Doorgaan naar artikel

‘Lidrus is een sluipmoordenaar’

Een simpel plantje langs de slootkant rukt op en maakt delen van grasland ongeschikt voor inkuilen. ‘Hier krijgen steeds meer bedrijven mee te maken’.

Hij lijkt op heermoes en wordt daarom matig gesignaleerd, maar bevat een reeks aan giftige stoffen: Lidrus, of ook wel moeraspaardestaart. De Latijnse naam is Equisetum Palustre. Melkveehouders Willem van der Linden in Tienhoven en Gertjan Kool in Hei en Boeicop hebben er als biologische boeren met gepachte natuurgrond veel mee te vechten. “Het is een sluipmoordenaar”, zegt Kool.

Kool is er van jongs af aan mee bekend. In de wei laten koeien en jongvee Lidrus gewoon staan, ze lusten hem niet. Maar wordt het ingekuild of gehooid, dan krijgen ze het in de stal voorgeschoteld. De kuil willen ze dan niet of slecht vreten. Door de lagere opname en door de gifstoffen daalt de melkgift flink en worden de koeien dun op de mest.

Kool: “Ik denk dat meer boeren hem hebben, zonder het probleem precies te kennen. De voederwaarde-analyses zijn normaal, maar de dieren willen het slecht of niet vreten en de melkgift gaat onderuit.”

Lidrus is een veelvoorkomende plant in nattere graslanden en bevat nare stofjes, zoals piperidines, nicotine en anti-thiamine, dat vitamine B1 afbreekt. Daardoor is opname van kleine hoeveelheden Lidrus al genoeg om de vertering te verstoren en de melkgift te doen dalen. In tweede instantie volgt diarree, vermageren en zelfs verlamming. Paarden zijn nog gevoeliger voor Lidrus, ze lopen snel een B1-tekort op.

Meer bedrijven met schade

Lidrus is in de veenweiden, en dan vooral op de gronden met een kleidek, een van vroeger bekend probleem, dat in rap tempo terugkeert. Een rondvraag van het Louis Bolk Instituut leverde aanmeldingen op uit Utrecht, Zuid- en Noord-Holland, Noord-Brabant, Drenthe, Overijssel en Gelderland. Onderzoeker Bart Timmermans: “Deze veehouders denken dat het gaat om een landelijk probleem, waar veel collega’s zich nog niet van bewust zijn.”

In de verspreidingsgebieden komt hij veelvuldig voor in de slootranden en kruipt verder het weiland op. Door lagere bemesting en geen bespuitingen gebeurt dat het meest in natuurgrasland en op biologische bedrijven, maar Kool is ervan overtuigd dat ook gangbare boeren de plant meer hebben dan ze denken en er in toenemende mate last van krijgen. “Gangbare boeren kunnen Lidrus nog bestrijden met bespuitingen en onderdrukken met een hogere stikstofbemesting. Maar de bemesting daalt en het middelgebruik wordt verder ingeperkt. Dan krijgen steeds meer bedrijven met schade van Lidrus te maken.”

Gras weggooien

Zowel Kool als Van der Linden moeten leven met forse opbrengstdervingen door Lidrus. Van der Linden heeft in de Bethunepolder zo’n 400 hectare in gebruik voor zijn biologisch melkveebedrijf met 240 koeien. Daarvan is 20 hectare natuurgebied zo vervuild ‘dat het rechtstreeks na het maaien de composthoop op gaat’. Op 100 hectare staat zoveel Lidrus dat Van der Linde er alleen droge koeien en jongvee kan weiden en het niet maait of inkuilt. Van de totale oppervlakte is maar 70 hectare vrij van Lidrus. Op de andere gronden probeert hij ook veel te weiden en alleen eerste snede in te kuilen, omdat de Lidrus er dan nog niet staat.

Kool melkt 95 koeien op 60 hectare reguliere grond en 40 hectare natuurgrond. Op een kwart van zijn grasland is Lidrus aanwezig, van de rand van de sloot tot over een 8 tot 10 meter brede strook vanaf de sloot. Vorig jaar kuilde hij die apart in, in ronde balen en een deel liet hij drogen bij Grasdrogerij Ruinerwold. “Eigenlijk moeten we analyseren op gifstoffen, maar daar hebben we nog geen lab voor en nog geen financiering.”

Kool bestrijdt Lidrus mechanisch met een weiderol die voorzien is van hoekstrips om de plant te kneuzen, zodat hij opdroogt en afsterft. Dat moet in twee werkgangen: heen en terug. “Om genoeg effect te krijgen moet je er bovenop zitten. We doen het bij elke snede een keer en het gras mag niet te lang zijn, anders kneust het niet. Het mooist is om het ’s morgens vroeg in de mist te doen, zodat de plant daarna opdroogt door de zon.”

Voor een pilotproef van het Louis Bolkinstituut werd in 2016 bijgehouden wat de effecten waren. Rollen bleek het aandeel Lidrus in de maaisnede met 60% te verminderen, maar niet zonder kosten: door het rollen was de drogestofopbrengst daarbij ook 20 tot 25% lager.

Onderzoek naar oorzaken

Kool en Van der Linden willen graag meer onderzoek naar oorzaken en bestrijdingsmethoden. “De pilot was bedoeld om geld te vinden voor verder onderzoek. Bij aanvragen zie je dat instanties het probleem niet kennen of erkennen en het dan met gezochte argumenten afwijzen.” Hij is ervan overtuigd dat de opkomst van Lidrus vooral in veenweidegebieden met klei op veen een toenemend probleem is. “Het is een symptoom ergens van. Er is gewoon meer inzicht nodig in de oorzaken. Waarom groeit hij aan de ene kant van de sloot wel en aan de andere kant niet? Verder weten we van vroeger bijvoorbeeld dat (gangbare) varkensmest een gunstig effect had, maar niet waarom. En wat is de invloed van verschillen in waterkwaliteit? Het zou eens goed onderzocht moeten worden.”

Niet de enige giftige plant

Vee kan naast Lidrus nog een aantal andere planten tegenkomen die stoffen bevatten met nare effecten:
Jacobskruiskruid: veel voorkomend in natuurgraslanden. Wordt door koeien en schapen gemeden, maar juist na maaien kan het mis gaan. Schapen zijn minder gevoelig, koeien lopen leverschade op door de alkaloïden in de plant. Ook in hooi en kuil blijft de plant giftig.
Melde, witte ganzevoet: kan voorkomen in nieuw ingezaaid grasland. Koeien en schapen vreten het amper, maar wel bij verder weinig aanbod. Oxaalzuur uit deze plant bindt calcium, waardoor koeien en schapen melkziekteverschijnselen krijgen.
Nachtschade, aardappel en tomaat: bij opname hiervan kan solaninevergiftiging optreden: afbraak van rode bloedlichaampjes met effect op hart en ademhaling.Smeerwortel: bevat alkaloiden die giftig zijn voor de lever en veel nitriet.
Gevlekte scheerling: is net als fluitekruid een schermbloemige, maar dan behoorlijk giftig, door de stof coneïne. Het groeit vooral in bermen en op onbebouwde terreinen en vergiftiging komt weinig voor.
Taxus: is een tuin/haagstruikje, maar het gaat wel eens mis als vee het door overhang of een matig raster of door slordig weggelegd snoeiafval toch gaat vreten. Schapen zijn het meest gevoelig voor de taxines die effect hebben op de hartspiercellen, koeien iets minder.
En verder is het ook opletten met: (adelaars)varen (bosranden natuurgras), en tuinplanten als Sint Janskruid, Gouden regen en Hedera (Klimop).

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin