De zuivelindustrie moet het hebben van toegevoegde waarde. Met duurzaamheid als motor kunnen melkveehouders ook op hun bedrijf zelf toegevoegde waarde realiseren en daardoor een hogere melkprijs krijgen. Het aantal melkstromen dat daar op inspeelt zal toenemen, dat biedt kansen, stelt Pierre Berntsen.
De directeur agrarische bedrijven bij ABN Amro heeft het begrip ‘koninklijke route’ geïntroduceerd als de weg naar verduurzaming die de agrarische sector in de komende jaren kan gaan. Essentieel is een hogere opbrengstprijs. Pierre Berntsen legt uit waarom. “De kosten van verduurzaming kunnen niet alleen door boeren en tuinders worden opgebracht. Als je wilt dat agrarische productie versneld verduurzaamt, zal de hele voedingsketen tot en met de consument hieraan mee moeten betalen. Anders is het niet houdbaar.”
Aan de hogere prijs voor duurzaam geproduceerd voedsel via de koninklijke route voegt hij drie bestaande routes toe. De eerste is meer met minder, met nieuwe technieken zoals smart farming, drones en sensoren efficiënt werken. “Meer output met minder input, dat is de kracht van de Nederlandse landbouw.” De tweede is anders werken zonder kostprijsverhoging. Dat doen bijvoorbeeld al veel bedrijven met weidegang. De derde is financiële prikkels in de vorm van subsidies zoals de SDE, MIA en Vamil, maar ook de vergroeningsbijdragen vanuit het Europees landbouwbeleid. Maar als belangrijkste beschouwt hij de koninklijke route, een eerlijke compensatie voor de veehouder voor de kosten van verduurzaming.
Die hogere opbrengstprijs is voor de meeste veehouders nog niet het geval. Krijgen we een shake out of gaat het zoals het in de afgelopen jaren is gegaan?
“Van oudsher daalt het aantal bedrijven jaarlijks met 2 tot 3%. Ik verwacht een tijdelijk extra effect, maar vraag me niet met hoeveel. Een echte shake out zal het niet worden.”
En de blijvers, wat gaat daarmee de komende jaren gebeuren? Worden het grote groeiers? Hoe ziet het er in 2030 uit?
“Laten we eerst maar eens kijken naar de komende vijf jaar. We moeten wennen aan de dynamiek van de fosfaatrechten en ook aan de eisen vanuit de klimaatopgave. Melkveehouders hebben in de afgelopen jaren vervangingsinvesteringen gedaan en vaak een schaalsprong gemaakt. Groei gaat nu gepaard met de aankoop van fosfaatrechten. Daardoor verwacht ik niet dat ze grote stappen gaan zetten. We gaan terug naar een rustiger tempo van bedrijfsontwikkeling. Er zullen grote groeiers zijn, die zijn er altijd geweest, maar incidenteel. Een verschil met de melkquotumtijd is dat veehouders ook zullen investeren in grondgebondenheid, CO2- maatregelen, ammoniakuitstoot en biodiversiteit. Dat vraagt ook om financiële ruimte.”
Is de toekomst voor de melkveehouderij negatief of positief?
“Realistisch. Ten opzichte van andere landen is de zuivelindustrie in staat om een twee tot drie cent hogere melkprijs uit te betalen. Dat is een prestatie van formaat. Te danken aan kwaliteit en aan imago. De uitdaging voor de komende jaren is om voorop te blijven lopen. Daarom is het belangrijk dat de extra inspanningen op bedrijfsniveau voor duurzaamheid tot uiting komen in de melkprijs.”
Hoe kunnen veehouders dat realiseren?
“Het gaat niet vanzelf. Veehouders zullen hun stinkende best moeten doen, want niemand komt je geld brengen. Realiseer je ook, dat er geen alternatief is. De wereld is veranderd. Aan die P van prijs moeten we nu de D van duurzaam toevoegen.”
Een hogere melkprijs voor duurzaam is toch ijdele hoop?
“Dat is geen utopie. De maatschappij kan niet zeggen, we willen wat van je, maar daar willen we niet voor betalen. Het betekent dat ze moet compenseren. Veilig, voedzaam en duurzaam voedsel heeft zijn prijs, voor iedereen in de keten. En nu al zijn er duurzame initiatieven. Kijk naar weidemelk, naar biologisch, naar Beemster kaas waarvoor stevige duurzaamheidseisen gelden, kijk naar de duurzaamheidslijn van A-Ware en van FrieslandCampina met de PlanetProofmelk. De komende jaren zal het aantal melkstromen toenemen, meer diversificatie, net zoals er vele markten zijn die we kunnen bedienen. Meer variatie en marktgericht produceren, daar liggen kansen die je als sector kunt benutten.”
Een voorspelling voor de melkprijs en voor de fosfaatrechten. Wat wordt het de komende jaren?
“Over fosfaatrechten kan ik geen uitspraken doen. Wat melkprijs betreft rekenen we langjarig met een gemiddelde opbrengstprijs in de sector van ruim 35 cent. Op dit moment is vraag en aanbod redelijk in balans en interventievoorraden krimpen. Voor de eerste helft van 2019 voorzie ik een stabiele melkprijs met eventueel een kleine plus.”
Wat doen fosfaatrechten met de kostprijs?
“Door de komst van de fosfaatrechten en de korting is de kostprijs per kilo melk met 1,5 tot 2 cent gestegen. Linksom of rechtsom: de kostprijs gaat omhoog als je rechten aankoopt om tot het oude niveau aan te vullen maar ook als je bent gekort en niet aankoopt, want dan is de productie minder. De vaste kosten deel je dan door minder melk, dat raakt de exploitatie, die toch al krap is op veel plaatsen. Door die rechten neemt wel het vermogen toe, voor de hele melkveehouderij bij € 1 per kilo melk met bijna € 15 miljard. Dat maakt het ook interessanter om te stoppen. Bedrijven, die dat toch al overwogen, krijgen hierdoor een impuls.”
In 2015 pleitte u ervoor dat bedragen voor fosfaatrechten niet naar uittreders gaan, maar binnen de sector blijven. Daar is niets van terechtgekomen.
“Het geld gaat nu naar de stoppers. Nog steeds jammer dat het niet anders geregeld is. Het is nu een uitdaging om die kostprijsverhoging op te vangen. Het is vergelijkbaar met de kostprijsverhoging toentertijd met de melkquotering. Daar hadden in heel Europa melkveehouders mee te maken maar in Nederland het meest door de relatief hoge quotumprijs. Dat verzwakt de concurrentiepositie.”
Een deel van de melkveehouders zit geweldig in de problemen. Geïnvesteerd met geld van de bank in een gedeeltelijk lege stal en nu geconfronteerd met de fosfaatregels. Hoe gaan we dat oplossen?
“Met maatwerk. Voor elk knelgeval loopt bij ABN Amro een traject en bespreken we met de ondernemer hoe we het kunnen aanpakken (aantallen noemt Pierre Berntsen niet, red.). Is het bijvoorbeeld nog verantwoord om fosfaatrechten te kopen? Lastig daarbij is dat diverse ondernemers nog in onzekerheid zitten over het uiteindelijke aantal rechten. We doen wat kan maar we willen overcreditering voorkomen. Er moet continuïteitsperspectief blijven voor de ondernemers.”
Als er voor de individuele boeren geen oplossing is, wat zeg je dan tegen hen?
“Ook stoppen is een optie. Dat kan uit financiële overwegingen zijn, maar ook als gevolg van regelgeving, verlies van arbeidsvreugde of afwezigheid van een opvolger. In de melkveehouderij betekent stoppen vaak afbouw van het bedrijf. De grond wordt vaak gebruikt voor andere doeleinden of verpacht.”
Zijn de banken medeverantwoordelijk voor de crisis bij een deel van de bedrijven?
“Ik kan alleen voor mijn eigen bank spreken. Al in 2013 hebben we bij groeiplannen een stresstest ingevoerd om te voorkomen dat ondernemers door mogelijke introductie van dierrechten in de problemen komen. Hierbij hebben we overigens niet gerekend met het huidige prijsniveau van fosfaatrechten. Dat wil ook niet zeggen dat we geen knelgevallen hebben, maar we hebben het aantal weten te beperken. Blij dat we het gedaan hebben. ”
Hoe verder met de fosfaatrechten?
“Ze zijn een gegeven voor de komende jaren. Vorig jaar hebben we moeten wennen aan de nieuwe systematiek. In 2019 is dat uitgekristalliseerd en zijn veehouders erop ingespeeld. En ja, we financieren ook de aankoop van fosfaatrechten net als de aankoop van grond, maar dan als onderdeel van een totaal bedrijfsplan. Dat moet gezond en exploitabel zijn.”
Minister Carola Schouten wil naar de kringlooplandbouw en naar verdere verduurzaming. Eens?
“Haar visie op verduurzaming sluit aan bij onze koninklijke route. Ook zij heeft oog voor de positie en het inkomen van boeren. Ze moet het nog wel invullen. De landbouwsector heeft zelf ook een stevige duurzaamheidsagenda. Kijk bijvoorbeeld naar de visie over grondgebondenheid en de duurzame zuivelketen. We moeten maximaal inzetten op circulaire landbouw, verstandig omgaan met bodem, water, lucht, dieren, met verwerken van restproducten, met meststromen. Sommigen zullen zeggen: ouderwets boeren. En de samenwerking in productieketens moet beter om de verliezen te beperken, kosten te besparen en de meerkosten van verduurzaming tot waarde te brengen in de prijs. We moeten ook kijken wat een kringloop is en hoe groot hij is. Hoe erg is het bijvoorbeeld dat de veevoerindustrie grondstoffen voor het voer op afstand haalt of is dat juist gunstig?”
Nemen we hiermee ook afscheid van de intensieve grootschalige melkveehouderij in Nederland? Krijgen we krimp, zoals de milieu- en natuurorganisaties willen?
“Je insteek moet niet zijn ‘we willen minder dieren’. Zo kom je niet tot een constructieve discussie. Onze insteek is geen kwantitatieve, maar een kwalitatieve, waarbij je circulaire landbouw maximaal toepast. Dat kan op een kleinschalige manier, maar ook grootschalig. Schaalvergroting zal ook in de toekomst een rol blijven spelen. De historie leert ons daarover voldoende.”
Waar gaan de melkveebedrijven in Nederland op inzetten?
“We gaan naar een meer grondgebonden melkveehouderij, naar meer extensivering. Een deel gaat dat doen door bijvoorbeeld jongvee elders te laten opfokken. En veehouders gaan voldoen aan de eis van minimaal 50% eiwitproductie op het eigen bedrijf. Dat zou ook moeten kunnen in een samenwerkingsverband met akkerbouwers. Laten we hopen dat de minister mogelijkheden biedt om die externe grondpositie bij de akkerbouwer in de gecombineerde opgave mee te tellen.”
Pierre Berntsen (55) is directeur agrarische bedrijven bij ABN Amro. Na de HAS in Den Bosch volgde hij bij de WUR een ir-studie veevoeding. Voordat hij naar Wageningen ging werkte hij bij de Gezondheidsdienst voor Dieren, daarna in de veevoersector en sinds 1997 bij ABN Amro.
ABN Amro onderzoekt samen met de WUR hoe het precies zit met de kosten en opbrengsten in de keten. “We willen inzicht en transparantie in die kosten. Als je inzicht hebt kun je de positie van de boer in die keten verbeteren”, legt Berntsen uit.
In dat kader past ook een rapport van de bank over True Cost Accounting. Die TCA moet in beeld brengen wat de werkelijke kosten van een liter melk zijn, als je ook alle maatschappelijke wensen vertaald. De bankdirecteur noemt voor de zuivel een bijvoorbeeld, waarmee ze een voordeel kan hebben. De Nederlandse melkveehouderij zit op 1,15 kg CO2 per kg melk, mondiaal is dat 2.4. Daarmee is duurzame zuivel uit Nederland positief onderscheidend.