Doorgaan naar artikel

Integrale aanpak

Minder dieren houden zal niet zonder meer het klimaat redden. Men heeft eigenlijk amper idee hoeveel dat bijdraagt aan de vermindering van broeikasgassen of van de economische effecten ervan. Daarom is het van belang eerst een integraal beeld van de gevolgen van maatregelen op ­bedrijf én sector te vormen, en dan pas besluiten te nemen. En niet andersom.

In mijn laatste column wil ik graag even stilstaan bij twee columns waarop ik veel (ook kritische) reacties heb gehad en die nog steeds actueel zijn. In augustus 2016, nu bijna twee jaar geleden, hield ik een pleidooi voor een gezamenlijk, sectorbreed toekomstplan voor de melkveehouderij. Die stond naar mijn mening aan de vooravond van grote veranderingen. Ik haal de uitdagingen van dat moment even terug. Ten eerste de markt: we moeten naar ons verdienmodel blijven kijken, met consumenten in binnen- en buitenland. Hoe krijgen we structureel meer voor onze producten? Ten tweede de omgeving: hoe krijgen we grip op het mest- en fosfaatprobleem? Ten derde de ondernemer: hoe kunnen toekomstgerichte ondernemers hun bedrijf doorontwikkelen? Inmiddels is volop invulling gegeven aan de toen geschetste uitdagingen. De sector is bezig met een transitie om binnen maatschappelijke randvoorwaarden het verdienmodel op orde te houden. Kijk naar de recent ­gelanceerde voornemens van FrieslandCampina en naar de plannen van de sector voor fosfaatreductie en aanpak van mestfraude. Wel blijft het een uitdaging de kostprijs in de hand te houden.

Ten tweede mijn column van afgelopen november, die ging over de invulling van het klimaatverdrag van ­Parijs. In 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen met 49% zijn gedaald ten opzichte van 1990. De uitwerking is momenteel in volle gang, en vele instanties roeren zich. Vakpers en landelijke media publiceren er regelmatig over en ook in social media is klimaat een actueel onderwerp. Twee maatregelen komen in studies, adviezen en interviews regelmatig terug: minder vlees eten en minder dieren houden.

Ik ben van mening dat je zulke ingrijpende zaken goed en integraal moet onderbouwen en niet moet ­baseren op emotie. Minder vlees (en meer plantaardige eiwitten) eten zal niet zonder meer het klimaat redden. Want, zoals onze minister recent ook in een Kamerbrief onderkende, veel gronden die gebruikt worden voor vee en veevoer zijn niet geschikt voor andere gewassen. Bovendien is rundvlees in ons land vooral een bijproduct van de zuivelindustrie en varkens zijn al erg circulair ­omdat zij worden gevoerd met allerlei reststromen uit de ­levensmiddelenindustrie. Minder vlees eten heeft dus veel minder effect dan veel mensen op basis van emotie denken.

Dat geldt mogelijk nog meer voor de bewering ‘minder dieren’. Een kleine rondvraag bij personen en organisaties die dit beweren, leverde op dat men eigenlijk amper idee heeft van de totale effecten van minder dieren. Niet in termen van bijdrage aan de vermindering van broeikasgassen. Moet elk bedrijf zijn minder productieve dieren afvoeren, of gaat het over minder bedrijven? En wat nu als juist toekomstgerichte en efficiëntere bedrijven stoppen? Men heeft ook geen idee van de economische effecten. Een krimp van het zuivelcomplex in Nederland heeft forse gevolgen voor melkveehouders, voor toeleverende en verwerkende industrie, maar ook voor derden zoals handel en transport, adviseurs en accountancy. Hoe kun je dan zo’n optie van minder dieren in een klimaatplan afwegen tegen sectorspecifieke maatregelen als ‘waterpeil beheer veenweide’ of ‘vergisten van mest’? Het is zaak snel meer inzicht in de effecten te krijgen en ook af te wegen tegen andere maatregelen die mogelijk effectiever en goedkoper zijn.

De transitie in de melkveehouderij is wel ingezet, maar nog lang niet afgerond. Van belang is eerst een ­integraal beeld van de gevolgen van maatregelen op ­bedrijf én sector te vormen, en dan pas besluiten te ­nemen. En niet andersom.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin