Melkveehouders ontvangen gemiddeld een lager uurloon dan veel collega’s in de landbouw, blijkt uit cijfers van Agrimatie. Op de grotere melkveebedrijven weten ze toch nog een aardige uurvergoeding te realiseren.
Wat wilt u als melkveehouder per uur verdienen”, is de vraag die Andries Jan de Boer wel eens in studiegroepen stelt. Het uurloon is volgens de adviseur van 3D Agro Advies een goede indicator hoe het bedrijf draait maar is bovenal interessant voor de eigen bewustwording. “Als je buurman die als zzp’er in de bouw € 30 per uur meeneemt en jij met alle risico’s en uren werken maar € 10 per uur, kun je je afvragen wat je daarvan vindt.”
Beloning voor eigen arbeid is altijd een lastig aspect op agrarische bedrijven en in de melkveehouderij niet minder. De manier waarop met arbeid wordt omgegaan hangt onder andere af van waar het voor gebruikt wordt. Op basis van liquiditeit wordt alleen het uitbetaalde loon voor vreemde arbeid meegenomen en de privé-onttrekkingen. Zodoende kan de post arbeid relatief laag zijn, wat de kostprijs drukt.
Bedrijfseconomische kostprijsberekeningen houden rekening met de berekende arbeid. Hoe dit wordt ingerekend hangt af van de organisatie of accountantskantoor. Sommige tellen met een vast bedrag voor een arbeidskracht, ongeacht de bedrijfsgrootte en het werkelijk aantal gewerkte uren. De arbeidskosten zijn ook op basis van de privé-uitgaven te bepalen.
Arbeidsopbrengst
Wageningen Economic Research rekent voor KWIN en Agrimatie op basis van arbeidsopbrengst en arbeidskosten. De cijfers van Wageningen zijn interessant omdat ze op een gelijkwaardige wijze berekend zijn voor alle type landbouwbedrijven.
Wageningen neemt voor een ondernemer aan arbeidskosten in 2019 een loon van € 27,74 per uur. Dat is gebaseerd op het bruto cao-loon voor een betaalde medewerker, inclusief werkgeverslasten. Ter vergelijking: het gemiddeld uurloon dat wordt betaald in de agrarische sector is ruim € 16,50 euro per uur. Een gemiddeld melkveebedrijf van ruim 100 koeien heeft in Agrimatie op basis van 1.700 uur 2,6 mensen (mensjaren) aan het werk. Dat is omgerekend circa 42 uur per koe.
Deze kosten worden afgezet tegen de arbeidsopbrengst. Dat is het nettobedrijfsresultaat plus de berekende arbeid van de ondernemers. Door beide bedragen op elkaar te delen wordt inzichtelijk in hoeverre de uren daadwerkelijk worden betaald (zie tabel Ondernemers krijgen uren niet vergoed). In 2018 en 2019 is dat respectievelijk 64 en 50%. Door de percentages te vermenigvuldigen met het uurloon ontstaat het verdiende uurloon (zie tabel Melkveehouder verdient € 16 per uur). Dat is de laatste twee jaren respectievelijk € 17,30 en € 13,90 per uur, alles voor belastingen.
Kosten niet vergoed
Wat opvalt is dat het gemiddelde melkveebedrijf over de jaren heen structureel de arbeidskosten niet krijgt vergoed, met uitzondering van het jaar 2017. Het gemiddelde uurloon over vijf jaar is € 15,90.
Verder is typerend dat de melkveehouderij het slechter doet dan het gemiddelde van alle landbouwsectoren. Over alle sectoren heen bedraagt de uurvergoeding over de afgelopen vijf jaar € 25,30. Sectoren als de varkenshouderij en akkerbouw kennen meer fluctuaties, maar krijgen wel een groter deel van hun arbeidskosten vergoed.
Verder realiseren biologische melkveebedrijven soms een hogere en soms een lagere uurvergoeding. Gemiddeld krijgen biologische veehouders de afgelopen vijf jaar € 3,30 per uur meer dan gangbare collega’s.
Een conclusie kan zijn dat melkveehouders dus een relatief lage vergoeding halen uit de eigen arbeid. Dat is volgens Jakob Jager, onderzoeker melkveehouderij bij Wageningen Economic Research, een feit. “Maar melkveehouders maken veel uren per week. Daardoor slagen ze erin nog een redelijk inkomen te realiseren.” De melkveehouderij kent relatief weinig betaalde arbeidskrachten en veel onbetaalde arbeid.
Efficiënter werken
Kijkend naar de omvang van de bedrijven (tabel Hoger uurloon op groot bedrijf) dan blijkt dat de vergoeding van de eigen arbeid toeneemt naarmate bedrijven groter zijn. Bij de grootste bedrijven met meer dan € 500.000 Standaard Opbrengst (SO), dat zijn bedrijven met gemiddeld ruim 180 melkkoeien, ligt het verdiende uurloon de afgelopen twee jaar € 10 tot € 15 hoger dan op het gemiddelde melkveebedrijf qua omvang met 101 koeien. Bedrijven met 150.000 tot 250.000 SO (gemiddeld 54 koeien) en 250.000 tot 500.000 SO (86 koeien) zitten ook onder het gemiddelde.
Een verklaring voor de verschillen is dat grotere bedrijven meer zijn gemechaniseerd en geautomatiseerd. “Daardoor kunnen ze in met minder uren een grotere prestatie leveren”, aldus Jager. Verder is het met grotere aantallen vaak efficiënter werken. Het voordeel dat de grote ondernemers hier pakken gaat wel ten koste van de betaalde arbeid en voor investeringen in mechanisatie.
‘Grote variatie’
Economische adviseurs herkennen dat melkveehouders een relatief laag uurtarief hebben. Klaas de Jong, adviseur economie en strategie bij PPP Agro Advies, ziet in de bedrijfsvergelijkende resultaten melkvee over 2018 een gemiddelde arbeidsopbrengst van € 14,60 per uur bij de bedrijven met 6 ton melk. Bij de groep met 1,2 miljoen melk is dat € 16. “Veehouders die het alleen voor het geld doen, kunnen beter wat anders gaan doen. Maar als een eigen melkveebedrijf voldoening geeft en mensen vinden het prettig om veel te werken, dan levert het nog een goed jaarinkomen op.”
Minder dan in de cijfers van Wageningen herkent De Jong dat grote bedrijven veel hogere verdiensten per uur hebben. “Maar we zien in het algemeen wel een grote variatie. Als veehouders echt goed zijn als ondernemer, manager en/of vakman levert groter zijn ook per uur veel meer op.”
De Boer vindt inzicht in de uurvergoeding interessant voor veehouders. “Ze zijn er niet vaak mee bezig want in de praktijk wordt vooral gekeken naar de totale liquiditeit, bijvoorbeeld bij een investering.”
Bedrijven met een hoge vergoeding per uur zien vooral de bevestiging dat ze het goed doen en heeft inzicht dus weinig impact. Dat is vaak anders bij ondernemers met een lage vergoeding. “Ze voelen vaak al een druk dat dingen anders moeten. Dit inzicht in uurtarief kan behoorlijk confronterend zijn en daarbij helpen een verandering in gang te zetten.”
Arbeid is discussie bij begroting
Het inrekenen van arbeidskosten voor het maken van begrotingen geeft vaak discussie. Er is een methode om het bedrag uit te rekenen dat na aftrek van alle kosten van de extra opbrengst onder de streep overblijft. Door dit te delen door het aantal geschatte uren, resteert een vergoeding, bijvoorbeeld € 11 per uur. Een ondernemer kan beoordelen of dit bedrag voldoende is voor de extra arbeid die de investering vergt. Net als bij de algemene discussie beredeneren sommige ondernemers dat ze tevreden zijn met een minimale uurvergoeding. Er wordt met de investering waarde vastgelegd in het bedrijf en/of ze vinden boeren een ‘way of life’.
Een andere methode is de extra uren die de investering vergt inschatten en daaraan het uurloon koppelen. Dit kan zowel in de situatie dat er een arbeidsoverschot is als een arbeidstekort. Bij een arbeidsoverschot moet een bedrag voor de eigen uren worden genomen; bij een tekort wat de inkoop van uren kost. Dat kan bruto cao-loon zijn, of wat (lokale) zzp’ers vragen per uur.
Lage kosten voor betaalde arbeid
De betaalde arbeidskosten zijn op Nederlandse melkveebedrijven gemiddeld € 0,65 per 100 kilo melk. Dat blijkt uit een overzicht uit 2018 van het International Farm Comparion Netwerk (IFCN). Wageningen Economic Research levert daar de Nederlandse data voor aan.
In vergelijking met melkveebedrijven in andere Europese zuivellanden zijn deze kosten laag. Alleen het typisch Poolse melkveebedrijf heeft helemaal geen betaalde arbeidskosten. De arbeidskosten in Ierland liggen op hetzelfde niveau als in Nederland. Het Deense melkveebedrijf heeft de hoogste betaalde arbeidskosten met meer dan € 4,00 per 100 kilo melk. Deze is dus ruim zes keer zo hoog als in Nederland, bij een vergelijkbaar uurloon als in Nederland.
Ook mondiaal heeft Denemarken de hoogste betaalde arbeidskosten. Toch hebben de typische melkveebedrijven in zuivellanden als de VS en Argentinië vrij hoge betaalde arbeidskosten van meestal meer dan € 2 per 100 kilo melk. Deze landen zijn veel meer afhankelijk van externe arbeid dan in Nederland.