Maatschap Dunnink houdt graag de kosten laag. Ook de voerkosten, die slechts € 5,59 per 100 kilo melk bedragen. ‘Melk produceren uit ruwvoer is economisch erg interessant’, zeg Jan Dunnink, die het optimum zoekt in de krachtvoergift.
In 2008 kreeg familie Dunnink de kans om nieuw te bouwen in het buitengebied van Staphorst. “Dat grepen ze met beide handen aan. We zaten daarvoor in het dorp met 75 koeien en konden niet uitbreiden. Op de nieuwe locatie is eerst gebouwd voor 140 koeien, in 2014 is uitgebreid tot 210 koeplaatsen. Om binnen de fosfaatruimte meer te kunnen melken, zijn we in 2016 gestopt met eigen jongvee-opfok”, vertelt Jan Dunnink. De focus ligt op makkelijk werken en een hoge arbeidsefficiëntie. Er zijn drie Lely A4-melkrobots, een voeraanschuifrobot, koematrassen in plaats van diepstrooiselboxen, geen jongvee, korte, efficiënte looplijnen en automatische koe-separatie. “Dat kan zelfs met de telefoon en dat werkt erg handig”, lacht Dunnink.
Voerkosten 50% lager dan gemiddeld
Dunnink let erg goed op de kosten. “Bij alles wat geld kost, kijk ik eerst goed of het uit kan. Dat geldt ook voor de krachtvoerverstrekking”, zegt de Overijsselse veehouder. “Omdat we relatief veel grond hebben, is het een uitdaging om zoveel mogelijk melk uit eigen ruwvoer te halen.” De maatschap produceert 1,3 kilo melk uit 1 kilo droge stof ruwvoer en 1,7 kilo melk uit 1 kilo droge stof krachtvoer. Voor meer inzicht in de voerefficiëntie neemt Dunnink deel aan een studiegroep van Dirksen Management Support.
“De ruwvoerefficiëntie is best goed in vergelijking met de krachtvoerefficiëntie. Ruwvoer kost ons 11 cent per kilo droge stof en krachtvoer 30 cent per kilo droge stof. We kunnen uit ruwvoer bijna drie keer zo goedkoop melken dan uit krachtvoer.” De totale voerkosten van maatschap Dunnink zijn bijna de helft van de gemiddelde voerkosten van melkveeklanten van Flynth. “We willen niet een maximale, maar een zo efficiënt mogelijke productie. Extra liters produceren met extra krachtvoer, kan op een bepaald moment niet meer uit. Er zit ergens een optimum in kosten en baten. Ons optimum ligt momenteel op 8.499 kilo melk per koe met € 5,59 per 100 kilo melk aan totale voerkosten. Het aandeel krachtvoer in ons rantsoen is 21%, terwijl dat gemiddeld 35% is. Een paar koeien meer melken met een iets lagere productie per koe, is economisch voor ons het meest aantrekkelijk.”
Veel vers gras
Om veel te melken uit ruwvoer, vreten de koeien maximaal vers gras. Dat gebeurt via weidegang op een ruime huiskavel (50% van de grond) en summerfeeding van juli tot en met eind november. “Op twee robots is er voor weidegang vrij koeverkeer, op de derde robot werken we met een separatiepoort. Na de derde snede, maaien we veel vers gras voor stalvoedering. Dat is superefficiënt. Bij vers grasaanbod, voeren we minder krachtvoer.” De maximale krachtvoergift is 10 kilo per koe per dag, uitsluitend in de melkrobots. “Alle verse koeien tot 90 dagen in lactatie krijgen standaard krachtvoer, daarna op basis van de productie. De oudmelkte koeien vinden alleen lokbrok ofwel 1 kilo soja-raap en smulsiroop in de melkrobot.” Gemiddeld wordt 18,5 kilo brok en soja-raap per 100 kilo melk gevoerd. Het gemengde winterrantsoen bestaat voor 70% uit graskuil en 30% mais. Henk voert dit een keer daags met een voermengwagen. De maten hebben een Juno voerschuifrobot. “Als je veel wilt melken uit ruwvoer, moet je altijd zorgen dat er voldoende voer beschikbaar is aan het voerhek.” De droge koeien staan in een aparte groep en krijgen een specifiek basisrantsoen, dat bestaat uit graskuil (waar geen drijfmest op is gekomen), mais en fijngehakseld natuurhooi en stro. “De loonwerker hakselt voor ons het hooi en stro fijn met een haybuster. De extra structuur in het rantsoen verbetert de penswerking en koegezondheid. Ook benutten we zo het natuurhooi goed en besparen we op stro kopen.” Afkalven gebeurt in een strohok naast de ruimte met droge koeien.
Ruwvoer en koegezondheid
De ruwvoerwinning doet Dunnink grotendeels zelf. Het spuiten tegen onkruiden, gewasbescherming en mais inzaaien en hakselen, is uitbesteed aan de loonwerker. De eerste en tweede grassnede, kuilt hij zelf in, over elkaar heen in één sleufsilo. “Voor een goede kwaliteit graskuil, bemesten we deze sneden minimaal op de norm, soms wat meer, afhankelijk van de weersomstandigheden. We gebruiken zoveel mogelijk eigen drijfmest, met wat aanvullende kunstmeststoffen.” De maten maaien om de vier weken en spuiten ook tijdig tegen onkruid. “We benutten onze bemestingsruimte nog niet helemaal, maar topopbrengsten zijn ook niet nodig, want we zijn meer dan zelfvoorzienend in ruwvoer.”
De derde snede (zonder drijfmest) verwerkt de loonwerker in ronde balen voor de droge koeien. Vanaf de vierde snede maait Dunnink zo veel mogelijk gras voor stalvoedering.
Hij kiest voor gemak en wil niet elke keer koeien ophalen naar de robots. Daardoor ligt het aantal melkingen op 2,5 per etmaal. Ondanks dat, is het celgetal met 149 onder controle. Qua diergezondheid, enten de maten hun koeien twee keer per jaar tegen IBR en BVD om de vrije status te bereiken. De veevervanging ging de afgelopen jaren van 25% naar 20%. “We kopen drachtige vaarzen aan via een vaste handelaar en insemineren de koeien met Belgisch Witblauwen.” De gemiddelde leeftijd van de veestapel is vier jaar en drie maanden. “We werken graag preventief om gezondheidsproblemen te voorkomen. Zo is geïnvesteerd in een nieuwe klauwbekapbox. Ik bekap de klauwen twee keer per jaar: vlak voor het droogzetten en als de koeien drachtig zijn.” De droge koeien krijgen naast kalium-arme graskuil ook droogstandsmineralen om stofwisselingsstoornissen te voorkomen.
Economie en arbeid
Dunnink wil op zijn bedrijf economisch gezond draaien met een hoge arbeidsefficiëntie. “We hebben een jong gezin met acht dochters en ik wil ook graag wat vrije tijd. Gelukkig helpt mijn vader mee op het bedrijf, en in drukke periodes is er hulp van familieleden, maar op langere termijn sta ik er alleen voor. Daarom is gekozen voor melkrobots en geïnvesteerd in de voeraanschuifrobot.” De Juno kost € 13.000, maar dat kan volgens Dunnink wel uit. “Elke dag voldoende goed ruwvoer voor het voorhek, is altijd winst.” De mechanisatiekosten houdt de Overijsselse veehouder bewust laag. “We kopen niet de grootste ruwvoermachines en accepteren dat we er dan wat langer over doen. Maar elke niet uitgegeven euro hoef ik ook niet terug te verdienen.”