Gerard Mul wil met moderne techniek weidevogels beschermen. Een biologisch melkveebedrijf en precisielandbouw gaan volgens hem hand-in-hand. Maar volop in deze technieken investeren is hem een stap te ver. “Economisch rond rekenen lukt niet.”
Het is een mooi plaatje; het waterrijke weidelandschap in het meest volgebouwde gebied van Nederland. Hier in het Zuid-Hollandse Warmond, vlakbij de stad Leiden, heeft melkveehouder Gerard Mul grote plannen. Naar dit melkveebedrijf van zijn schoonfamilie verhuist namelijk binnenkort een deel van de koeien vanaf zijn ouderlijk bedrijf in Drenthe. “Thuis hebben we een pachtbedrijf. Ik zie hier meer toekomstmogelijkheden”, legt de ondernemer uit. Zijn vader gaat met het bedrijf op de thuislocatie door. Het is de bedoeling om op de nieuwe locatie biologisch te gaan melken in de bestaande stallen; het jongvee blijft vooralsnog op het bedrijf in Drenthe. Daar ontplooien de ondernemers ook andere activiteiten, zoals zelf ijs maken.
Bij biologische landbouw wordt misschien niet direct aan precisielandbouw gedacht. Volledig onterecht aldus Mul. “Met moderne technieken minder middelen gebruiken en efficiënt werken past juist heel goed bij deze manier van landbouw. Natuur en techniek lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken te hebben maar dat is niet zo.”
Hij noemt bijvoorbeeld nauwkeurige bemesting, maar ook hightech onkruidbestrijding die goed passen bij biologische landbouw. “Onkruid is daar een belangrijk item.” In het algemeen, maar zeker ook op de gronden hier in de polders van West-Nederland. “Op deze gronden is het moeilijker onkruid bestrijden dan de zandgrond in Drenthe. Daar kunnen we het onkruid vaker onderploegen.” Een systeem om onkruiden op te sporen met speciale scanapparatuur zou daarom wel passen. Overigens gaat hij na de renovatie van de stallen melken met een melkrobot wat hij ook een vorm van precisielandbouw vindt. “Het levert data op om beslissingen te nemen en in andere toepassingen te gebruiken.”
Versterken draagvlak
De melkveehouder vindt technische ontwikkelingen voor bemesten en onkruid bestrijden interessant. Binnen het NPPL-project richt hij zich echter op het opsporen en behouden van vogelnesten. “In verband met de verhuizing en ombouw van het bedrijf kan ik mijn aandacht niet op alles tegelijk richten.” Een bijkomend voordeel van het beschermen van de weidevogels wat dat betreft is dat het maar een beperkte tijd van toepassing is, grofweg van half maart tot begin juli.
De keuze voor weidevogels is niet vreemd in dit gebied want in het typische Hollandse weidelandschap zijn weidevogels graag geziene gasten. “In het seizoen hoor je ze van alle kanten”, heeft hij inmiddels zelf ook ervaren. Het vinden van een nest om te beschermen is niet altijd even eenvoudig. Hij weet dat ondernemers uit de buurt onder andere met visuele aanduiding aan nestbescherming doen. Toch blijft het aantal geredde vogels in deze polder helaas beperkt. “De veehouder moet zelf goed oplettend zijn. Maar ook andere mensen zoals de loonwerker moeten er rekening mee houden.” Ook heeft het plaatsen van visuele aanduiding nadelen; roofdieren kunnen de plekken herkennen en bovendien laten mensen tijdens het lopen door het veld een geurspoor achter.
Dat biedt dus kansen voor precisielandbouw. In tegenstelling tot veel andere NPPL-toepassingen, levert het beschermen van weidevogels niet direct voordeel op voor de bedrijfsvoering of de economie. Mul doet het beschermen van weidevogels vooral voor het versterken van het draagvlak van de sector. “Als veehouder zijn we altijd bezig met de natuur. Maar het meeste is voor de maatschappij niet zichtbaar. Weidevogelbescherming is één van de weinige dingen die we écht kunnen laten zien.” Op de achtergrond speelt mee dat de gemeente plannen heeft voor het maken van een weidevogelreservaat van de polder waarin hun eigen weilanden liggen. Mul vindt dat een prima plan en verwacht van de gemeente ondersteuning bij investeringen eventuele aanschaf van apparatuur. “Investeringen in dit soort toepassingen mag niet te veel kosten want economisch rond rekenen lukt niet.”
Optimale frequentie
De melkveehouder verwacht door deelname aan het NPPL-project met apparatuur te kunnen gaan werken om de nesten op te sporen. “Er zijn bedrijven die drones hebben met een camera die temperatuurverschillen kan waarnemen.” De specifieke plaatsen worden op basis van GPS-locatie vastgelegd. Vervolgens moet de informatie van de nesten worden overgezet naar kaarten en digitaal in te lezen zijn in een tablet of scherm in de trekker van de loonwerker. Zijn ambitie is om komend jaar minimaal 30 nesten veilig te stellen, op een oppervlakte van 28 hectare grond. “Ik vind het lastig om een exact aantal te geven. Maar het afgelopen jaren is er maar één nest in deze polder gevonden, dat aantal moet dus wel omhoog kunnen.”
Samen met de deskundigen van het NPPL-project wil Mul het systeem voor zijn bedrijf praktijkrijp krijgen. Naast de technische invulling moet onder andere een optimale frequentie voor vliegen met de drone worden bepaald. Hij beseft goed dat bij het vraagstuk niet alleen techniek komt kijken maar ook goede communicatie vergt met alle betrokken partijen. “Techniek is mooi maar als de mensen het niet willen dan levert het nog weinig op.” Hoe ver de stand van de techniek is of welke aanpassingen nog nodig zijn voor praktische toepassingen is hij nog niet mee bekend.
Mul ziet ook wel voordeel op een ander vlak van de nieuwe techniek. “Het zijn tot nu toe vooral wat oudere gepassioneerde mensen die met de bescherming van vogels bezig zijn. Misschien dat met toepassingen uit de precisielandbouw er ook jongeren meer bij betrokken raken.”
Gerard Mul (32) houdt 100 stuks melkvee, 54 stuks jongvee en 12 ossen in Warmond (Z.-H.) en in Fluitenberg (Dr.). In totaal is 150 hectare in gebruik, waarvan 28 hectare in Warmond. Het jongvee staat nog op de oude locatie in Fluitenberg. Daarnaast zijn er diverse neventakken zoals een camping, boerderij-ijs en educatie.
‘Vooral kijken naar beperken van vals-positieve waarnemingen’
Er zijn systemen voor detectie van vogelnesten. Voor expert Herman van Schooten, onderzoeker bij Wageningen UR Livestock Research is het zoeken naar de beste toepassing.
Het onderwerp weidevogels beschermen past volgens Van Schooten goed bij Gerard omdat hij met een maatschappelijk oog naar zijn bedrijf kijkt. Het dient vooral een maatschappelijk doel maar hij ziet ook een economische betekenis. “Een polder als weidevogelreservaat geeft wellicht subsidiemogelijkheden voor extra inkomsten.”
Binnen het project is het de bedoeling om te starten met een inventarisatie en inzet van apparatuur die reeds voorhanden is. “We kijken vooral naar beperken van vals-positieve waarnemingen. Bij de huidige apparatuur kan ook een haas of ander dier als vogelnest worden herkend.” Niet alleen de techniek maar ook het aantal waarnemingen speelt daarbij een rol. “Misschien moeten we twee of drie keer met een drone vliegen om een betrouwbaar beeld te krijgen. Dat gaan we uitzoeken.”
Een vervolgstap is het gebruik van de verkregen data. Van Schooten schetst een ideale situatie waar de maaier op basis van een taakkaart automatisch omhooggaat bij het benaderen van een vogelnest. “Of het zover komt weten we niet. Het is gaandeweg het project kijken wat zich aandient.”
Een optie die Van Schooten ook wil bekijken is de beslissing om helemaal niet te maaien. “We zien soms kaarten vol met stippen. Het is de vraag of maaien dan wel zinvol is.” Dat heeft vanzelfsprekend ook consequenties voor de ruwvoer- en rantsoensituatie op het bedrijf.