De Nieuw-Zeelanders Blair en Penelope Drysdale hebben sinds 2018 een eigen bedrijf. De hoge rente op leningen, nu 8,6%, dwingt het echtpaar tot een goedkoop productiesysteem. Ze willen zoveel mogelijk marge maken om hun schulden terug kunnen dringen.
Blair en Penelope Drysdale kochten in 2018 Te Miro Farm in Norsewood op Nieuw-Zeelands Noordereiland. Het bedrijf telt 146 hectare. Daarnaast pachten ze een aangrenzend blok van 63 hectare en op drie kilometer afstand nog eens 67 hectare. Ze melken 320 koeien en willen volgend seizoen 340 koeien melken.
Bij de overname van de boerderij zijn aanzienlijke schulden aangegaan die de Drysdales zo snel mogelijk willen afbetalen. Daarom streven ze naar zo laag mogelijke kosten en voorkomen van investeringen. De veehouders zijn daarvoor overgegaan op biologische productie en één keer per dag melken. Ze zetten in op maximale productie uit gras. “We moeten simpelweg zoveel mogelijk melk produceren tegen de laagst mogelijke kosten”, zegt Blair. “Daarom kunnen we voorlopig geen zware investeringen in technologie doen.” Het melken gaat in een verouderde 2×40 visgraatmelkstal.
Melkproductie 10 procent onder Nieuw-Zeelands gemiddelde
De huidige 320 koeien zijn allemaal Jersey x HF-kruisingen die één keer per dag worden gemolken. De gemiddelde productie is 350 kg milksolids per koe, tien procent minder dan het Nieuw-Zeelands gemiddelde. Bij Drysdales 5,64% vet en 4,32% eiwit komt die 350 kilo overeen met een gemiddelde melkproductie net boven 3.500 kg.
Blair en een fulltime medewerker verzorgen de koeien. Penelope zorgt voor de kalveren en springt bij tijdens het melken. De melk gaat naar Fonterra die seizoen 2022-2023 $8,20/per kg milksolids betaalde. Omdat Te Miro door de EU gecertificeerd biologisch is, ontvangen de Drysdales 60 cent per kg milksolids extra. Daardoor komt hun melkprijs uit op €48,21 per 100 kilo melk.
De koeien lopen jaarrond buiten in één groep. Voederwinning vindt minimaal plaats: 400 tot 500 ronde balen hooi per jaar, 300 ronde balen kuilgras en 200 ton voordroogkuil. Samen ongeveer 300 ton drogestof om de koeien bij te voeren in de maanden met minder grasgroei.
De fokkerij is eenvoudig. “Ik gebruik in de eerste drie weken van het inseminatieseizoen elke dag 2 rietjes gesekst sperma, dus 60 rietjes in totaal”, zegt Blair. “Daarnaast gebruik ik in die periode 100 rieten regulier fokstiersperma plus ongeveer 140 rietjes sperma van vleesrassen.”
Na die eerste drie weken lopen nog eens zes weken lang vier Jersey-stieren tussen de koeien, twee tegelijk. Bij het jongvee lopen ook Jersey-steren, maar uit die nakomelingen houdt de Nieuw-Zeelander geen dieren voor vervanging aan.
Lessen trekken uit moeilijke jaren
De veehouder is flink getroffen door droogte in 2020 en 2021. Daarna was de grasgroei beduidend minder doordat slechte grassen de overhand kregen. “Onze melkproductie heeft in die jaren zwaar te lijden gehad en daalde naar 300 kg milksolids per koe per jaar.”
Het bedrijf was tot 2009 een intensief schapen- en rundveebedrijf. “De bodemvruchtbaarheid was zeer onevenwichtig. We hebben geleerd dat je in een biologisch systeem echt regelmatiger en meer sporenelementen moet toedienen dan in een conventioneel systeem. Daarom hebben we recent een Tow en Fert machine, een getrokken kunstmeststrooier, gekocht om minimaal vijf keer per jaar vismeel, kalk, magnesium, borium en sporenelementen toe te dienen. We zien hier nu al de voordelen van.”
Naast gerichtere bijbemesting zet de veehouder ook meer in op de teelt van zomergewassen. Hij teelt nu 24 hectare koolzaad, erwten, haver, zonnebloemen, wikke, radijs, raap, gierst, cichorei en weegbree. “Omdat we onkruiden niet mogen doodspuiten, bewerken we het land twee twee keer met een maand tussentijd met een schijveneg, daarna rotorkopeggen en dan zaaien met luchtondersteuning.”
Ook zet hij volop in op graslandverbetering. “Ik verwacht volgend jaar na de tweede beweiding het italiaans raaigras en ander meerjarig grasland door te moeten zaaien. Dat heeft de droogte van de afgelopen jaren niet overleefd. Dit seizoen moesten we juist vanwege de vele regen het weiden en begrazen van de zomergewassen met een maand uitstellen. Uiteindelijk werkte dat goed uit, want het ondergezaaide gras kwam er juist beter uit dan normaal in andere jaren.”
Gesterkt in gemaakte keuzes
“Gezien de continu dalende melkprijzen en stijgende kosten denk ik onze timing goed is geweest”, zegt Blair. “Met onze extreem lage kosten blijven we toch marge maken en kunnen we de schuld verminderen.”
Maar voor hem is het hervonden arbeidsplezier minstens zo belangrijk. “Als sharemilker in een intensief landbouwsystemen leken alle dagen op elkaar. Het was vooral reageren op afwijkingen, wat tot veel stress leidde. Ik zag op de verschillende plekken dat de low cost systemen, als ze goed werden uitgevoerd, het meest winstgevend waren. Daarom zijn we zo gaan werken. En nu zijn we nog een stap verder gegaan door biologisch te gaan werken. Dat is veel afwisselender werk en het heeft ons weer echt enthousiast voor de landbouw gemaakt.”