Een derde van de melkveehouders hield in 2016 en 2017 een grote hoeveelheid graskuil over. Over meerdere jaren heeft een vijfde elk jaar een grasoverschot. Er is iets mis met de waardering voor en benutting van eigen gras. Eerst gras omzetten in melk, zeker op een extensief bedrijf, is het parool.
Afgelopen najaar bleef het gras maar doorgroeien, tot het pas begin december bij wat lagere temperaturen tot stilstand kwam. En zo ging het vorig najaar ook. Het levert een late oogst op, die moeilijk valt te oogsten. Veel veehouders willen die klaarblijkelijk ook niet meer oogsten. Her en der kozen melkveehouders ervoor het gras weg te klepelen, het te maaien en geschud te laten liggen of met de meststrooier over de maisstoppel te rijden. Er ligt immers vaak nog een dikke voorraad graskuil op het erf, voor een deel uit 2016. Maar gras vernietigen roept toch vragen op. Is dit enkel een gevolg van twee groeizame seizoenen achter elkaar? Of spelen er andere, meer blijvende oorzaken? Hebben melkveehouders structureel een grasoverschot? En is dat een lust of een last?
Nieuw fenomeen
Het woord grasoverschot is nieuw en valt steeds vaker onder veehouders en adviseurs. In Groningen vulde Menno Kamminga (PPP-Agro Advies) in december de KringloopWijzer in van een melkveehouder met 50 hectare land en 15.000 kilo melk per hectare. Hij heeft dit seizoen ‘ruimte gemaakt’ door de grasoogst van 13 hectare voor een prikkie te laten ophalen. In Friesland vertelt een adviseur dat een melkveehouder die nog de helft van de kuilen van 2016 over heeft, toch 300 ton mais bestelde. “Want ik moet wel melken”. Ook in het oosten en zuiden van het land klinkt de ervaring dat melkveehouders het gras niet meer kwijt kunnen aan de koeien. En het zijn niet alleen grondgebonden melkveehouders die meer eigen voer hebben dan ze nuttig gebruiken. Adviseurs schatten het aantal melkveebedrijven met een structureel grasoverschot op 20 tot 30%. Afgelopen twee jaar zelfs 30 tot 45%, afhankelijk van de regio.
Oorzaken voor het vele gras zijn niet moeilijk aan te wijzen. Aan de aanbodkant zijn dat de twee zeer groeizame seizoenen achter elkaar en de 80/20-regel bij derogatie, die zorgt voor meer gras uit eigen teelt. Aan de andere kant zijn er minder opvreters, als gevolg van de fosfaatreductieregeling. Ook minder jongvee, bij uitstek de opvreters van nazomer- en najaarskuilen. De hogere melkprijs biedt ruimte om met meer aangekocht voer zoveel mogelijk melk te produceren. Dat verdringt een evenredige hoeveelheid gras in het rantsoen.
Hoewel de afgelopen seizoenen wel erg groeizaam waren, zorgt de klimaatverandering ook blijvend voor meer gras, zo durft Bert Philipsen van WUR inmiddels wel te stellen. “De lange termijn-trend van gemiddeld iets hogere temperaturen zorgt voor meer groeidagen. Er valt ook meer neerslag en dus groeit er gemiddeld genomen meer gras. Vooral in het najaar heeft dat veel effect. Het zal niet elk jaar tot veel gras leiden; we krijgen ook vaker droge periodes in de zomer.”
Hoge productie: minder gras
Ruim in het zelf gewonnen voer zitten was vroeger pure winst, want er hoefde minder te worden aangekocht. Toch gebruiken melkveehouders geleidelijk minder gras in hun rantsoenen in plaats van meer, zo bevestigen adviseurs. 2017 werd het jaar van ‘hard melken’ met veel krachtvoer, veel bijproducten en zelfs plantaardige vetten. Afgezien daarvan is sprake van een langetermijntrend. Sinds het afschaffen van de quotering ligt de nadruk meer dan ooit op zoveel mogelijk liters per koe produceren. Zeker bij hoge melkproducties van 10.000 kg per koe en meer, moet het energieniveau en de passagesnelheid van het rantsoen op een zodanig hoog niveau liggen dat graskuil er steeds minder goed in past en het aandeel dientengevolge daalt.
Menig adviseur heeft er vraagtekens bij. “Veel liters met krachtvoer en bijproducten en dan de latere maaisnedes gras overhouden, is dat nou wel zo economisch?” zegt Sjoerd Roelofs van DLV Advies. “Het is jammer dat veehouders hun eigen gras niet hoog waarderen. Niet alleen de latere snedes, ook eerste tot en met derde snede gras blijft over. Het teveel wordt ver onder kostprijs verkocht.”
Menno Kamminga van PPP-Agro Advies in Groningen verwacht komende jaren meer discussie over hoe om te gaan met het fenomeen grasoverschot. “Ik zie grote voorraden kuilvoer die overblijven, ook bij boeren die 300 kuub mest moeten afvoeren. Eén van mijn klanten melkt flink meer per koe, maar verkocht 175 ton droge stof kuilvoer. Voor weinig uiteraard. De mengvoerindustrie adviseert iedereen standaard om meer te melken met krachtvoer en bijproducten. Maar ruwvoer dat je overhoudt, daar verdien je zeker niks aan. ”
Saldo is halve waarheid
Veel meer dan in de landen om ons heen is de gemiddelde Nederlandse melkveehouder gericht op een hoge melkproductie per koe en meestal laten ze zich over rantsoenen adviseren door adviseurs van de mengvoerbedrijven. Die genieten veel vertrouwen en zijn kundig, maar hebben ook een missie om te knokken voor marktaandeel in een bikkelharde concurrentie. Daarbij komt dat boer en adviseur voor de financiële onderbouwing van rantsoenadviezen moeten afgaan op een saldoberekening. Worden hogere voerkosten goedgemaakt door een hogere melkopbrengst? Dan gaat het saldo melk minus voerkosten omhoog en is het dus een verantwoorde stap.
Daar wringt wat, zegt Jelmer Sietzema van Alfa Accountants en Adviseurs. “Saldoberekeningen zijn maar de helft of minder van de waarheid, want daar zitten de ruwvoerkosten helemaal niet in.”
Voor bedrijven met een ruwvoertekort is het streven naar een hoog saldo per koe een prima kompas, zo legt hij uit. Maar wie (grotendeels) zelfvoorzienend is in ruwvoer wordt financieel gezien op het verkeerde been gezet. Of de saldowinst van harder voeren opweegt tegen de verliespost van een ruwvoeroverschot, valt niet zo snel te berekenen. Andere cijfers die het uiteindelijke inkomen mede bepalen – zoals mechanisatie, arbeid, loonwerk, kunstmest en pacht die de kosten van het ruwvoer bepalen – zijn niet in actuele en vers bruikbare vorm beschikbaar.
Sietzema: “Boeren raken ervan in verwarring. Een klant die goedkoop en relatief weinig krachtvoer voert, belde mij omdat hij het niet meer snapte. Hij zag reclame-uitingen over hogere saldo’s bij flink hogere krachtvoergiften. Deed hij het dan toch verkeerd?”
Terug naar de kern
Melkveehouders kunnen een aantal maatregelen nemen om niet jaarlijks tegen een grasoverschot aan te lopen: van minder kunstmest strooien en meer weidegang tot omschakelen naar biologisch (zie kader Maatregelen om het grasoverschot te verkleinen). Voor de sector als geheel is een toenemend grasoverschot problematisch voor het streven naar duurzaamheid. Zowel Philipsen als Barend Meerkerk van PPP-Agro Advies West-Nederland trekken aan de bel. “Het is geen goed verhaal als veehouders negatief doen over gras in het rantsoen en het dan overhouden en soms vernietigen”, zegt Meerkerk. “Scherp gesteld betekent het dat we eiwitrijk gras weggooien en tegelijk meer schepen over de oceaan laten varen met de producten waar we harder van kunnen melken.”
Beiden vinden ze dat veehouders en adviseurs doorschieten in het heilig maken van de melkproductie per koe. Philipsen: “Meer melk is meer omzet. En het praat leuk over koeien met hoge dagproducties. De prikkels zijn sterk. Maar hiermee drijft de melkveehouderij gestaag verder weg van de kern: gras omzetten in een kostbaar voedingsproduct als melk.” Meerkerk valt hem bij: “Melkveehouders moeten niet harder melken, maar slimmer. Dus: hoe buigen we dat om? Laten we daar maar eens pittige discussies over voeren.”
Maatregelen om het grasoverschot te verkleinen
* Strooi minder kunstmest en verdeel het beter met een planning.
* Breng geen kunstmest naar percelen waar effect laag is.
* Strooi na half juli geen kunstmest meer, dan is er minder nawerking in het najaar.
* Streef niet naar topproductie per koe, ga voor ‘de middenweg’: ruwvoer benutten
* Weid de koeien en het jongvee. Dan kuil je veel minder in.
* Weid meer uren en weid langer door in het najaar als er ondanks beweiding toch een grasoverschot is.
* Verhuur land. Door minder koeien kan dit in overeenstemming met de AMvB grondgebondenheid.
* Lever melk aan een concept, zoals Aware nu opzet voor verse melk voor Albert Heijn met weidegang en biodiversiteit.
* Overweeg biologisch melken als u erg ruim in grond en gras zit.
‘Boeren met louter gras’
“Veel melken en dan een kwart van je kuil naar de mesthoop brengen, lijkt me financieel niet verstandig.” Paul de Jong is met zijn melkproductie van 8.700 kilo melk per koe en krachtvoergebruik van twee ton per koe per jaar tevreden. Hij melkt met 133 melkkoeien op 80 hectare lichte kleigrond onder Franeker (Frl.) zo’n 14.000 kg per ha. “Ik houd nu ook nog gras over. Met nog minder krachtvoer zou ik dat op kunnen krijgen, maar de forfaitaire fosfaatproductie per koe gaat dan te weinig omlaag om met meer koeien de totale productie op peil te houden. Dan is de verhouding tussen melkproductie en fosfaatruimte ongunstig. Voor mij ligt het optimale traject ergens tussen 8.000 en 9.000 kilo melk.”
De Jong gebruikt in de winter zijn eerste snede kuil met gemiddeld 960 VEM om goed van te melken. De vierde snede gaat volledig naar het jongvee. De tweede en derde snede gebruikt hij in het voorjaar en de zomer als bijvoeding ’s nachts naast het gras dat de koeien in de wei opnemen. “Die combinatie is voor mij goed, het verse gras heeft vaak wel rond de 1.000 VEM per kilogram droge stof.”
In de herfst wil hij de koeien en het jongvee zo lang mogelijk doorweiden om het najaarsgras te benutten. De koeien krijgen dan op stal weer eerste snede kuil bijgevoerd. Snijmais zou in het rantsoen passen en hij zou het op de lichte klei ook wel kunnen verbouwen. “Maar ik heb alle mechanisatie om zelf in te kuilen en het bevalt me om alle grond beschikbaar te hebben voor zoveel mogelijk weidegang van koeien en jongvee. Puur met gras boeren is vaktechnisch lastiger, maar volgens mij heel economisch.”
De Jong is ingesteld op weidegang en heeft er een goede perceelsindeling voor en kavelpaden. “Als het regent gaan mijn koeien door met gras vreten. Dat gaat niet vanzelf, je moet er van alles voor doen: zorgen dat er altijd smakelijk gras is door op tijd te maaien en de kunstmestgift goed af te stemmen, vaste regelmaat en het jongvee al leren weiden, dat soort dingen.”