Van de Melkvee100plus-lezers biedt het grootste deel, 69%, hun koeien weidegang. Daarbij kiest vier op de vijf bedrijven om de koeien direct naar buiten te sturen zodra er voldoende gras voor beweiding staat. Het andere deel start pas met weidegang als de eerste snede in zijn geheel gemaaid is en als er voldoende etgroen staat. Dat blijkt uit de antwoorden op de enquête die eind juli door 115 lezers van Melkvee100plus online zijn ingevuld.
Van de Melkvee100plus-lezers biedt het grootste deel, 69%, hun koeien weidegang. Daarbij kiest vier op de vijf bedrijven om de koeien direct naar buiten te sturen zodra er voldoende gras voor beweiding staat. Het andere deel start pas met weidegang als de eerste snede in zijn geheel gemaaid is en als er voldoende etgroen staat. Dat blijkt uit de antwoorden op de enquête die eind juli door 115 lezers van Melkvee100plus online zijn ingevuld.
Een klein deel van de ondernemers vindt koeien buiten ‘gewoon mooi’ of ziet kans om zo de benutting van het gras te verbeteren. Maar de belangrijkste redenen voor toepassen van weidegang is toch vaak uit economisch perspectief ingegeven. Want van de bedrijven die weidegang bieden. geeft 84% economische gronden aan. Ruwweg de helft van de 84% geeft aan de weidepremie niet te kunnen missen terwijl de andere helft aangeeft dat het bijdraagt in het verlagen van de kosten.
Verlagen van de kosten kwam in de vorige enquête ook al naar voren waarbij uitbreiden van de bedrijfsomvang als de belangrijkste oplossing werd genoemd om de stijgende kosten het hoofd te bieden.
Van de bedrijven die geen weidegang bieden, is de stabiliteit voor de koeien de belangrijkste reden. Verder worden te weinig beweidbare oppervlakte of een te grote koppel melkvee genoemd. Een van de lezers voegt toe dat ook betere stikstofbenutting, hogere hectare opbrengsten en verlagen van de CO2-footprint belangrijke redenen zijn om de koeien liever op stal te houden.
Neveninkomsten
Via beweiden wordt dus aan de kostenkant gesleuteld en ook aan de opbrengstenkant door de weidepremie. Maar er zijn ook opbrengsten die niet uit melk of omzet en aanwas komen. Iets meer dan de helft, 56%, zegt geen andere inkomsten te hebben en is volledig gefocust op de melkveehouderij. De overige 44% heeft wel neveninkomsten. Deze zijn opgebouwd uit 9% beheersovereenkomsten en 9% uit opwekken van energie. Boerderijverkoop komt op 3% van de bedrijven voor en 4% haalt inkomen uit toerisme. 19% heeft nog andere neveninkomsten. Daarbij valt de denken aan werk buitenshuis of bestuurlijke activiteiten.
Van alle bedrijven heeft 28% deze inkomsten ook nodig. De helft zegt dat het tot 20% van het inkomen betekent en 45% zelfs tussen 20 en 50% van het inkomen beslaat. Een heel klein deel haalt zelfs meer inkomen uit de nevenactiviteit dan uit de melkerij.
Markt en stemming
Het is geen nieuws dat de kosten op het primaire bedrijf stijgen. Kunstmest was erg duur en het prijsniveau van krachtvoer is nog nooit zo hoog geweest. Het is dan ook logisch dat veehouders een hogere melkprijs nodig hebben om de stijgende kosten te compenseren. Slechts 15% geeft aan zich met de huidige melkprijs goed te kunnen redden. De rest zegt meer nodig te hebben. 17% zoekt een melkprijsverhoging van 1 à 2 cent. Twee op de vijf zegt 3 à 4 cent extra nodig te hebben en nog eens 38% zegt zelfs dat meer dan 4 cent per kilo melk extra nodig is.
De visie op het ondernemersklimaat is een altijd terugkerende vraag. Net als in de vorige enquête komt het gemiddelde cijfer uit op een 5,3. Dat is nog altijd geen voldoende en de hoge kostenstructuur lijkt daar debet aan. Het cijfer is wel stabiel want tot en met het laatste kwartaal van 2020 lag het tussen de 5 en 5,5. Alleen tijdens de start van de coronacrisis en tijdens de stikstofdebatten waarbij de melkveehouderij een voermaatregel boven het hoofd hing, waren de cijfers een stuk lager.
Bart Wesselingh (32) in Amstelveen houdt 160 koeien in het veenweidegebied. “Een flink deel van onze huiskavel bestaat uit perceeltjes van minder dan 1 hectare groot. Voor ons is dat reden om niet te maaien maar volop te beweiden. Daar starten we meestal in de eerste week april mee, om vrij snel daarna over te gaan op dag en nacht weiden. Dat doen we tot half oktober. Zo benutten we zoveel mogelijk vers gras. Toch is ook de financiële vergoeding uit de weidepremie een belangrijke prikkel om te blijven beweiden.”
“De weidegang is bij ons vooral financieel gedreven”, zegt Janneke Hartemink (48) in Zwolle. “Door verkaveling en grondsoort, rivierklei, is het hier helemaal niet geschikt om te beweiden. We waren daar dan ook mee gestopt in 2003, maar de steeds hoger wordende weidepremie wilden we ook niet missen. In 2016 zijn we weer gestart met beweiden. Toch hebben we er eigenlijk te veel werk van, en de grond versmeert nog altijd snel, zeker tijdens een wat natter jaar zoals nu. Dat verandert niet.”