Met een aanpassing in de KringloopWijzer wordt eigen geteeld eiwit op een andere manier berekend. Dat heeft kleine consequenties voor de uitkomsten.
De KringloopWijzer is aardig ingeburgerd in de melkveehouderij. Het instrument brengt voor elk bedrijf de mineralenkringlopen in beeld met excreties aan stikstof en fosfaat, benutting van mineralen en emissies. Sinds 2016 is werken met de KringloopWijzer verplichte kost.
De afgelopen jaren zijn er achter de schermen regelmatig aanpassingen doorgevoerd om het instrument beter bij de praktijk aan te laten sluiten. De meest recente heeft betrekking op de berekening van de hoeveelheid eiwit die geproduceerd is op eigen land. In de discussie over grondgebondenheid en hoe deze in te vullen, heeft de sector een nieuw kengetal gekregen wat aangeeft welk aandeel van het eiwit in het rantsoen op het bedrijf zelf is geteeld. Het streven daarbij is 65% (zie kader Eiwit zegt…). Het is daarom belangrijk dat de berekening in de KringloopWijzer op dezelfde manier gebeurt zoals de Commissie Grondgebondenheid melkveehouderij heeft bedoeld.
Iets andere uitkomst
De aanpassing is niet heel groot maar kan een wel iets andere uitkomst geven. In de oude berekening wordt gerekend met de hoeveelheid geoogst eiwit en de hoeveelheid eiwit die via de rantsoenen is gevoerd. Daaruit rolt een percentage eigen eiwit. In de nieuwe berekening telt alleen het gevoerde eiwit mee dat daadwerkelijk op de eigen grond is geteeld. Eiwit dat veehouders aankopen of verkopen valt dus buiten de berekening. Dat geldt ook voor eiwit dat nog in voorraad zit in de kuilopslag. Alleen eiwit dat in het betreffende kalenderjaar rechtstreeks vanaf het land of vanuit de kuil is gevoerd, gaat mee in de berekening.
Kort gezegd maakt eiwit uit eigen teelt dus plaats voor eigen eiwit in voeding. De nieuwe manier van berekenen gaat gelden bij het invullen van de KringloopWijzer in 2022 over het jaar 2021. Daarbij wordt gecorrigeerd voor aangekocht ruw eiwit dat in de kuilen zit. Veehouders hoeven daar verder niets aan te doen aangezien alle gegevens al in de centrale database aanwezig zijn. Aan de uitvoerkant zal er voor veel bedrijven wel wat veranderen, afhankelijk van de situatie. Bedrijven die voornamelijk eigen eiwit telen en voeren zullen weinig verschil merken. Dat is wel het geval voor bedrijven die meer eiwit van het land halen dan ze zelf kunnen opvoeren. Op deze bedrijven zal het aandeel eigen eiwit volgens de KringloopWijzer wat dalen. Bedrijven die in een jaar interen op de voorraad, bijvoorbeeld als gevolg van droogte, zien het aandeel eiwit van eigen land in het betreffende jaar juist toenemen.
Gemiddeld 2% lager
Met de aanpassing sluit de uitkomst van de KringloopWijzer dus beter aan bij de definitie zoals die nu breder wordt gehanteerd. Michel de Haan, onderzoeker veehouderij en omgeving bij Wageningen University & Research, ziet dat het voor extensieve bedrijven nog altijd eenvoudiger is om een goede score de halen. Het sluit nu wel beter aan bij de gewenste werkwijze van de Commissie Grondgebondenheid. “Bedrijven die veel eiwit met krachtvoer voeren en vrij veel eiwit van het land halen maar dit verkopen of de voorraad vergroten, konden in de KringloopWijzer toch een hoog percentage eiwit van eigen land realiseren. Dat terwijl het niet in het rantsoen zat. Dit sloot niet aan bij de grondgebondenheidsgedachte van de Duurzame Zuivelketen.”
Uit een snelle toets met een analyse van zo’n 1.000 KringloopWijzers uit de jaren 2016, 2017 en 2018 blijkt dat als gevolg van de nieuwe rekenwijze het aandeel eiwit van eigen land gemiddeld zo’n 2% lager uitkomt. De Haan schat dat zo’n 30 tot 40% juist een hoger aandeel uit de berekening krijgt. “Dat zijn bedrijven die zijn ingeteerd op de ruwvoervoorraad.”
Gemiddeld is de verandering een kwestie van enkele procenten, maar er zijn ook bedrijven waar de uitkomst volgend jaar wel 8 tot 10% hoger of lager ligt. “Dat zijn incidenten maar ze komen voor.” Formeel heeft dit geen consequenties voor veehouders aangezien het vooralsnog over streefwaardes gaat en veehouders niet worden afgerekend op het aandeel eigen eiwit. De Haan benadrukt dat het een analyse is op basis van oudere KringloopWijzers en niet een-op-een naar de situatie van vandaag kan worden doorgetrokken. Het zegt wel iets, maar niet alles over toekomstige resultaten van de KringloopWijzer.
Wageningen heeft op basis van een analyse van de KringloopWijzers factsheets gemaakt die aangeven welke factoren van invloed zijn op de hoogte van diverse kengetallen waaronder eigen eiwit. Ze zijn te vinden op de site van ZuivelNL.
Nog los van deze aanpassing wijst De Haan nog op het gebruik van het kengetal versus veebezetting per hectare. De overheid vindt het aandeel eigen eiwit als maat voor grondgebondenheid moeilijk te borgen (zie kader) dus zal veebezetting per hectare wellicht de voorkeur hebben. “Het is de vraag of bedrijven met een lage veebezetting altijd veel eigen eiwit in het rantsoen hebben, en of dit op bedrijven met een hogere veebezetting niet mogelijk is. Via Koeien & Kansen hopen we daar binnenkort meer zicht op te krijgen.”
Eiwit zegt iets over grondgebondenheid
Na jarenlange discussie over grondgebondenheid bracht de Commissie Grondgebondenheid in opdracht van LTO en NZO drie jaar geleden een definitie naar buiten: Een bedrijf is grondgebonden als 65% van het eiwit in het rantsoen afkomstig is van eigen land. Voor de commissie tellen ook minimaal driejarige buurtcontracten tot 20 kilometer afstand mee; in de KringloopWijzer is dat niet het geval. De veehouder moet minimaal de helft van zijn ruwvoerbehoefte op eigen grond telen. Verder stelt de commissie een minimale omvang van de huiskavel voor zodat er niet meer dan maximaal tien koeien per hectare worden beweid.
Tot verankering in wetgeving heeft het niet geleid, ondanks dat daar politiek draagvlak voor was. LTO en NZO leggen het nu uit als een sectordoel. Daarbij de kanttekening dat de markt vrij eisen in de eigen voorwaarden kan opnemen. Bedrijven worden volgens deze organisaties aangemoedigd en ondersteund om naar 65% eigen eiwit en voldoende grote huiskavel te groeien. Eén van de instrumenten daarbij is de KringloopWijzer.
Meer eiwit van eigen land is mogelijk
Veehouders kunnen meer eiwit produceren en in het rantsoen opnemen. Een aantal voorbeelden.
* Verhogen van de grasproductie per hectare op de eigen percelen, bijvoorbeeld via optimaliseren van bodem-, bemesting- en oogstmanagement. Elke 500 kilo extra droge stof geeft gemiddeld 2% meer eigen eiwit.
* Meer eiwit in het gras; elke 10 gram extra ruw eiwit per kilo geeft 2% meer eigen eiwit.
* Verhogen van het aandeel vers gras in het rantsoen ten koste van snijmais en/of krachvoeders. Bij 10% extra gras stijgt het aandeel eigen eiwit met 4%.
* Telen van specifieke eiwitgewassen. Met het gebruik van klaver in grasland en luzerne is al meer bekend. Er zijn ook gewassen in beeld als soja, veldbonen of lupinen. Opbrengsten en kwaliteit zijn vaak moeilijk.
* Verbeteren van de stikstofefficiëntie van het bedrijf, zowel in de bodem als bij de koeien. Daardoor kan het rantsoen toe met minder eiwit via krachtvoer en bijproducten.
* Aankoop van ruwvoeders binnen een straal van 20 kilometer van het bedrijf, met een contract voor drie jaar.