De zomerkuilen zijn wat aan de droge kant, maar de kwaliteit valt zeker niet tegen. Dat blijkt uit voorlopige gemiddelde cijfers van de zomerkuilen. De monsters zijn gewonnen tussen 1 juni en 31 juli en geanalyseerd door Eurofins Agro.
De voederwaarde is 886 VEM per kilo droge stof. Het gemiddelde ruweiwitgehalte bedraagt 171 gram per kilo droge stof. Daaruit blijkt dat na de regenval van begin juni de mineralisatie goed op gang is gekomen en kon worden benut door het gras. Het suikergehalte ligt met 90 gram zo’n 10 gram hoger dan normaal.
Eurofins geeft aan dat het ruw-asgehalte in de kuilen met 98 gram bijzonder laag is. Dat betekent dat het gras mooi schoon binnen is gekomen. Ook het boterzuurgehalte is gunstig laag met 1,2 gram per kilo droge stof. Het hoge drogestofgehalte heeft ook een positieve invloed op deze twee waarden.
Eurofins constateert dat er op verschillende bedrijven nog wel opbrengst nodig is met genoeg eiwit daar in. Het bedrijf adviseert dan ook om de komende weken eventuele stikstofruimte te benutten en waar mogelijk nog wat kunstmeststikstof te gebruiken. Dit mag nog tot 15 september.
Broeigevoelig
Het drogestofgehalte van de zomerkuilen komt uit op 52,6%, waar de laatste vier voorgaande jaren de 50% niet werd gehaald. Omdat droog product zich moeilijker laat verdichten ligt broei op de loer. De hoeveelheid melkzuur van 30 gram per kilo droge stof is ook niet bijster hoog. De broei-index ligt op 40 (zeer broei gevoelig) waar dat in de voorgaande jaren varieert tussen 27 en 34. Een hoge voersnelheid is daarom bij uitkuilen gewenst. Dit zijn kuilen waarbij gebruik van een inkuilmiddel zeker had kunnen helpen in de stabiliteit van het voer, stelt Eurofins.