Doorgaan naar artikel

‘Dit jaar zet alles in een ander licht’

Gerard Uijterlinde experimenteert sinds drie jaar met de teelt van snijmaïs zonder kunstmest. In 2022 en 2023 ging dat verrassend goed. Dit jaar is het beeld compleet anders: door de nattigheid bleef de groei aanvankelijk sterk achter.

Met minder input hetzelfde resultaat behalen. Dat is het streven van Gerard Uijterlinde van Erve Mentink. ‘De tijdsgeest dwingt je als ondernemer om bewust bezig te zijn met datgene wat je opbrengt op je gronden. Efficiënt werken, toewerken naar precisiebemesting, is een must om een license to produce te houden’, zo is de mening van de 37-jarige melkveehouder. ‘Daarbij haal ik hier voor mezelf ook een uitdaging uit. Het geeft voldoening om het steeds een beetje beter te doen. Je moet deze manier van werken wel leuk vinden, want het kost veel tijd en energie.’

Mengteelt

Uijterlinde, die sinds 2021 deelnemer is aan de Nationale Proeftuin Precisielandbouw, experimenteerde de afgelopen jaren onder meer met het plaatsspecifiek bestrijden van ridderzuring en met variabel bemesten. Ook beproefde hij een mengteelt van stokbonen en snijmaïs. ‘We planten de stokbonen tussen de maïs. Ons idee was dat dit gewas pas later in het seizoen zou gaan groeien, wanneer de maïs ging afrijpen en meer licht doorliet. Dit licht zouden de stokslabonen dan omzetten in eiwit, waardoor we het eiwitgehalte in onze maïskuil konden opkrikken en we minder soja zouden hoeven aankopen. Dat was de gedachte, maar uiteindelijk pakte het anders uit. We hadden weliswaar een iets hoger eiwitgehalte in onze maïskuil, maar geen extra DVE. Bovendien was het zetmeelgehalte van de maïs door de mengteelt dusdanig lager dat per saldo geen sprake was van een positief resultaat. Twee jaar geleden ging er daarom definitief een streep door deze mengteelt.’

Proeven zonder kunstmest

In de zoektocht naar efficiënter bemesten, startte de ondernemer in 2022 een experiment met de teelt van snijmaïs met Mycorhizza-coating in plaats van kunstmest. ‘De schimmel uit de coating moet de stikstof in de bodem beter beschikbaar maken voor het gewas. Het was meer een probeersel dan een echte proef. Maar resultaten waren goed: de opbrengst en stand van het gewas waren vergelijkbaar met de maïspercelen waar wel kunstmest was ingezet.’ Daarop werd de proef in 2023 uitgebreid. Op een oppervlak van vier hectare, met twaalf teeltstroken, beproefde Uijterlinde drie verschillende behandelingen: een teelt met alleen drijfmest, een teelt met drijfmest en snijmaïs voorzien van Mycorrhiza-coating en een teelt met de inzet van drijf- en kunstmest. ‘Bij deze laatste behandeling gaven we 30 kilo zuivere stikstof in de rij’, licht de ondernemer toe.

De behandeling met kunstmest resulteerde in 414 kilo extra droge stof per hectare. ‘Maar omdat we van de “kunstmeststroken” meer droge stof haalden, werd het zetmeel “verdund” over een grotere hoeveelheid maïs. Hierdoor kwam het zetmeelgehalte lager uit. Dat is niet wenselijk; dit gehalte is een belangrijk aandachtspunt binnen het rantsoen. Een lager zetmeelgehalte in de maïs vergt altijd extra inzet van krachtvoer. De conclusie was dus dat kunstmest geen betere opbrengst gaf dan de alternatieve behandelingen, zonder kunstmest. Die uitkomst verraste me wel en leek potentie te bieden om te besparen op kunstmest.’

Bodemleven niet op gang

Op basis van deze resultaten besloot de ondernemer zijn maïs dit jaar volledig kunstmestvrij te gaan telen, op één referentiestrook na (hier werd 30 kilo zuivere stikstof per hectare aan kunstmest opgebracht). Hij bracht per hectare alleen 40 kuub rundveedrijfmest op, op zijn percelen. ‘Ik had eigenlijk verwacht dat er geen verschil zou zijn, maar dat pakte anders uit. De eerste weken van de teelt was duidelijk verschil te zien tussen de strook waar wel kunstmest was ingezet en de rest van de percelen. De “kunstmeststrook” stond er goed bij, bij de rest bleef de groei achter en stond de maïs niet uniform. Vooral in de beginfase bleek de ontwikkeling achter, vanaf medio juli trok dit flink bij. Inmiddels is het verschil in gewasstand minimaal.’

Uijterlinde gaat er vanuit dat de achterblijvende begingroei te wijten was aan de vele neerslag in de afgelopen maanden. ‘We hebben de maïs op 28 mei gezaaid; bijna een maand later dan normaal. Je zag dat verdichting van de grond beter zichtbaar was op de percelen waar geen kunstmest was opgebracht. Ook had ik het gevoel dat de bodem hier, door de vele regen, vrij koud bleef. Hierdoor ontwikkelde het bodemleven zich niet goed, waardoor de stikstof in de bodem – in tegenstelling tot de eerdere proefjaren – minder goed beschikbaar kwam voor het gewas. Ofwel: door de nattigheid en de koude bodem van dit jaar leverde de bodem onvoldoende stikstof. Waar kunstmest is toegediend, speelde dit probleem minder. Kunstmest blijkt dus minder gevoelig voor dergelijke weersomstandigheden. In extreme jaren als dit zie je dat kunstmest echt zijn werk doet, met name bij de beginontwikkeling van het gewas.’

Zoeken naar juiste strategie

Welke conclusies trekt de melkveehouder op basis hiervan? En hoe gaat hij hier in de toekomst mee verder? ‘Dat hangt af van de uiteindelijke droge stof- en zetmeelgehaltes. De groei van de “kunstmestvrije” maïs is inmiddels wel bijgetrokken, maar de droge stof- en zetmeelgehaltes geven uiteindelijk de doorslag. Ik ben benieuwd hoe deze uitpakken. De gehaltes moeten meer inzicht geven in de risico’s van géén kunstmest geven. Afhankelijk van hoe groot het risico blijkt te zijn, gaan we in de toekomst óf standaard kunstmest meegeven óf – op basis van de weersomstandigheden rond het zaaien – bepalen of kunstmestgift al dan niet nodig is. In gewone jaren zou je deze kunnen weglaten, in koudere, nattere jaren dien je deze dan wel toe. Het is dus nog even zoeken naar de juiste strategie; dit jaar plaatst alles in een ander licht.’

Extreem jaar

Uijterlinde gaat er wel vanuit dat 2024 een buitengewoon extreem jaar is qua weersomstandigheden. ‘Zo’n jaar zal zich niet snel weer aandienen. Maar een jaar als dit is ideaal om van te leren. Uiteindelijk hoop ik wel dat we toch gerichter kunstmest kunnen gaan geven en kunnen besparen op de giften, door de juiste input op het juiste moment te geven. Zo kunnen we duurzamer werken, verminderen we de uitspoeling en besparen we ook nog eens kosten.’

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin