Doorgaan naar artikel

‘Welk probleem los je op met krimp veestapel?’

Als een zwaard van Damocles hangt krimp boven de (melk)veehouderij. Het hoeft niet zegt WUR-onderzoeker Theun Vellinga, maar dan moet het met de klimaatafspraken meevallen. Hij is er niet gerust op.

Het terugdringen van de CO2-uitstoot wordt een geweldige opgave voor de landbouw. De rundveehouderij met zijn methaan en lachgas krijgt het leeuwendeel te verduren. Doorrekeningen van Theun Vellinga en zijn vakgenoten geven aan dat de landbouw een heel eind kan komen met ingrijpende maatregelen als het onder water zetten van 25.000 hectare veenweide, de aanleg van 100.000 hectare productiebos, dichte stallen, fokken op minder methaan, aanpassingen in de veevoeding en afscheid nemen van drijfmest.

De klimaatdoelstelling voor 2030 gaat de sector volgens Vellinga halen: van 19,1 miljoen ton CO2-uitstoot naar 17,8 miljoen ton. “Dat is op zich goed te doen en kan zonder krimp”, voorspelt hij. Een ander verhaal wordt het als de duimschroeven voor 2050 worden aangedraaid. Niet duidelijk is wat de emissie-eisen voor 2050 zijn. Die staan nog niet vast.

Voorlopig gaan de onderzoekers uit van een reductie bij de primaire landbouw naar
9 miljoen ton. Met ingrijpende maatregelen is dat volgens de Wageningers te halen. Die
9 miljoen ton is gebaseerd op een mogelijke Europese verdeling, maar die kan anders en nadeliger voor Nederland uitpakken. En het kan ook nog zo zijn dat de landbouw een groter aandeel moet leveren en dat er nog eens 5 of zelfs 7 miljoen ton af moet. “In al die ­andere situaties minder dan 9 miljoen ton wordt de grootte van de veestapel kleiner. Daar ontkom je dan niet aan,” is de prognose van Theun Vellinga.

Natuur- en milieu-organisaties roepen al langer om krimp. Ze krijgen zo hun zin.
“We draaien om de hete brij heen. Want welk probleem los je op? Het gaat om voedsel. Mensen blijven eten. Als je de consumptie niet tegelijkertijd verlaagt, wordt het voedsel elders geproduceerd en gaat de uitstoot van broeikasgas niet omlaag. Een argument is dat we produceren voor export, maar realiseer je dan ook dat het overgrote deel van die productie in een straal van een paar honderd kilometer terechtkomt. Als je de veestapel wilt aanpakken, moet dat dan regionaal en wat is dan regionaal? Je hoort ook de roep om zelfvoorzienend te zijn. Doen we dat dan ook voor graan, koffie, thee, bananen, aardbeien in de winter enzovoorts. En levert krimp milieuwinst op? Stel dat je de helft van de koeien wegdoet, dan is er geen veehouder meer die een emissiearme stal bouwt, want waarom zou hij. Er is dan toch veel minder ammoniakemissie. En laten we ook niet vergeten dat de landbouw in de afgelopen jaren ontzettend veel gedaan heeft wat betreft het terugdringen van emissies. Dat verdient respect. ”

Hoe ruw zijn jullie berekeningen. Zit er nog rek in?
“Er zitten mitsen en maren aan. We zijn er vanuit gegaan dat de veestapel blijft zoals hij is en dat ook de melkproductie hetzelfde blijft, terwijl het inderdaad zo is dat die productie per koe kan blijven stijgen. Daar zit speelruimte. Maar we gaan er ook vanuit dat alle boeren de maatregelen treffen zoals we die aangeven. Doen ze dat ook allemaal? Dat hangt vooral af van de vraag of die maatregelen kosteneffectief zijn. Naar kosteneffectiviteit hebben we niet gekeken. Daar gaat straks de discussie over: gaan we al die maatregelen treffen of wordt er ingekrompen?”

De reacties van boeren op jullie berekeningen zijn niet mals. 100.000 hectare productiebos, veenweide onder water, zijn ze in Wageningen helemaal koekoek?
“Het enige dat we gedaan hebben is aangeven wat de doelen zijn en welke maatregelen mogelijk zijn. We zeggen niet hoe het moet, maar we leveren de mogelijkheden aan. Dat is voer voor discussie. Als je zegt ‘ik wil geen 100.000 hectare bos, ik wil helemaal niks’, dan moeten emissies op andere wijze worden verminderd. ”

“Tot nu toe is alles bij het verminderen van emissies gericht op het verbeteren van de ­efficiency. Daarmee zwem je in een fuik. Als je doorgaat met optimaliseren word je heel kwetsbaar. Je zag het afgelopen zomer met de krappe voerpositie. Zorg dat je weerbaarder wordt. Als je vasthoudt aan efficiency met een steeds hogere melkproductie per koe wordt weidegang problematisch en krijg je koeien in dichte stallen. Wil je dat? Aan een koe zitten ook andere rollen dan alleen te zorgen voor voldoende eten. De koe heeft ook een landschappelijke functie en de biodiversiteit is ermee gediend dat de koe in de wei staat. Dat moeten we houden met minder nadruk op de hoogste productie. Bij de mest ligt het anders. Je wilt naar een aparte gierkelder en een opslag van vaste mest, beide overdekt, zodat je het gas kunt afvangen en verbranden. Ook de stallen worden beter afgesloten. We hebben een extreem scenario doorgerekend waarbij ieder stal en mestopslag luchtdicht zit en een trekker met voermengwagen eerst door een luchtsluis moet. Je krijgt een soort pluimveestal maar dan nog een graadje dichter. Potdicht. Dat moet je niet willen, want je krijgt dezelfde pr-problematiek als bij de pluimvee- en varkensstallen. En het staat haaks op de andere rol van melkvee”

De minister wil naar kringloopveehouderij. Staat dat haaks op jullie rapport?
“Nee hoor. Dat past heel goed. Maar als je het hebt over kringlopen, dan moet je ook zorgen dat je ze sluit. De grote makke is dat er een groot lek zit. Wat we opeten, verdwijnt in het toilet en daar lever je niks voor terug. Je moet zorgen dat die mineralen uit die producten terugkomen. Anders mijn je de grond uit. Wij lossen dat in Nederland op met import van voer, maar daarmee organiseer je uitputting van de grond elders. Zelfs bij korte regionale ketens moet je niet de pretentie hebben dat ze sluiten. Je moet afspraken maken over het echt sluiten van die kringlopen. De minister weet dat.”

De CO2-emissie per kilo melk is in Nederland superlaag. Dat is te danken aan de intensieve productie. Eigenlijk zeggen jullie dat CO2 en biodiversiteit/natuur en een lagere productie slecht samengaan.
“Het klopt. De intensiefste bedrijven leveren de laagste broeikasgasemissie. Alleen het probleem in Nederland is dat we in totaal heel veel melkproductie en vee hebben met heel veel broeikasgas. We zullen met elkaar moeten kijken hoe we een melkveehouderij willen die ook voldoet aan milieudoelstellingen, biodiversiteit, landschap, welzijn, kwaliteit en gezondheid. En dat kan niet op haren en snaren.”

Bij PlanetProof gaan biodiversiteit en natuur en een lage CO2-equivalent aan uitstoot niet samen. Dat is toch raar.
“Inderdaad. SMK moet de normen aanpassen. Het systeem moet haalbaar zijn. Je ziet het bijvoorbeeld bij boeren die moeite doen voor weidevogels met nat land en later maaien. Maar hun footprint (max. 1.200 gram per kilo melk, red.) is volgens de normen te hoog. Daardoor missen ze de boot. Het zijn bedrijven die heel erg aansluiten op wat gevraagd wordt aan kringloop, biologisch of natuur. Dat moet anders.”

Fokkerij is een mogelijkheid om te zorgen voor minder methaan per koe. De ene stier zorgt voor koeien die minder methaan uitstoten dan de ander.
“Methaan is niet nieuw. We doen al 40 jaar onderzoek naar methaan. In theorie is het zo dat minder methaan zou moeten leiden tot meer melk of meer vlees. Dat is echter heel moeilijk vast te stellen. Omdat het bij methaan alleen om emissie gaat en niet om productie wordt op dat aspect niet gefokt, want er is nog geen geld mee te verdienen. Dat wordt in de toekomst anders. Of via een CO2-prijs of via de noodzaak emissies verder terug te dringen.”

Veehouderij is de kop-van-jut, landbouw en met name vlees liggen onder vuur, zelfs kaas mag niet meer, terwijl het maar om krap 12 (landbouw sec) tot 25% (totale keten) van de broeikasgasuitstoot gaat. Over scheepvaart en vliegtuigen hoor je weinig. Hoe keer je dat?
“Dat is public relations. Landbouw heeft zijn pr niet op orde. Altijd in de verdediging. Dat doen andere sectoren veel beter. Als je ziet hoe bijvoorbeeld een KLM met haar vliegreizen wegkomt vergeleken met de boeren, is dat verschil enorm. Dat pleit de landbouw natuurlijk niet vrij om maar niks te doen. Er is wel een groot verschil met andere sectoren. Het gaat bij ons om voedsel, om ons eten. We kunnen niet zonder. Dat moet je produceren. Dat is anders bij de meeste andere producten.”

Broeikasquotum komt er aan

Melkveehouders moeten er rekening mee houden dat de beperking van de broeikasuitstoot gepaard gaat met de komst van broeikasgasrechten. Net als bij fosfaat, ammoniak en vroeger het melkquotum gaat dat gebeuren, voorspelt Theun Vellinga. Anders is een emissieplafond niet te garanderen. “Op basis van goede wil alleen gaat het niet werken.”
Dat heeft consequenties voor melkveehouders die willen groeien. Die groei zet door, verwacht de Wageningse onderzoeker. Dat betekent investeren in broeikasgasrechten. De kostprijs gaat omhoog. “Voor wie in de veehouderij wil blijven, wordt het duurder. Dat geld kun je niet investeren in maatregelen, in natuur of biodiversiteit. Als je niks regelt, vloeit dat geld uit de sector”, stelt Theun Vellinga.

Theun Vellinga (59) is senior onderzoeker melkveehouderij en milieu bij Wageningen Livestock Research. Tevens is hij werkzaam bij Living Lab Natuurinclusieve landbouw Fryslân en bij de Vereniging Circulair Friesland. Na de studie landbouwplantenteelt met specialisatie grasland heeft hij gewerkt bij het Praktijkonderzoek in Lelystad, DLG en de FAO.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin