Ondernemen in de glastuinbouw kent behalve grote verschillen ook overeenkomsten met de melkveehouderij. Dat constateert melkveehouder Niels van Hooijdonk die op bezoek is bij tuinder Rens van Rijckevorsel. Beiden nemen het bedrijf over, maar het overnametraject is compleet anders.
Twee jonge ondernemers uit West-Brabant ontmoeten elkaar op het glastuinbouwbedrijf van één van hen. Voor melkveehouder Niels van Hooijdonk is het bedrijf van Rens van Rijckevorsel een heel andere wereld. Rens: “Deze locatie heeft een oppervlakte van 4,3 hectare.” Helemaal glas, een gereguleerd klimaat voor de komkommers en aardbeien. Niels verdient de kost op een oppervlakte van 155 hectare (inclusief 20 hectare natuurpacht) waarvan 98 hectare in eigendom. Hij vertelt over zijn bedrijf, met onder andere de investering in een nieuwe stal en monomestvergisting met levering van groen gas. Het past bij zijn visie op ontwikkeling van het bedrijf. Groei is nodig vanwege inflatie van kosten. “Maar dat hoeft niet per se in meer koeien.”
Gevraagd naar hoe ze tegen elkaars sector aankijken, valt Niels vooral de intensiteit en bedrijvigheid op dit bedrijf op, met een grote afhankelijkheid van personeel. Ook de sector staat er anders voor. “Ik denk dat de glastuinbouw al een grote sanering achter de rug heeft, bij ons moet die nog plaatsvinden.” Dat baart hem wel zorgen, aangezien sanering van de sector ergens van betaald moet worden. Rens ziet de melkveehouderij als een sector met veel kapitaal, maar met minder risico’s doordat opbrengsten weinig schommelen.
Al snel komen ook de overeenkomsten langs. Niels noemt dat het politieke speelveld dat in beide sectoren steeds meer de agenda bepaalt. Rens: “Ik heb wel het idee dat bedrijven met dieren het iets moeilijker hebben. Aardbeien maken geen geluid.” Waar dierenwelzijn een belangrijk thema is in de veehouderijsectoren is dat het middelengebruik in de tuinbouw. “We hebben al grote stappen gezet, gebruiken bijna niets”, vult zijn zus Marit aan.
‘Dat moet je kunnen dragen’
Een belangrijk verschil tussen beide sectoren is de markt. Rens weet dat de melkveehouderij één grote sterke speler heeft en de melkprijs over de jaren heen nauwelijks schommelt. “Vergeleken met onze prijzen is de melkprijs volgens mij heel stabiel.” Zo kunnen komkommers wel eens boven de euro per stuk opbrengen, maar minder dan 5 cent is ook geen uitzondering. “Door prijsverschillen kan de opbrengst een ton per week verschillen.”
Een deel van de tuinders werkt met de veilingklok, anderen maken vaste afspraken met afnemers, eventueel via een afzetvereniging. Via veiling BelOrta in Mechelen gaan de aardbeien van Rens naar afnemers in Noorwegen. De klok geeft volgens Rens pieken en dalen, maar per saldo brengt het meer op. Wel moet hij tijden van lage of geen opbrengsten kunnen overbruggen. Dat is bij lage prijzen het geval, maar ook als de kas leeg staat. “Dat moet je kunnen dragen.” Bufferen is iets wat de melkveehouderij ook steeds meer gewend is.
Dankzij twee teelten heeft Rens wel een vlakker inkomstenpatroon dan bedrijven met één teelt, zowel dankzij verspreide productie als prijsniveaus. Beperking van risico’s blijft een belangrijk streven, alhoewel de mogelijkheden niet zo groot zijn.
Ook de melkveehouderij heeft met meer pieken en dalen te maken. Kostprijsbeheersing is voor Niels belangrijk. Anticiperen op lage prijzen of hoge kosten is voor beide ondernemers een uitdaging, constateren ze: voer- of mestkosten volgen vertraagd de ontwikkelingen, waar hij zo goed mogelijk probeert op te anticiperen.
Energie steeds belangrijker
Een overeenkomst tussen beide sectoren en ondernemers is dat energie steeds belangrijker is. Naast 330.000 kuub groen gas via zijn biogasinstallatie wekt Niels in totaal 1 MW aan stroom op via zonnepanelen op meerdere stallen. Net als de meeste grote glastuinders werkt Rens met een wkk-koppeling. Daarmee wordt gas omgezet in warmte, elektriciteit en CO2. In totaal gaat er op deze locatie 1,6 miljoen kuub gas doorheen, wat de afhankelijkheid en risico’s van de energiemarkt voor de glastuinder direct blootlegt. De overtollige stroom zet Rens af op de onbalansmarkt waar ook Niels zich op begeeft.
Waar veehouderijbedrijven CO2 moeten verlagen, heeft de glastuinbouw het juist nodig om de gewassen te laten groeien. Melkveebedrijven en glastuinders zouden dichter bij elkaar moeten zitten om op dat gebied samen te werken, constateren de ondernemers. Ook op het gebied van mest zien ze mogelijkheden, specifiek om kali te benutten uit de mest. “We zouden elkaar moeten kunnen versterken”, concludeert Marit.
Een ander aspect waar beiden mee te maken hebben, maar in andere eenheden, is personeel. Op het bedrijf van Rens zijn al gauw dertig mensen aan het werk, voornamelijk voor productiewerk. Bij Niels werken twee fulltimers en drie parttimers. Ondanks dat de aantallen en aard van het werk verschillend is, zien ze wel een overeenkomst: goed zijn voor de mensen is belangrijk. “Wij kijken vanavond met onze mensen samen naar Nederland-Roemenië, de barbecue gaat daarbij aan.”
Rens denkt dat automatisering de komende jaren de personeelsvraag doet veranderen: minder handjes, meer mensen met verstand van techniek. Niels verwacht juist dat handjes altijd gemakkelijker zijn te krijgen; daarom koos hij bij de nieuwe stal bewust voor een 50-stands buitenmelker in plaats van melkrobots.
Met een monomestvergister produceer je zelf biogas op je veebedrijf en word je zelf gasleverancier. In de videoreportage van Boerderij leveren verschillende melkveehouders samen biogas aan ForFarmers en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Meer videoreportages over monomestvergisting vind je in het YouTube-kanaal van Boerderij.
Per sector verschillen tussen overnametrajecten
Wat de ondernemers bindt, is dat ze beiden aan het begin van hun ondernemerscarrière staan. Beiden wisten ook al van jongs af aan dat ze het ouderlijk bedrijf wilden overnemen. De routes zijn echter heel anders. Niels zit tien jaar in maatschap met zijn ouders, waarbij nog geen einddatum voor de definitieve overname bekend is. Rens heeft, met steun van zijn ouders, deze locatie gekocht en gefinancierd. Binnen afzienbare termijn treedt zijn zus Marit toe tot zijn bedrijf, waarna ze over enkele jaren samen het ouderlijk bedrijf erbij nemen.
Het maakt het verschil in overnametrajecten tussen beide sectoren duidelijk. Waar in de melkveehouderij een deel van het vermogen geruisloos naar de opvolger wordt doorgeschoven, wordt in de tuinbouw vaker de werkelijke waarde betaald. Dat wil niet zeggen dat de bedragen per se kleiner zijn. Rens rekent voor dat een hectare ‘kaal glas’ een miljoen euro waard is. Daar komt nog tonnen voor inventaris en plantopstanden bij. De WKK-koppeling heeft de ondernemer alles bij elkaar een miljoen euro gekost. Wat wel verschil maakt, is het rendement op het geïnvesteerd vermogen. Niels schat dit voor zijn bedrijf rond de 2%. Rens verwacht dit jaar rond de 10% te realiseren. Over de jaren heen ligt-ie wel een paar procent lager, schat de tuinder. Dat maakt het financieren van een aankoop of overname door de bank een stuk gemakkelijker.
De route van overname is compleet anders, de uitgangspunten zijn dat niet. In beide gevallen is sprake van een open en transparant proces, ook naar andere familieleden. Aangezien Rens en Marit met hun tweeën zijn, maakt dat de overname een stuk gemakkelijker. Niels heeft één zus die met hun vader participeert in de energietak van het bedrijf. Zonder in details te treden, ziet Niels dat ze ook goed vooruit is geholpen.
Maar, beamen ze beiden, bedrijven moeten gezond zijn en voldoende rendement maken om de overname mogelijk te maken én het voor alle partijen goed te doen. In die zin is er eigenlijk geen verschil tussen beide sectoren.