De aanpassing van pensbacteriën verloopt trager dan we willen. Als je het bedrijfsresultaat wilt verbeteren, zit hier vaak de sleutel tot meer succes.
Voerovergangen zijn binnen een lactatiecyclus onvermijdelijk. Bij het droogzetten en bij het afkalven verandert het rantsoen. Na het afkalven is de kans groot dat de pensbacteriën zich niet snel genoeg kunnen aanpassen aan een lactatierantsoen. Meerdere onderzoeken wijzen uit dat het volledig aanpassen van de pensflora aan een zetmeelrijk rantsoen drie tot vier weken duurt.
“De moeilijkheid van rantsoenovergangen zit hem in het traag reageren van de pensflora”, zegt Nico Vreeburg, technical support manager bij Lallemand. “De pens heeft tijd nodig om zich aan te passen aan een koolhydraatrijk rantsoen. Die tijd krijgt het niet, want na het afkalven krijgt een koe direct een ander rantsoen”, aldus Vreeburg. “Als je het bedrijfsresultaat wilt verbeteren, zit hier de sleutel tot meer succes.”
Voorkom ophoping melkzuur
Koeien die stro gevoerd krijgen in het droogstandsrantsoen, hebben veel ruwecelstof-verterende bacteriën in de pens. Na het afkalven heb je die ook nodig voor een hoge voerefficiëntie. Maar de melkzuurvormende bacteriën die suikers verteren, groeien sneller in de overgang naar een suiker- en zetmeelrijker rantsoen, dan melkzuurverwerkende bacteriën. Na een rantsoenwisseling naar een zetmeelrijk rantsoen is er dus meer melkzuurvorming, zeker na een grote maaltijd. Daardoor is er een grotere kans op een ophoping van melkzuur en spreken we van Sara, oftewel sub-acute pensverzuring.
De bacteriën die melkzuur gebruiken, moeten groeien om ophoping van melkzuur in de pens te voorkomen. Die groei gaat relatief traag, blijkt uit onderzoek. Ze hebben daarom voldoende tijd nodig om zich aan te passen aan veranderingen in het rantsoen. Volgens onderzoekers van de universiteit van Alberta hebben koeien zich binnen drie weken gedeeltelijk aangepast aan een nieuw rantsoen.
Zorg voor balans in rantsoenovergang
Veel veehouders voeren stro tijdens de droogstand. Een droge koe kan heel goed met stro in het rantsoen omgaan. Als je er echter veel stro voert, kan de overgang naar het melkveerantsoen groter, dus abrupter worden. “Het gaat over de balans. Als je een rantsoen voert met stro maar zonder gras en mais, maar wel met krachtvoer, dan is de overgang moeilijker voor de pens. Want het lactactierantsoen bevat in de meeste situaties juist wel gras en mais”, zegt Vreeburg. De aanwezige pensbacteriën kunnen stro en krachtvoer goed verteren, maar de producten die de koe na het afkalven krijgt minder goed. Die producten zou je in de droogstand ook moeten aanbieden. “Dat is het moeilijke van koeien voeren. Je moet eigenlijk vergeten dat je die koe voert. Je voert de pens. Je moet nadenken wat er gebeurt met die pensflora.”
Zorg er dus voor dat de pensbacteriën die na afkalven nodig zijn, al aanwezig zijn voor het afkalven. Tot slot mogen de koeien niet vervetten en we willen het ook nog eens praktisch op het bedrijf houden.
Vermijd oxidatieve stress
Omdat de ruwe celstof-verterende pensbacteriën de tijd nodig hebben om over te schakelen op een lactatierantsoen, krijgen melkzuurbacteriën krijgen vaak de overhand. “Dan is er een groot risico op pensverzuring en kan er veel ongefermenteerd voer naar de darmen stromen. In de dikke darm word dat dan nog eens ‘na-verteerd.” Tijdens die zogenaamde nafermentatie wordt het onverteerde zetmeel in de dikke darm gefermenteerd. Daar is de dikke darm niet voor bedoeld. Vorming van gifstoffen en overgroei van verkeerde darmbacteriën is het gevolg. Gifstoffen maar ook bacteriën als Clostridia kunnen door de darmwand in het bloed terechtkomen en daar het zogenaamde leaky gut syndrome, oftewel een lekkende darm veroorzaken, zegt Vreeburg. Clostridia is een bacterie die onder andere wondinfecties, in dit geval in de darm, veroorzaakt.
Dit fenomeen noemen we oxidatieve stress. Een koe kan er erg ziek van worden. Gifstoffen in het bloed zorgen voor ontstekingsreacties, bijvoorbeeld in de klauwen. Dat geeft pijn, zoolbloedingen en kost het dier veel energie. Door de gevolgen van verspilde energie en ontstekingsreacties is een koe vatbaar voor aandoeningen als zoolzweren, uierontsteking, een verhoogd celgetal of een achterblijvende vruchtbaarheid door een matige eicelkwaliteit. Dit zijn processen in organen die veel energie vragen.
Bij aanhoudende oxidatieve stress in de penswand en de darmwand worden deze wanden als het ware lek en sterven de cellen af. Als er te veel afsterven ontstaan er zelfs pens- en darmzweren. Het lichaam van de koe reageert door de penswand dikker te maken. Dat duurt een paar weken. Met een dikkere penswand is het moeilijker om voedingsstoffen op te nemen. Als gevolg daarvan kunnen de vluchtige vetzuren en het melkzuur in de pens niet worden opgenomen. Het is een negatieve spiraal van pensverzuring. De koeien die hier last van hebben zijn uiteindelijk de koeien die een tegenvallende melkproductie laten zien.
Voer gewenningsrantsoen
Om de rantsoenovergang zonder pensverzuring, oxidatieve stress en lekkage via de penswand te laten verlopen, is een periode van een gewenningsrantsoen aan te raden. Het eerder besproken onderzoek van de universiteit van Alberta raadt aan hier ruim de tijd voor te nemen.
Een paar weken voor het afkalven kun je een deel van het lactatierantsoen voeren. “Dat doe je niet alleen voor de iets toenemende voedingswaarde van het rantsoen, maar ook voor de omvorming van de pensbacteriën.” Zeker in de laatste weken voor afkalven wil je de bacteriën de tijd geven om zich aan te passen. Verhoog in het rantsoen het aandeel producten die je na afkalven voert. Praktisch houdt dat in dat je een deel van je lactatierantsoen aan de droge koeien gaat voeren. Als je al een deel van deze producten gebruikt, kun je ook gericht krachtvoer bijvoeren.
Na afkalven zijn sommige veehouders geneigd om de krachtvoergift snel te verhogen. Vreeburg benadrukt dat pas te doen nadat de verse koeien genoeg van het basisrantsoen vreten. Daar zit de oplossing voor een betere overgang. Bouw het maximum niet op binnen twee weken, maar binnen drie of vier. “Dan zijn de bacteriën beter in balans voordat je veel krachtvoer gaat geven.” Hoe je dat weet, kan door mest van verse koeien te zeven. De hoeveelheid onverteerde delen en de ruwe celstof vertellen hoe het gaat met de koe. Als je dit regelmatig doet, dan krijg je een goed beeld van de vertering van het rantsoen, en waar de pens behoefte of meer tijd voor nodig heeft.
Gebruik levende gisten
Op veel bedrijven zitten levende gisten in het rantsoen. Verwar deze niet met gistextracten. Die hebben een heel andere werking. “Lang niet alle veehouders weten dat omdat het bijvoorbeeld in een premix of in het krachtvoer verwerkt zit. Levende gisten zorgen ervoor dat de goede bacteriën tijdens die rantsoenovergang overeind blijven. Ze vangen zuurstof weg en zorgen dat de aanwezige ruwe celstofverteerders en melkzuurverwerkende bacteriën de overhand houden. Levende gisten zorgen er ook voor dat er een goede balans blijft tussen ruwe celstofverteerders en zetmeelverteerders.
Levende gisten kun je ook los voeren via een drager in het TMR. De meeste voerfabrikanten leveren het in het krachtvoer of een premix. Een goede stabiliteit en houdbaarheid is natuurlijk essentieel, zowel in de brok als in het TMR.
Proces droogstand
Uiteindelijk blijft de droogstand het belangrijkste. Het hele proces van droogstaan is de voorbode voor een succesvolle lactatie. Het rantsoen moet smakelijk zijn en de voeropname optimaal. Als daar missers worden gemaakt, dan is de overgang naar het lactatierantsoen een grotere uitdaging.
We zoomen nu in op die overgang, maar als we vanuit de koe redeneren is het allerbelangrijkst dat de pens elke dag vol zit. “Dat elke droge koe vreet, is bijna net zo belangrijk dan wat ze vreet”, aldus Vreeburg.