Doorgaan naar artikel

‘Alles moet vlotjes gaan, dat staat centraal’

De transitie van koeien is cruciaal voor een gezonde productie. Reden voor Agrifirm om een speciaal Team Transitie samen te stellen. Jorien Papen is overtuigd van de kracht van het team om het rendement te verbeteren.

Agrifirm werkt sinds begin dit jaar met een landelijk opererend Team Transitie. Dat ondersteunt veehouders om de transitie van koeien van droogstand tot en met de eerste maanden van de lactatie zo vlot mogelijk te laten verlopen. Teamleider en dierenarts Jorien Papen (37) is overtuigd van de kracht van deze groep mensen om het rendement op het boerenbedrijf te verbeteren.

Waarom is dit team samengesteld?
“Een flink deel van de problemen waar koeien mee te maken kunnen krijgen in het begin van de lactatie, zijn terug te voeren op de droogstand. Als we de droogstand en de opstart kunnen verbeteren, voorkomen we ook veel problemen.”

Zijn er speciaal mensen voor aangetrokken?
“Nee. In beginsel krijgen alle rundveevertegenwoordigers een gedegen basisopleiding waarin ze uiteraard ook kennis over de droogstand van koeien opdoen. Via interne werving hebben ze zich kunnen melden voor extra bijscholing op het snijvlak van voeding en gezondheid. Deze medewerkers gaan zich een flink deel van hun tijd alleen maar bezighouden met alles rondom de transitie.”

Hoe weet je dat er behoefte is aan extra begeleiding op dit vlak?
“Dat merkten we vooral aan de toegenomen vraag naar transitie-optimalisatie. Veehouders willen meer dan ‘geen gedoe’. Ze willen echt een optimale transitie en een optimale opstart, zonder zichtbare aandoeningen maar ook zonder ‘onzichtbare’ subklinische aandoeningen Afgelopen najaar hebben we in de actie ‘1-in-melk’ vouchers uitgedeeld. Daarbij konden veehouders kiezen voor advies en een specialistisch bezoek op verschillende onderwerpen. Daarbij werd heel vaak gekozen voor transitie, ruwvoeradvies en ondernemersadvies van Exlan. Dat was wederom een onderbouwing voor de behoefte aan een specialistenteam.”

Wat brengen die specialisten?
“De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar droogstand en de relatie naar problemen in de lactatie. Die kennis hebben we gebundeld met onze wetenschappers en nutritionisten en die willen we op een praktische manier vertalen naar het erf. Met deze specialisten zijn we daar goed toe in staat.”

Hoe krijg ik zo’n specialist op mijn erf?
“Veehouders bespreken hun vragen met hun eigen vertegenwoordiger. Als ze er samen niet uitkomen, kan deze de transitiespecialist uit zijn team inschakelen. Het kan ook zijn dat juist de vertegenwoordiger ziet dat er verbetering mogelijk is en een bezoek van de specialist voorstelt. Zo’n proactieve houding wordt door klanten goed gewaardeerd.”

Agrifirm heeft al specialisten voor robotmelken, jongveeopfok, TMR en ruwvoer. Wilt u van de generalisten af?
“Zeker niet. Een generalist is juist belangrijk omdat er iemand op het bedrijf moet zijn die van alle onderdelen wat weet. Als er behoefte is aan extra stappen komt er een specialist. Maar dat is lang niet in alle gevallen nodig.”

Hoe ziet zo’n bezoek eruit?
“De specialist zal een scan uitvoeren op het bedrijf. Daarin staan de wensen van de veehouder centraal, waarbij hij voeding, huisvesting en watervoorziening beoordeelt en het percentage problemen na afkalven in kaart brengt. Dit duurt zo’n twee à drie uur. Desgewenst kan de bedrijfseigen dierenarts aansluiten bij dit bezoek.”

Komen dierenartsen en Agrifirm niet in elkaars vaarwater?
“Nee. Dierenartsen werken steeds meer op basis van een preventieve in plaats van een curatieve rol. Daarbij komt dat de droogstand een typisch voorbeeld is van het snijvlak waar voeding en diergezondheid elkaar kruisen. Dus hebben we elkaar nodig om de expertise van beide disciplines te versterken.”

Het eerste bezoek wordt ook opgevolgd?
“Zeker, we willen wel weten of de acties effect sorteren. Daartoe kijken we meestal na zes weken opnieuw naar de mpr-gegevens van de verse koeien en het percentage probleemgevallen. Daarbij zijn melkziekte en ketose (slepende melkziekte) de belangrijkste twee. Streven is om minder dan 5% zichtbare melkziekte te realiseren en minder dan 15% ketose-gevallen.”

Hoeveel bedrijven voldoen daar niet aan?
“Niet iedereen houdt dat bij, er zijn geen exacte cijfers bekend. Ik schat op basis van tien jaar ervaring dat 20% tot 30% van de bedrijven ruim boven die streefwaarden zit. Ze hebben veel meer problemen dan ze zelf ervaren. Ze kunnen snel verbetering bereiken.”

Wat kost die begeleiding door specialisten?
“Het advies is kosteloos en vrijblijvend, ook bij niet-klanten.

Is overwogen er een betaalde dienst van te maken?
“Nee. We willen veehouders ontzorgen. Bij bestaande klanten willen we een vastere relatie opbouwen. Met veehouders die nog geen zaken met ons doen, zullen we trachten die relatie op te bouwen. Maar voerafname is geen voorwaarde. Een bezoek van ons team is en blijft vrijblijvend.”

Wat is de belangrijkste drijfveer voor een veehouder om de transitie te laten onderzoeken?
“Veehouders willen geen gedoe. Een koe met melkziekte, ketose of uierontsteking vraagt aandacht, tijd en geeft ergernis. Er ontstaat onrust als het niet goed gaat. Van de gedwongen afvoer vindt een groot deel plaats in de eerste weken na afkalven. Dat willen boeren boven alles voorkomen. Er is niets mooier dan een koe te laten afkalven, dat ze naderhand vlot eet en drinkt en vlot in het koppel kan, zonder dat je haar steeds moet opzoeken. Het kalf moet vitaal zijn. Alles moet vlotjes gaan, dat staat centraal. Een van onze slogans is niet voor niets ‘geen gedoe, en gaan’.”

Kan zo’n advies tot kosten leiden?
“Ja, als er zaken aangepast moeten worden, kan dat geld kosten. Maar vaak ook niet. Het kan zijn dat het aantal keren voeren moet worden aangepast of dat de verhouding van de verschillende voerbestanddelen in het rantsoen gewijzigd worden. Soms zijn de investeringen klein. Alleen een grotere waterbak of het bijplaatsen van een tweede waterbak bij de droge koeien vraagt geen enorme investering, maar kan al wel veel goed doen. We zien dat veehouders zeker wel bereid zijn om investeringen te doen als dat tot minder gedoe leidt.”

Zoals je het hier stelt, speelt bedrijfsblindheid een grote rol.
“Ja, dat klopt. Vaak zit de oplossing in details. Omdat de koe kwetsbaar is in de transitieperiode, kan een relatief klein ogend detail echt een groot verschil maken. Daarom lopen we alle stappen goed door om ervoor te zorgen dat er niet onbewust een ‘lek’ in het systeem zit.

Had dit alles dan niet in de reguliere bedrijfsbezoeken vastgesteld moeten worden?
“De reguliere bezoeken van de voorlichter leggen de basis voor een gezonde transitie. Maar die voorlichter moet van alle onderdelen wat afweten. Van melkkoeien, droge koeien, kalveren, ruwvoer, robots of melkstal en ga zo maar door. En dat geldt voor de veehouder ook. De transitiespecialist heeft meer tijd om zich volledig in de transitie te verdiepen.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin