Doorgaan naar artikel

Renure vraagt snel ondersteuning

Nieuwe technologieën beloven het mestoverschot om te zetten in kunstmestvervangers. Grootschalige verwerking komt pas na 2030, boerenmachines zijn nauwelijks leverbaar. De renureproductie komt daardoor nauwelijks van de grond. Als subsidies, fiscale steun en een tijdelijke derogatie uitblijven, maakt krimp van de veestapel renure overbodig.

Renure, de kunstmestvervanger geproduceerd uit bewerkte drijfmest, lijkt er toch te komen. Op elke hectare mag straks maximaal 100 kilo N met renure bemest worden, bovenop de 170 kilo N uit dierlijke mest. De EU publiceerde vorige maand een concept-regeling hiervoor. Die is op zijn vroegst eind dit jaar van kracht. Daarna kan ze pas, per 2025, in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd worden.

Renure kan het mestoverschot op termijn wegnemen. De NCM becijferde in februari 2024 dat er in 2026 zo’n 80 miljoen kilo stikstof niet plaatsbaar is. Melkvee100plus bracht dat al drie maanden eerder, maar dat terzijde. Bij 80 miljoen kilo N-overschot en gebruik van 100 kilo N uit renure is daarvoor 800.000 hectare nodig. De melkveehouderij, de sector waar een immens mestprobleem ontstaat door wegvallen van de derogatie per 2026, heeft grofweg 1,1 miljoen hectare in gebruik. Probleem opgelost? Nee! Tijd en geld werken tegen. Er moeten met gezwinde spoed stappen gezet worden, want het is zo 2026.

Die 80 miljoen kilo stikstofoverschot zal met een kwart verminderen tot 2026 door de effecten van opkoopregelingen en voermaatregelen. Toch is er dan nog 15 miljoen kuub niet plaatsbaar. Die moet verwerkt worden tot renure. Dat kan op twee manieren: via grootschalige mestverwerking en met installaties op bedrijfsniveau.

Grootschalige verwerking is niet binnen vijf jaar gerealiseerd. Deze wordt niet makkelijk vergund en de weerstand ertegen is groot. Nimby- procedures zijn schering en inslag. Daarover kunnen de huidige 135 grootschalige mestverwerkers die zo’n 11 miljoen ton mest per jaar verwerken hele boeken schrijven. BMC Moerdijk, Twence, Merensteijn en Orgamex moesten vijf tot tien jaar vechten voor hun vergunningen voor verwerking van pluimvee- of varkensmest definitief rond waren. Realiseren van een paar miljoen ton grootschalige verwerkingscapaciteit voor rundveemest voor 2030 is gewoonweg een utopie.

hoogstens 1.000 installaties in 2027

Dan moet het dus vooral komen van verwerking op het bedrijf. Maar daarbij is de bouwcapaciteit voor installaties een probleem. De belangrijkste partijen geven aan dat ze met de bouw, plaatsing en onderhoud van 100 tot 250 installaties per jaar de handen echt wel vol hebben. Ze willen pas opschalen als de renure daadwerkelijk in Nederlandse regelgeving is doorgevoerd. Ook als er nieuwe aanbieders bijkomen, draaien er hoogstens 1.000 installaties medio 2026. Dat verkleint de mestplas maar fractioneel, als je weet dat er ruim 8.000 melkveehouders zijn met meer dan 2 grootvee-eenheden (GVE) per hectare die met een mestoverschot tobben.

Daar komt de financiële haalbaarheid nog eens bovenop. Renure maken kost op bedrijfsniveau zo’n €28 per kuub, waarbij die kostprijs ook nog in een snelstijgende trend zit. Dat is ongeveer het prijspeil van mestafzet nu, en dat ligt al op een torenhoog niveau. Bij gering voordeel zullen weinig ondernemers zich vastleggen op een hoog kostenniveau.

Om renure vlot te trekken, is forse subsidiëring en een fiscale steun in de rug nodig, in combinatie met enkele jaren een vorm van derogatie. Anders blijft renure slechts een potentiële oplossing van het mestprobleem, een oplossing die door krimp van de sector uiteindelijk overbodig wordt..

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin