Een jaar fosfaatreductie verandert de structuur van de melkveehouderij. Minder bedrijven die efficiënter produceren is voordelig. Maar groeiers krijgen te maken met hogere kosten. Voor individuele bedrijven kunnen gevolgen dramatisch zijn.
Het jaar 2017 gaat de boeken in als het jaar dat de melkveehouderij forse stappen heeft gezet om het aantal koeien structureel naar een lager niveau te brengen. De redenen en meningen over de aanpak en uitwerking zijn bekend. Feit is dat Nederland eind 2017 met veel minder koeien het tijdperk van de fosfaatrechten inrolt. En ook dan zal het aantal koeien totaal en op veel bedrijven nog verder dalen omdat fosfaatrechten met 8,3% worden gekort.
Veel voorspellingen over de structuur van de sector de komende jaren kunnen met de nieuwe regelgeving de prullenmand in. De ontwikkeling van het aantal bedrijven, het aantal melkkoeien en de totale melkproductie staan sterk onder invloed van de nieuwe regels en de uitwerking daarvan. Daarbij kunnen de impact van fosfaatreductie in 2017 en de invoering van fosfaatrechten in 2018 niet los van elkaar worden gezien.
Voor de structuur en kracht van de sector als totaal heeft de nieuwe regelgeving voor- en nadelen. Het stoppen van te kleine of inefficiënte bedrijven is in principe goed voor de sector als geheel, geven ook sectordeskundigen aan (zie kader). Echter, in de stoppersregeling en door de fosfaatreductie stoppen niet alleen dit type bedrijven, maar ook in potentie toekomstgerichte bedrijven die pech hebben gehad met groei.
Met de fosfaatreductie en -rechten voldoet de melkveehouderij weer aan de Brusselse milieunormen en wordt derogatie – waarschijnlijk – veiliggesteld. Bovendien is jarenlange onzekerheid weggenomen. Dat zijn belangrijke voorwaarden om voor de lange termijn zekerheid en rust te krijgen in de bedrijfsvoering. Er hangt voor de sector wel een prijskaartje aan. Afhankelijk van de prijzen voor rechten en het kortingspercentage kost aanvullen van rechten het gemiddelde bedrijf vijf jaar lang al gauw 1 tot 2 cent per kilo melk. Ook groeien wordt duurder en bij elke transactie van fosfaatrechten stroomt geld de sector uit. Beide ontwikkelingen zijn per definitie nadelig voor de economische gezondheid van de melkveehouderij. Opvallend is overigens dat het vertrouwen van melkveehouders, ook in de tijd van fosfaatreductie, relatief hoog is.
Rechten verzilveren
Dit alles bij elkaar gaat de structuur van de sector doen veranderen. In 2016, het laatste jaar voor de fosfaatreductie, stond de teller op 17.910 bedrijven met melkvee. Daarvan hebben er 1.400 een andere hoofdactiviteit dan melkvee. Alle bedrijven in 2016 samen hadden 1,74 miljoen koeien op stal en in de wei staan. De totale productie lag in dat jaar op 14,3 miljard kilo, een absoluut record.
Het aantal bedrijven zal de komende jaren naar verwachting verder afnemen. De invoering van fosfaatrechten kan een stimulans zijn voor bedrijven op de wip om hun rechten te verzilveren. Of deze mobiliteit van de grond komt, hangt met name af van prijzen en mogelijkheden die groeiers hebben. De kans is reëel dat hierdoor het aantal stoppers de eerste jaren na 2018 op een relatief hoog niveau blijft. Daarbij spelen, met name in Noord-Brabant, de gevolgen van de aangescherpte milieueisen ook een rol. Tegen 2020 zal de teller naar verwachting rond de 15.000 bedrijven met melkvee liggen. Het aandeel niet-professionele bedrijven (tweederde deel inkomsten niet uit melkvee) neemt steeds verder af. Groei van een melkveebedrijf wordt steeds meer getemperd door de druk naar grondgebondenheid.
Wat betreft dieraantallen zal het aantal koeien in 2018 op het niveau van 2015 liggen, maar dan gecorrigeerd voor de afroming van fosfaatrechten op niet-grondgebonden bedrijven. De eerste jaren na 2018 zal de melkveestapel met circa 1,5 miljoen koeien in grote lijnen stabiel blijven. Individuele bedrijven zullen wel binnen het fosfaatrecht een optimum zoeken, waarbij de verwachting is dat met minder jongvee meer koeien worden gehouden. Dat betekent dat het aantal koeien in de jaren erna licht kan stijgen. Mocht het ooit mogelijk worden fosfaatvoordeel uit de KringloopWijzer om te zetten in extra productieruimte, kan het aantal koeien verder stijgen.
De nationale melkproductie krijgt komende jaren slechts met een lichte stijging te maken. Meer koeien in plaats van jongvee en een hogere productie per koe doen de totale productie stijgen. Echter, bij een transactie van fosfaatrechten gaat 10% van de productieruimte verloren.
Impact kan enorm zijn
Voor de totale sector hebben de fosfaatmaatregelen dus voor- en nadelen. Datzelfde beeld is te zien op individuele bedrijven. Daar is sprake van meer of mindere impact, deels bepaald door het momentum. Grondgebonden bedrijven die niet zijn gegroeid hebben daarbij in de meeste gevallen geen directe last. Aan de andere kant van het spectrum zitten de intensieve bedrijven die fors uitgebreid zijn, stalruimte hebben bijgebouwd en daar nu geen rechten voor hebben. Deze laatste categorie is maar een paar procent van het totaal, maar de impact kan enorm zijn, tot bedrijfsbeëindiging aan toe.
Inzoomend op de consequenties van de fosfaatmaatregelen op individuele bedrijven zijn er globaal vier categorieën te onderscheiden. De eerste zijn de bedrijven die toch al van plan waren om binnen enkele jaren te stoppen en nu gebruik kunnen maken van de stoppersregeling en rechten te gelde kunnen maken. Voor deze bedrijven pakt de fosfaatregeling goed uit. De tweede categorie zijn bedrijven die niet zijn gegroeid of zelfs zijn gekrompen; daar heeft de regelgeving nauwelijks of geen impact. Een deel van de bedrijven krijgt zelfs met de fosfaatreductie een aardige bonus door minder melk te leveren. Wel moeten niet-grondgebonden bedrijven rechten kopen om vanaf 2018 hetzelfde aantal koeien te houden. Echter, in veel gevallen kunnen ze met managementmaatregelen de weggevallen rechten opvangen.
Dat geldt ook voor de categorie bedrijven die licht is gegroeid; aanvullen van rechten kost een paar cent per kilo melk maar in veel gevallen is schade te beperken door optimaliseren van de bedrijfsvoering. Ook bedrijven die met het einde van de melkquotering in zicht de strategie van ‘areaaluitbreiding’ hebben gevolgd, en qua dieraantallen geleidelijke groei voor ogen hadden, worden getroffen. Bedrijven die het ondereind van de veestapel hebben opgeruimd en werken aan een langere levensduur met minder jongvee produceren efficiënter en tegen lagere kosten per kilo melk. Daar hebben ze voor de lange termijn voordeel van.
De vierde groep bedrijven zijn de harde groeiers. De meeste impact heeft dit voor de bedrijven die hebben geïnvesteerd in een nieuw stal, terwijl de dieraantallen op 2 juli 2015 nog niet aangegroeid waren. De gevolgen zijn bedrijfsafhankelijk maar op een groot bedrijf de veestapel terugbrengen naar het gewenste niveau kost een kapitaal, wat banken zeker niet altijd zullen financieren. Specifieke bedrijfsomstandigheden, de impact op de economische cijfers en ambitie en toekomstperspectief van de ondernemer bepalen het vervolg: gehavend doormelken of – helaas in veel gevallen – een bord in de tuin.
‘Veel bedrijven hadden die extra kilo’s nodig’
Sectordeskundigen taxeren de impact van de fosfaatregels verschillend. Duidelijk is dat individuele bedrijven hard getroffen worden. Kees Romijn, voorzitter van de vakgroep melkveehouderij van LTO, noemt een belangrijk winstpunt dat dat de sector weer binnen de gestelde milieunormen opereert en dat derogatie behouden blijft. Ook een efficiëntieslag op bedrijven noemt hij positief. Of de structuur op lange termijn verbetert, is lastig te zeggen. “Een productierecht geeft altijd een kostprijsverhoging. Het is wel goed dat er nu duidelijkheid is, ondernemers kennen de randvoorwaarden om in de toekomst te produceren. Niks is zo verlammend als onduidelijkheid.”
Een deel van de bedrijven is echter hard getroffen. En fosfaatrechten geven hogere vaste kosten bij groei en geld stroomt de sector uit. “Maar de impact is kleiner dan bij melkquotum omdat er nu veel meer beperkende aspecten zijn, zoals grondgebondenheid, ammoniakuitstoot, natuurbeschermingswet en straks mogelijk vanuit de klimaatdiscussie.”
Herrold Lammertink, directeur van DLV Advies, benadrukt dat het doel van herstructurering moet zijn om de sterke, toekomstgerichte bedrijven te ondersteunen. “De fosfaatreductie en -rechten treffen echter ook vitale bedrijven die de pech hebben op het verkeerde moment te hebben geïnvesteerd. De structuur van de sector wordt zeker niet beter als goede bedrijven omvallen.”
Lammertink ziet dat een goed melkjaar keihard nodig was op veel bedrijven. “Door de uitwerking van de fosfaatreductie profiteren melkveehouders daar veel te weinig van. Dat is al voor een stabiel bedrijf zo; bedrijven die hard gegroeid zijn hadden die extra kilo’s nog harder nodig.”
Fosfaatreductie treft iedereen, aldus Harm Folkers, sectorspecialist melkveehouderij bij ABN Amro. “Het wordt bepalend voor de strategie van het bedrijf. Fosfaatreductie geeft aan dat groei en ontwikkeling beperkingen geeft.”
Voor bedrijven die de bezetting op peil hadden, gaan de maatregelen het minst slecht uitpakken. “Tijdens het melkquotumtijdperk is er veel jongvee aangehouden. Dit aandeel is verlaagd en de onderkant van de melkkoeien is eruit geselecteerd. Daardoor is het rendement aan het verbeteren.”
Folkers gaat ervanuit dat de financieel gezonde bedrijven voor de korte en lange termijn blijven bestaan. De afgelopen jaren waren er minder stoppers maar hij verwacht dat dat aantal nu zal toenemen. “Bij een hoge prijs voor fosfaatrechten zullen meer bedrijven stoppen.”
Voor de lange termijn blijft het gemiddelde rond de 2,5% per jaar.