Een deel van de melkveehouders overweegt uit de derogatie te gaan. Uit een voorbeeldberekening blijkt dat dit geld kost, ook bij een teeltplan met meer snijmais. Vooral de hogere kosten voor mestafzet tikken hard door.
Het Europese Nitraatcomité vergadert in juni over het verzoek van Nederland om de derogatie die vorig jaar afliep, weer opnieuw te verlengen. Los daarvan is de vraag hoe interessant de keuze voor derogatie voor een individueel bedrijf vandaag de dag is.
Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, onderscheid daarbij een aantal typen bedrijven. Allereerst intensieve bedrijven met een hogere melkproductie per hectare en extensievere met grond geschikt voor andere teelten met een hoger saldo. Ook voor melkveebedrijven in een regio met veel akkerbouw en mogelijkheden voor grondruil en vruchtwisseling is het een relevante vraag, evenals voor bedrijven met een matige verkaveling met veel percelen op afstand. Tot slot is er een categorie bedrijven met droogtegevoelige grond die gemakkelijker snijmais telen dan gras.
Situatie bij derogatie
In de tabel op de volgende pagina is een berekening gemaakt voor een bedrijf met 120 melkkoeien en 50 hectare grond. Het uitgangspunt is een teeltplan 82% gras, dus 41 hectare, en 9 hectare snijmais. Volgens Scholte een representatief bedrijf dat in de buurt ligt van gemiddelde cijfers.
In de eerste kolom is de huidige situatie met derogatie. De stikstofproductie van de veestapel bedraagt 17.892 kilo er is plaatsingsruimte voor 230 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest, in totaal 11.500 kilo. De plaatsingsruimte voor fosfaat (bij bemestingstoestand ruim voldoende) is 4.230 kilo bij een fosfaatproductie van de veestapel van 6.323 kilo. Zodoende moet hier 6.372 kilo stikstof worden afgevoerd. Dat is op basis van forfaitaire gehalten 1.593 kuub mest. Bij € 10 per kuub kost mestafvoer € 15.930 per jaar.
De ruimte voor stikstof totaal voor kunstmest is 11.510 kilo. Na aftrek voor de netto stikstofproductie door de veestapel resteert een kunstmestruimte van 6.335 kilo. Bij 0,95 per kilo kost dat € 6.018 per jaar. Bij derogatie kan er geen kunstmestfosfaat worden aangevoerd. De totale kosten voor afvoer en bemesting voor dit bedrijf zijn dus € 21.948 per jaar.
Zonder derogatie
In een situatie zonder derogatie (kolom 2) is er ruimte voor 170 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest; in totaal 8.500 kilo. Dat is 3.000 kilo plaatsingsruimte minder dan met derogatie. Het af te voeren stikstofoverschot bedraagt nu 9.372 kilo ofwel 2.343 kuub mest. Dat is 750 kuub méér dan in de situatie met derogatie. Uitgaande van eenzelfde afvoerprijs kost dat jaarlijks € 23.430; een stijging van € 7.500. De ruimte die overblijft voor aanvoer van stikstof via kunstmest is 7.685 kilo en 1.422 kilo fosfaat. Met € 8.538 aan kunstmestkosten zijn de totale kosten hier € 31.968. Dat is een stijging van ruim € 10.000 ten opzichte van de situatie met derogatie.
Gewijzigd teeltplan
In de derde kolom is de situatie doorgerekend als dit bedrijf stopt met derogatie en het teeltplan wijzigt. Het grasareaal daalt van 41 naar 21 hectare terwijl het aandeel maisland met 20 hectare toeneemt tot 29 hectare.
Met een plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest van 170 kilo is de plaatsingsruimte 8.500 kilo stikstof en moet 9.372 kilo of 2.343 kuub mest worden afgevoerd. Op basis van fosfaat is een afvoer van 1.795 kuub nodig. De kosten voor mestafvoer stijgen daardoor van € 15.930 naar € 23.430.
De totale ruimte voor stikstof daalt door het gewijzigde bouwplan naar 9.310 kilo. Na aftrek van de netto stikstofproductie via de veestapel is er een ruimte voor stikstof via kunstmest van 5.485 kilo. De ruimte voor kunstmestfosfaat die resteert, is 822 kilo. De kosten voor kunstmest stijgen bij het gewijzigde teeltplan nauwelijks, van € 6.018 naar € 5.926. De totale kosten voor mestafvoer en kunstmestaanvulling stijgen van € 21.948 naar € 29.356.
Uit derogatie stappen en wijzigen van het teeltplan kost dit bedrijf nog altijd € 7.408 ten opzichte van in de derogatie blijven.
Andere voordelen
Nu heeft uit de derogatie stappen ook andere voordelen. Het geeft een eenvoudige en overzichtelijke boekhouding, een hogere drogestofopbrengst per hectare als gevolg van meer mais. Bovendien zijn gewasdifferentiatie en vergroening geen probleem. Verder zijn extra kosten te compenseren door de teelt van gewassen met een relatief hoog saldo en of verhuur van grond. Meer eigen ruwvoer telen, of eigen teelt krachtvoervervanger, is bij de huidige krachtvoerprijzen minder snel interessant dan landverhuur of teelten met een hoger saldo.
Meer mais in het rantsoen kan ook voordelen hebben voor de productie. Het is gunstig voor de efficiëntie en BEX en geeft een stabieler rantsoen. Wel moet er meer eiwit worden aangekocht wat ongunstig is voor de voerkosten.
Een kleine nuancering van twee aspecten om de hogere kosten bij vertrek uit de derogatie te compenseren. De eerste is een hogere drogestofopbrengst dankzij snijmais. Een hectare snijmais kan vrij makkelijk 6 ton droge stof meer opbrengen. Bij een prijs van 17 cent per kilo droge stof is dit opbrengstverschil al € 1.020 per hectare waard. Hier moeten dan nog wel de hogere teeltkosten voor snijmais van af; zo’n 10 tot 20% afhankelijk van de mate van eigen mechanisatie bij de grasteelt. Ook zijn er kosten voor de extra eiwitaanvulling in het rantsoen.
Verder geeft meer snijmais in het rantsoen vaak een hogere drogestofopname, met daardoor een hogere energieopname. Deze extra energie wordt echter niet altijd omgezet in extra melk. Stel dat de melkproductie wel wordt verhoogd, bijvoorbeeld met 500 kilo per koe op jaarbasis en het voersaldo bedraagt 10 cent per kilo melk, dan is het extra voersaldo € 50 per koe per jaar.
Andere situaties
De berekening laat zien dat het voor ‘het gemiddelde’ bedrijf interessant is om in de derogatie te blijven. In andere situaties, zoals een intensief bedrijf, kunnen de verschillen kleiner zijn. Daar wordt relatief meer ruwvoer aangekocht en is vaak sprake van meer snijmais in het rantsoen. Het effect van aanpassingen is dan kleiner. Verder kan op een intensief bedrijf relatief minder gras worden omgezet in mais. Een andere kanttekening is dat er eventueel niet meer kan worden beweid, waardoor de weidepremie wegvalt.
Verder wordt het plaatje om uit de derogatie te stappen gunstiger bij een groter verschil in drogestofopbrengst tussen snijmais en gras. In dat geval wordt minder plaatsingsruimte gecompenseerd door de hogere gewasopbrengst. Ook in het geval dat de mestafzetkosten in een regio lager zijn, zoals in of nabij een akkerbouwgebied, is uit de derogatie gaan eerder rond te rekenen. “Het is dan wel belangrijk dat er dan een optie is voor extra verhuur of teelt van een akkerbouwgewas met een relatief hoog saldo, bijvoorbeeld samen met een akkerbouwer.”
Scholte merkt nog op dat bij verhuur de grond niet meetelt bij de veehouder. Dat heeft dus geen effect op de berekening voor het aandeel grasland voor derogatie. Bij deelteelt telt de oppervlakte van het hoog saldo gewas wel mee bij het grondgebruik van de veehouder.
Voldoen aan voorwaarden derogatie
Mogelijk is er pas in juni duidelijkheid over de Nederlandse derogatie. Om dit straks aan te vragen moet een bedrijf aan voorwaarden voldoen. Daar is nu al rekening mee te houden.
* Onafgebroken gebruik van grasland op ten minste 80% van de grond, van 15 mei tot en met 15 september.
* Bemonsteren percelen bemonsterd door geaccrediteerd laboratorium.
* Een verplicht bemestingsplan met analyserapport van maximaal vier jaar oud.
* Verhoging naar 230 of 250 kilo stikstof alleen voor graasdierenmest.
* Gebruik van fosfaatkunstmest is niet toegestaan.
* Een korting van 65 kilo op de stikstofgebruiksnorm bij scheuren of vernietigen van grasland op zand- en lössgrond voor maisteelt. Bemonsteringsplicht voor deze grond vervalt.
* Scheuren of vernietigen voor graslandvernieuwing na 31 mei op zand- en lössgrond betekent een korting van 50 kilo op de stikstofgebruiksnorm per gescheurde hectare.
* Het is noodzakelijk de regels uit de Meststoffenwet te respecteren zoals de gebruiksnormen, het uitrijden van mest en vanggewassen na mais.
Gevolgen van in of uit de derogatie
+ minder aankoop van voer
+ meer energie van eigen grond
+ stabieler en hoogenergetisch rantsoen
+ vaak verbetering van BEX
+ minder arbeid teelt/voederwinning
+ één inkuilpiek en geen vijf
– meer mestafzet
– meer aankoop van eiwit
– minder plaatsingsruimte fosfaat
– wet grondgebonden groei
– aankoop kunstmeststikstof
– hogere teeltkosten mais dan bij gras
– bodemvruchtbaarheid lange termijn