Ondanks allerlei ontwikkelingen in de sector, was 2019 voor de melkveehouderij qua bedrijfsresultaat een gemiddeld jaar. Dat blijkt uit de voorlopige jaarcijfers van Flynth. Vergeleken met vorig jaar zijn bedrijven iets gegroeid en is de kritieke melkprijs met 1,5 cent gedaald tot 36,5 cent per kilo.
De financiële cijfers over 2019 die Flynth naar buiten brengt zijn afkomstig van enkele tientallen melkveebedrijven die een dwarsdoorsnede vormen van alle bedrijven uit de database. Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij Flynth, noemt alles overziend 2019 een ‘gemiddeld jaar’. Zo is het gerealiseerde bedrijfsresultaat 10 cent per kilo melk. “Daarmee is het precies gelijk aan het gemiddeld gerealiseerde resultaat over de jaren 2009 tot en met 2019.” Het saldo opbrengsten minus voerkosten lag in 2019 op 30 cent per kg melk, ook gelijk aan het gemiddelde over die periode. Het saldo opbrengsten minus toegerekende kosten lag in 2019 op gemiddeld 24,7 cent per kilo melk, terwijl dit gemiddeld over de afgelopen 11 jaar gemiddeld 24,4 cent was.
Over de periode van 2009 – 2019 is een gemiddelde melkprijs gerealiseerd van 36,9 cent per kilo. In 2019 lag de melkprijs op 37,9 cent. Dat is 1 cent hoger dan het gemiddelde over de jaren 2009 tot en met 2019 en 0,1 cent hoger dan in 2018. Drie jaren lag de melkprijs boven de 40 cent en vijf jaren onder dit gemiddelde. “Ter vergelijking: voor toekomstplannen en prognoses wordt als basis uitgegaan van een melkprijs van 36 cent.”
De kritieke opbrengstprijs lag in 2009 nog net onder de 30 cent en bedraagt over 2019 gemiddeld 36,5 cent per bedrijf. Met name als gevolg van relatief hoge voerkosten lag de kritieke opbrengstprijs over 2018 zelfs op 38 cent. “Het is goed nieuws dat de kritieke melkprijs is gedaald”, zegt Scholte. “Maar het is zorgelijk dat deze niveaus hoger liggen dan de eerdergenoemde melkprijsprognose van 36 cent.”
Meer koeien en grond
Bedrijven zijn in de periode van 11 jaar gemiddeld zo’n 9 hectare gegroeid tot afgerond 55 hectare cultuurgrond in 2019. Opvallend is dat de gemiddelde oppervlakte grasland in dezelfde periode zelfs met 10 hectare steeg, wat ten koste ging van de oppervlakte maïs. Het aandeel grasland steeg van 78% naar 85%.
In dezelfde periode is het gemiddeld aantal melkkoeien met 21 stuks gestegen, naar 107 koeien in 2019. In 2018 stonden er nog 101 koeien. Het aantal ligboxen bleef nagenoeg gelijk, wat betekent dat een stuk leegstand als gevolg van de fosfaatwetgeving weer is opgevuld.
Hierbij is de jongveebezetting gedaald van 73% in 2009 via 60% in 2017 naar 50% afgelopen jaar. Het melkproductieniveau per koe steeg in dezelfde periode van bijna 8.300 kg naar 8.984 kilo; een stijging van bijna 700 kg in 11 jaar. “Het effect van fokkerij, verbetering van het bedrijfsmilieu en selectie.” De grootste stijging vond plaats in 2017, met name als gevolg van strakke selectie vanwege fosfaatregelgeving.
Opvallend is een sterke daling van het percentage uitstoot koeien van rond 30% naar 21% in het afgelopen jaar. Dat is het laagste percentage vanaf 2009. Dat geldt ook voor de insteek van melkkoeien; met 26% het laagste niveau sinds elf jaar. Koeien zijn weer wat duurder verkocht.
In de afgelopen drie jaren is de fosfaatproductie per koe (inclusief jongvee) gedaald van 52,2 kg naar 51,0 kg. Doordat er minder jongvee wordt gehouden is het fosfaataandeel van jongvee gedaald. Mede hierdoor is de melkproductie per kilo fosfaat in de afgelopen drie jaar gestegen van 168 naar 176 kilo melk per kilo fosfaat. “Een beperkte efficiencyverbetering.”
Hogere krachtvoerkosten
Het verhoogde melkproductieniveau per koe heeft effect op de ontwikkeling van het krachtvoerverbruik. Dit steeg van 5,7 kilo per koe per dag in 2009 naar 6,7 kg in 2019. Per 100 kilo melk is dat een stijging van 25,4 naar 27,4 kilo. “Sinds 2017 blijft het niveau ongeveer gelijk, wat ongetwijfeld te danken aan de strakke selectie in de melkveestapel.”
Het gemiddelde niveau van de voerkosten steeg van 2009 tot 2019 van € 546 naar € 922 per koe. Dat komt door de hogere melkproductie en toegenomen intensiteit. Daarnaast speelt droogte van de aflopen twee jaren een rol. “Bij een hogere melkproductie past een hoger krachtvoerverbruik en de productie van meer melk per hectare zorgt voor meer ruwvoeraankoop.” Omgerekend per kilo melk zijn de voerkosten gestegen van 6,6 cent naar een niveau van 10,4 cent per kg melk over 2019. Het aandeel van de voerkosten in de kritieke opbrengstprijs melk gaat hiermee richting 30%.
De krachtvoerkosten per kilo melk zijn in dezelfde periode gestegen van 5,4 cent naar 7,8 cent per kg melk. Het betreft hier alleen de kosten voor brok, dus nog zonder de kosten van bijproducten zoals perspulp en bierbostel, die in elk geval deels ook als krachtvoer zijn aan te merken.
De hogere krachtvoerkosten zijn veroorzaakt door een hoger verbruik, maar ook een fikse stijging van de brokprijs. In 2009 werd gemiddeld 21,4 cent per kilo brok betaald, terwijl dit is opgelopen tot respectievelijk 28,6 cent in 2018 en 28,1 cent per kg brok in 2019. Dat is een prijsstijging van meer dan 30%.
‘Rendement bij voerleverancier’
Het gerealiseerde saldo opbrengsten minus voerkosten per koe lag in 2019 op € 2.687. Over de periode 2009 – 2019 was dat gemiddeld € 2.544. In deze periode is het melkproductieniveau zo’n 700 kg per koe gestegen. Het extra melkgeld valt voor een groot deel weg tegen de hogere voerkosten. Scholte: “Het extra rendement van de verhoogde melkproductie komt dus voor een niet onaanzienlijk deel bij de voerleverancier terecht.” Omgerekend per kilo melk ligt het saldo opbrengsten minus voerkosten in 2019 op 30 cent, precies gelijk aan het gemiddelde saldo over de periode 2009 tot 2019.
Het saldo van opbrengsten minus toegerekende kosten per hectare bedroeg in 2019 gemiddeld € 4.105. Na aftrek voor loonwerk is dat € 3.715. Ter vergelijking: Over de periode 2009 – 2019 was dat gemiddeld € 3.625.
Het totaal van de vaste of niet toegerekende kosten lag in 2019 op gemiddeld € 174.000 per bedrijf. Hieronder vallen alle kosten voor grond en gebouwen, arbeid, machines, productierechten en algemene kosten. In 2009 was dit gemiddeld € 133.000 dus een stijging van € 41.000 in 11 jaar. Omgerekend per kilo melk lagen de vaste kosten in 2009 op 18,7 cent en in 2019 op 18,1 cent. Via de vergroting van de bedrijfsomvang is sprake van een kleine verlaging van de vaste kosten per kg melk.
Lagere financieringslasten
Door de groei in omvang is ook de financiering met vreemd vermogen gestegen, tot bijna € 1 miljoen per bedrijf. Omgerekend per kilo is dit nu ruim € 1 euro per kg melk. De afgelopen jaren is er een licht dalende trend. Het effect van de lage rente vertaalt zich in een halvering van de rentelast per kilo melk van 4,7 cent per kilo in 2009 naar gemiddeld 2,3 cent afgelopen jaar. Met daarbij een aflossingsniveau van afgelopen jaar van gemiddeld 4,8 cent per kilo bedragen de financieringslasten bij elkaar ruim 7 cent per kilo melk.
Het aandeel van deze financieringslasten in de kritieke opbrengstprijs van de melk ligt hiermee nu op bijna 20%. Scholte maant ondernemers tot oplettendheid. “Op dit moment zijn er geen vooruitzichten voor een rentestijging. Anderzijds eisen de banken tegenwoordig dat er op de langlopende leningen wordt afgelost en zijn aflossingsschema’s strakker en korter dan voorheen. Ons advies is dan ook om ondanks de nu relatief lage rentelast, aandacht te blijven houden voor het effect van de financieringslasten voor de langere termijn.”