Standaard elke vier weken maaien na de eerste snede brengt evenveel droge stof als wachten tot circa zes weken, maar levert meer kwaliteit en eiwit. Genoeg om de extra kosten terug te verdienen. De winst zit ’m vooral in de tweede snede.
Er is een duidelijke trend gaande naar maaien in een hogere frequentie dan in het verleden. Normaal wordt na de eerste snede, die meestal ergens tussen 7 en 15 mei valt, voor maaipercelen weer bemest voor een volgende snede van circa 3,5 ton droge stof. Het duurt vaak vijf tot zes weken eer dat is bereikt. Het belangrijkste probleem dat zich dan voordoet, is dat het gras sneller verhout vanwege de schietdatum van Engels raaigras, die rond 1 juni ligt. De weidetypes schieten iets later, de hooitypes juist wat vroeger.
Mark de Beer, ruwvoerexpert bij Groeikracht: “Als een grasplant schiet, vormt zich eerst de stengel en vervolgens de bloeiwijze. Tussen het begin van dit proces – dus als de aanzet van de aar net zichtbaar is – en de uiteindelijke volledige aarvorming, verliest de plant zo’n 150 VEM aan voederwaarde. Dat is vooral het gevolg van de snel afnemende verteringscoëfficiënt van de organische stof (VCOS).”
Dat ziet ook Wim Jaspers, ruwvoerspecialist bij Beter Ruwvoer. “In de eerste snede is de VCOS vaak rond 80%. In een doorgeschoten tweede snede daalt dat naar 74 tot 75%. Dat kost je enorm veel voederwaarde.” De adviseurs kijken daarbij ook terug naar seizoen 2021. Toen kon het gros van de veehouders door omstandigheden pas rond 1 juni de eerste snede oogsten. En we weten allemaal hoe dat heeft gemolken. Jaspers stelt dan ook: “Vierweeks maaien betekent meer kosten uit (loon)werk, omdat je vaker terugkomt op een perceel. Maar wie niet durft te investeren in het inkuilseizoen, betaalt dat later dubbel en dwars terug. Ten eerste door de lagere voederwaarde, maar ook door aankoop van allerlei producten die het rantsoen moeten compenseren en in balans brengen.”
Rantsoen in balans
Ook Freddy Westrik, adviseur ruwvoer bij De Heus, is voorstander van elke vier weken maaien. Maar hij brengt wel nuance aan in het kader van de voeding. “Op bedrijven met een flinke portie mais past vierwekelijks maaien prima. Maar als je op 100% grasbedrijven dit systeem aanhoudt, kan het zijn dat je rantsoen uiteindelijk te snel wordt voor de koeien. Zorg ervoor dat je ruwvoer wint dat past bij jouw bedrijf.”
Als je uiteindelijk een dergelijke kuil niet benut krijgt, is het de vraag of je niet beter andere keuzes kan maken, stelt hij. “Afhankelijk van de kwaliteit van de eerste en tweede snede kun je in dat geval er bewust voor kiezen om een volgende snede toch iets langer te laten uitgroeien, zodat je voldoende structuur in je kuilvoer voorradig hebt. Dan kies je er bewust voor om iets in te boeten op de voederwaarde van die snede. Kijk dus door het seizoen heen wat je al gewonnen hebt en wat je nog nodig hebt.”
Daarnaast vindt Westrik dat ook eiwit en energie op pensniveau in balans moeten blijven. Op echte grasbedrijven zit je al snel met overschot eiwit als je jong maait, omdat je dan vaak veel (onbestendig) eiwit wint. Dat moet je compenseren met aankoopvoer. Ook daarom kan het verstandig zijn om bewust een snede iets later te maaien dan op vier weken.
‘Tweede snede vanaf 21 dagen maaien’
Om het beeld van doorgeschoten gras te voorkomen, staat het advies om vier weken na de eerste snede te maken bij alle adviseurs overeind. Tom Niehof, productmanager bij Barenbrug, stelt het nog scherper. “Onze slogan voor dit jaar is: ‘Tweede snede vanaf 21 dagen maaien’.” Dat maakt de discussie wel los. “Het mag natuurlijk best vier weken worden, maar zeker niet langer. De focus moet liggen op winnen van kwaliteit en eiwit en niet meer op kwantiteit ofwel meer opbrengst.”
Door dit regime van vierwekelijks maaien te volgen, schakel je het effect van doorschieten van de plant grotendeels uit. En omdat je een lichter en jonger gewas maait, stijgt de voederwaarde van dit product.
Roy Kuenen, productmanager bij DSV, geeft aan dat je de rassen op schietdatum zou kunnen ‘bundelen’. “Veel mengsels zijn samengesteld uit meerdere rassen met verschillende schietdata. Door rassen in een mengsel te kiezen die een gelijke schietdatum hebben, voorkom je dat een deel van het grasland al in de aar schiet, terwijl een ander deel nog wel even had kunnen doorgroeien.” Ook voert DSV onderzoek uit naar het effect van de inzet van grasrassen met een hogere verteerbaarheid. “We willen kijken of dat iets meer oogstflexibiliteit geeft, omdat deze rassen de voederwaarde ook bij een iets langere tussenliggende maaitijd van vier weken de voederwaarde overeind houden.”
Het nadelige effect van geschoten gras wordt ook duidelijk uit de opbrengst en kwaliteitsmetingen die Groeikracht de afgelopen jaren uitvoerde.
Net voor de doorschietdatum weer maaien
Om de maaidatum van de tweede snede rond 1 juni te laten vallen, moet de eerste snede dus in de eerste week van mei vallen. Niehof: “Ik noem dat ‘maaien van de eerste snede in dienst van de tweede snede’, want je wilt rond of liever net voor die doorschietdatum weer maaien.” Voor veel veehouders betekent dit dat ze iets eerder in het jaar moeten maaien dan ze gewend zijn. Dit is onafhankelijk van grondsoort het beste advies, maar zeker op droogtegevoelige gronden bijna een ‘must’. De Beer: “We hebben de afgelopen jaren ervaren dat droogte flink kan huishouden. Als je op droge (zand)grond zit, moet je eigenlijk voordat droogte écht een rol gaat spelen, je ruwvoervoorraad al op peil hebben. Dan moet je drie keer gemaaid hebben.”
Als je vroeg wilt starten met maaien, moet je ook op tijd bemesten. Jaspers benadrukt dat er dan vooral bemest moet worden op de hoeveelheid droge stof die je wilt gaan oogsten. Als je op 1 mei wilt maaien op 3 ton droge stof, moet je niet voor 4 ton drogestofopbrengst stikstof geven. Want dan loopt bij vroeg maaien het stikstofgehalte in het gras veel te hoog op.
Trend: hogere stoppellengte
Een andere trend die zich voordoet, is het aanhouden van een hogere stoppellengte. Niehof geeft aan dat een maaihoogte van 8 centimeter steeds normaler wordt. Maar met de snellere maaifrequentie in het achterhoofd wordt dat ook steeds belangrijker. “Je wilt een vlotte hergroei als je weer op drie tot vier weken wilt maaien voor de tweede snede. Het liefst moet er dan toch 2,5 ton droge stof staan. Hoe dieper je maait, hoe trager de hergroei start. Daarbij geeft minder maaihoogte ook een opener karakter, waardoor onkruiden meer druk op kunnen leveren.”
Als je eenmaal hebt gekozen voor een bepaalde stoppellengte, moet je die ook in de rest van het seizoen aanhouden. Het groeipunt komt hoger te liggen en als je later in het seizoen dieper gaat maaien, maai je ook het groeipunt eruit. Dat geeft flinke hergroeivertraging.
Kuenen geeft aan dat meer maaihoogte ook gewenst is bij tetraploïde rassen. “Die hebben nu eenmaal een wat hoger gelegen groeipunt.” Westrik ziet ook dat met hoger maaien de bodem in drogere periode beter bedekt blijft, wat ervoor zorgt dat de bodem minder snel uitdroogt en onkruid minder kans krijgt.
Kunst van het verdelen
Bij elke vier weken maaien komt ook de kunst van het verdelen om de hoek kijken. Als je maait, moet je gras toch elke keer wat voeding geven om weer snel te kunnen groeien. Het liefst hoort daar ook een beetje kunstmest bij. Jaspers: ”Als je op vier weken weer wilt maaien, wil je ook de tussenliggende tijd maximaal benutten, dus moet je de kunstmest direct na de oogst strooien.” Naarmate het seizoen vordert, worden die porties steeds kleiner. Dat vraagt wel wat van het materiaal waarmee je de kunstmest geeft, als ook van de hoeveelheid mest die je per keer uitrijdt. De Beer: “Verdunnen van mest met water is altijd een goed idee om vervluchtiging van stikstof te verminderen en de opname van meststoffen in de bodem te bevorderen. Maar het geeft je in de zomer tegelijkertijd voldoende massa voor een goede verdeling over het veld bij uitrijden.”