaan per 1.000 kilo melk naar 14,1 kilo. Met meer weidegang en een lager eiwitgehalte in het rantsoen (van 147 naar 142 gram RE per kilo droge stof) leidt de gekozen strategie ook niet tot hogere ammoniakemissies. “Door extra beweiding en lichter maaien, heb ik minder eigen ruwvoer. Dat compenseren we met aankoop van gras- en maiskuil. Door een lager aandeel graskuil in het rantsoen heb ik ruimte voor snijmais en maisglutenvoer met een hogere voederwaarde. Dat scheelt jaarlijks 1.526 kilo krachtvoer. De totale drogestof-opname voor het handhaven van de melkproductie is lager, waardoor de mestproductie daalt. Netto besparen we € 15.533 per jaar op voerkosten.” De niet-toegerekende kosten zijn met € 344 iets hoger, waardoor onze arbeidsopbrengst met het nieuwe rantsoen stijgt met € 15.189 per jaar. “In de toekomst moet de methaanemissie nog verder omlaag. Ik betwijfel of dat zonder extra kosten mogelijk is”, zegt Dekker.

Johan Dekker (59) houdt in maatschap met zijn vrouw Carla (55) in Zeewolde (Fl.) 192 koeien en 68 stuks jongvee op 45 ha grond. Het rjg is 9.093 kg melk met 4,61% vet en 3,49% eiwit met 43.704 kg melk per hectare.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin