Doorgaan naar artikel

Enorme verschillen in voederwaarde snijmais

De voederwaarde van de eerst geoogste snijmais loopt dit jaar fors uiteen. De gemiddelde voederwaarde komt uit op 932 VEM per kilo droge stof. Dat blijkt uit voorlopige cijfers op basis van 144 analyses uitgevoerd door Eurofins Agro in Wageningen.

De voederwaarde van snijmais van dit jaar loopt uiteen van 760 VEM tot 1.068 VEM. Dat die een dermate grote variatie kent, is geen verrassing. Een deel van de snijmais is bij gebrek aan vocht verdroogd. Deze mais heeft geen of nauwelijks kolf gevormd en haalt dus een lage voederwaarde. Want de meeste voederwaarde in snijmais komt uit het zetmeel uit de kolf.

Het laagste zetmeelgehalte dat in de snijmaiskuilen is gemeten, ligt op 19 gram per kilo droge stof. Normaal beweegt zich dat rond 360 à 370. De hoogst gemeten zetmeelwaarde tot nog toe komt uit op 403 gram zetmeel per kilo droge stof. Dat geeft er blijk van dat ook al heel vroeg percelen zijn geoogst die wel goed ontwikkeld zijn, veelal met behulp van beregenen, en eenvoudigweg rijp genoeg waren om te oogsten.

Eurofins Agro geeft aan dat tot nog toe driekwart van de monsters onder de zetmeel- en VEM-waarden van het gemiddelde van vorig jaar ligt. Als het laboratorium alleen naar zetmeel kijkt, ligt 98% van de monsters onder het gemiddelde van vorig jaar. Vorig jaar was de voederwaarde gemiddeld 982 VEM met 378 gram zetmeel per kilo droge stof. Nu ligt dat gemiddelde op 204 gram per kilo droge stof. Dat zal vermoedelijk nog wel stijgen als de beter geslaagde maiskuilen worden bemonsterd en geanalyseerd.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin