De opfok van jongvee is bij de fosfaatmaatregelen een belangrijke factor om binnen het recht efficiënt te produceren. Minder jongvee aanhouden is interessanter dan uitbesteden, blijkt uit een analyse van Flynth.
Mede door het fosfaatbeleid kijken melkveehouders vaker naar mogelijkheden om minder jongvee te houden. Al langer is bekend dat te veel jongvee niet gunstig is voor de economische resultaten. Sinds vorig jaar gebeurt het vaker dat veehouders elders of helemaal geen jongvee opfokken. Door Henk van Dijk, sectorspecialist melkveehouderij bij Flynth, is op basis van de cijfers van 2016 bekeken welke verschillen er zichtbaar zijn tussen typen bedrijven. Het is dus in het jaar voordat bedrijven actief maatregelen gingen nemen in verband met de fosfaatreductie en invoering van fosfaatrechten. Ondanks dat uitkomsten met cijfers van nu anders zullen zijn, geeft het wel een zuiver beeld van de verschillende systemen van opfok van jongvee.
Voor deze analyse zijn de 1.347 melkveebedrijven opgedeeld in drie groepen, namelijk zelf opfokken, elders opfokken of kalveren verkopen en vee aankopen. De categorie met zelf opfokkers is nog altijd veruit de grootste. Deze groep is weer opgedeeld in weinig jongvee (minder dan 5,5 stuks jongvee per 10 koeien), gemiddeld (5,5 tot 6,5 stuks jongvee) en veel (meer dan 6,5 stuks jongvee)
Laagste verkoopprijs
Uit de karakteristieken van de verschillende groepen in de tabel valt op dat bedrijven die elders gedeeltelijk opfokken een stuk groter zijn dan de rest: 127 koeien ten opzichte van 112 gemiddeld. Deze bedrijven hebben ook het vaakst een melkrobot en de hoogste bezetting van de ligboxen.
Verder valt op dat bedrijven die kalveren verkopen en (jong)vee aankopen de laagste verkoopprijs voor koeien, maar de hoogste verkoopprijs voor kalveren hebben. Dat is te verklaren door een hoger percentage inseminatie met Belgisch Witblauwe stieren. Verder hebben deze bedrijven gemiddeld de oudste gebouwen (moderniteit 40%) wat mogelijk één van de redenen is om zelf geen jongvee op te fokken. Opvallend is dat deze bedrijven het hoogste percentage gestorven koeien hebben, namelijk 4,7% tegenover 3,6% gemiddeld. Kijkend naar de economische kengetallen, blijkt dat de bedrijven die kalveren verkopen en vee aankopen het slechtste scoren. De bruto geldstroom, marge per volwaardgie arbeidskracht (VAK) en marge op bedrijfsniveau blijven beduidend achter. De categorie die daarop volgt, zijn de bedrijven die het jongvee volledig elders laten opfokken.
Van de bedrijven die zelf opfokken hebben degenen met weinig jongvee de hoogste marge per VAK eigen arbeid en per bedrijf. Ook per 100 kilo melk realiseren deze bedrijven de beste cijfers. Zowel de melkopbrengsten als de kritieke melkopbrengsten zijn gunstiger waardoor de marge -€ 0,18 bedraagt. Veel jongvee scoort beduidend slechter, maar kan wel tijdelijk nodig zijn voor groei.
Hoogste arbeidsproductiviteit
Arbeid is in de praktijk een belangrijke factor om jongvee van het bedrijf weg te halen en meer te kunnen melken. De hoogte van de melkprijs is van invloed, want hoe meer kilo’s melk hoe harder het doortikt. Dat effect is doorgeteld in de tabel links. Bij een melkprijs van € 35 per 100 kilo melk realiseren degenen die vee aankopen met € 2,93 per 100 kilo melk het minste extra melkgeld. De rest van de bedrijven heeft ongeveer hetzelfde voordeel. Daardoor scoren bedrijven met weinig eigen aanfok nog altijd het beste op het gebied van marge per VAK eigen arbeid.
Bij een melkprijs van € 40 is het een ander verhaal. Nu profiteren vooral bedrijven die gedeeltelijk elders op laten fokken van het extra melkgeld, omdat die de meeste kilo’s melk per VAK produceren. Ze komen daardoor op een nagenoeg gelijk niveau qua arbeidsproductiviteit als de bedrijven die zelf hun jongvee aanfokken.
Optimale jongveebezetting
Naast de economische cijfers spelen ook andere aspecten een rol bij de keuze in opfoksysteem. Zelf opfokken heeft vooral voordelen bij het uitbreken van een dierziekte als de aanvoer van koeien of jongvee voor lange tijd op slot gaat. Aankoop van dieren vergroot de kans op ziekte-insleep. Ook verloopt de genetische vooruitgang minder gelijkmatig.
Volgens Van Dijk is de clou dat veehouders altijd moeten zoeken naar een optimale jongveebezetting binnen het eigen bedrijf. Daarna kunnen ze kijken of ze dat zelf doen, of beter elders. “De eigen arbeid is dan in te zetten om meer te melken.” Van Dijk noemt het maatwerk om uit te rekenen wat bij de onderneming en de ondernemer past. Ook niet onbelangrijk is of er op korte termijn investeringen nodig zijn in huisvesting voor jongvee, of daadwerkelijk bespaard wordt op arbeid als het jongvee weggaat en wat het betekent voor de ruwvoerpositie.
Sinds dit jaar komt daar het optimaal benutten van fosfaatrechten nog bij. “In principe moeten ondernemers streven naar een maximale melkproductie per kilo fosfaat. Maar als veehouders het jongvee wegdoen, moeten ze waarschijnlijk meer betalen dan in het verleden omdat opfokkers ook kosten voor fosfaatrechten zullen doorberekenen.”