De Spaanse melkveehouders Xevi en Jorid Codina hebben hun veestapel verspreid over drie locaties met alleen melkgevende koeien op de hoofdlocatie. Met een aanstaande nieuwbouw wordt de vergunning van de hoofdlocatie maximaal benut.
Het melkveebedrijf waar de broers Xevi en Jordi Codina manager zijn, ligt rustig gelegen in het glooiend gebied ten zuiden van de stad Gerona, in het noordoosten van Spanje. Het gebied is omgeven door bergen, rotsen en onbedeeld terrein, maar deze landbouwenclave kent vruchtbare grond en een variëteit aan typen bedrijven. Het zijn vooral akker- en tuinbouwbedrijven, naast kleinschalige melkveehouderij.
Het bedrijf waar de Codina’s werken is met circa 900 koeien op deze locatie een uitzondering. “In deze regio zijn niet zoveel grote bedrijven en groei is door strenge wetgeving nauwelijks mogelijk”, vertelt Xevi in de kantoorruimte naast de stallen.
Het bedrijf van de Codini’s lijkt qua omvang weinig op het gemiddelde Spaanse melkveebedrijf. De Spaanse melkveehouderij telt zo’n 15.000 bedrijven die samen zo’n 6,5 miljard kilo melk produceren. Ter vergelijking: Nederland heeft een kleine 15.000 bedrijven met ruim 14 miljard kilo melk. Het gemiddelde bedrijf telt zo’n 60 melkkoeien. Op andere aspecten zijn er meer overeenkomsten. Typerend voor de sector zijn namelijk de hoge melkproductie per koe, relatief hoge voerkosten, een gemiddeld achterblijvende melkprijs en lage kosten voor grond en huisvesting. Wel zijn verschillen in Spanje groot, afhankelijk van de regio. De meest bedrijven bevinden zich in het noordwesten van het land; zo herbergt de provincie Galicia, gelegen boven Portugal, ongeveer 40% van het aantal melkveebedrijven van Spanje. Deze provincie heeft een gematigd zeeklimaat met de meeste regenval van het land.
Moeilijke milieuwetgeving
Met in totaal zo’n 1.000 koeien is het bedrijf van de broers dus dik bovengemiddeld. De hoofdlocatie in Campllong is helemaal ingericht op melken; de droge koeien blijven vanaf droogzetten tot drie tot vier dagen na afkalven op een andere locatie zo’n 15 minuten verderop. Daar staan ook de af te voeren koeien voordat ze naar de slachterij gaan. In totaal kunnen de broers daar zo’n 120 koeien kwijt.
De kalveren gaan vanaf dat bedrijf naar de jongveelocatie. Het jongvee bezoeken vraagt nog wat meer tijd; die locatie ligt namelijk zo’n 250 kilometer richting westen in de gemeente Lerida. De locatie wordt gerund door enkele vaste medewerkers en krijgt een tot twee keer per week bezoek van een van de broers.
Optimaal is deze bedrijfsopzet niet, maar het is het gevolg van de moeilijke milieuwetgeving in dit deel van Catalonië. “Op onze vergunning mogen we 1.000 koeien hier houden en dat aantal kunnen we niet uitbreiden.” Aangezien ze de melkproductie op deze locatie maximaal willen houden, is ervoor gekozen alle dieren die geen melk geven elders te huisvesten. De vraag resteert waarom het jongvee zo ver van huis is geplaatst. “Andere opties zijn wel bekeken, maar goede locaties dichterbij waren niet voorhanden.” Bovendien wilden de broers in een regio zitten waar een eventuele uitbreiding minder problemen zou geven.
Stallen per leeftijdscategorie
Net als veel Spaanse bedrijven staan de koeien op de hoofdlocatie in eenvoudige open gebouwen met alleen een dak tegen de zon. Het terrein met een oppervlakte van zo’n 2,5 hectare bevat zeven van dit soort stallen, naast een nieuwe 40-stands draaimelkstal inclusief wachtruimte. Daarin worden de koeien drie keer per dag gemolken. Vergeleken met de oude visgraat is de melktijd verkort van acht naar vier uur per melkbeurt. Opvallend is de robot voor het automatisch sprayen van de spenen.
De koeien liggen per leeftijdscategorie in de stallen. “Daardoor is er geen strijd tussen jonge en oude koeien”, legt de veehouder uit. Nadelen van het systeem kan hij niet zo snel bedenken. De koeien liggen in een diepstrooiselbox gemaakt van de dikke fractie van de mest. Sinds enkele jaren wordt de mest gescheiden en de dikke fractie op deze manier hergebruikt. De dunne fractie gaat als belangrijke leverancier van stikstof op de eigen grond, voornamelijk grasland en wat snijmais.
Altijd strijd tegen de hitte
De open stallen zorgen voor veel verse lucht en het dak houdt directe instraling tegen, maar koelen de lucht niet. De strijd tegen de hitte in de zomermaanden is er altijd. “We voorkomen niet dat de melkproductie met 15% zakt in die maanden.”
Ook de vruchtbaarheid staat dan sterk onder druk, waar het bedrijf nog lang na warme perioden last van heeft. Een nadeel van deze locatie is de relatieve luchtvochtigheid die zo dicht bij zee altijd hoger is dan verder landinwaarts. Een voordeel is dan weer dat de gemiddelde temperaturen wat lager liggen dan in het hart van Spanje.
Om de ergste problemen tegen te gaan, zijn alle stallen voorzien van ventilatoren; een aantal stallen heeft grote horizontale exemplaren tegen het plafond; bij andere stallen hangt een rijtje lengteventilatoren voor voldoende verversing en een wat koelend effect. In de nieuwe wachtstal worden de koeien besproeid met fijne nevel om voor het melken wat af te koelen. Zo’n systeem zou ook in de koeienstallen bruikbaar zijn, maar Codina heeft een reden dat niet te doen. “We zouden veel te veel water in de put krijgen.” Wat verder helpt om de ergste warmte tegen te houden, is de beplanting langs alle stallen.
Om de impact van de hitte te beperken, is er met een dagelijkse controle en reiniging van de drinkbakken veel aandacht voor de waterkwaliteit. Verder nemen ze in het rantsoen een middel op om pensverzuring te voorkomen. De eigen dierenarts monitort tijdens de hete dagen de productie en gezondheid maar net als elk Spaans bedrijf moeten ze hier accepteren dat de hitte een negatieve impact heeft.
Drie systemen voor beregening
Vanzelfsprekend hebben ook de gewassen op het land te kampen met hoge temperaturen en weinig water. In Spanje is niet alleen de kwaliteit van de grond maar ook de mogelijkheid om te beregenen bepalend voor de grondprijs. Voor dit soort betere gronden ligt de prijs rond de € 8.000 tot € 9.000 hectare; voor kleinere en/of mindere percelen en zeker percelen die niet beregenbaar zijn, liggen prijzen fors lager.
Van de 200 hectare is op dit bedrijf ongeveer 160 hectare vanuit bronnen beregenbaar. Daarvoor hebben de ondernemers drie watersystemen: een waterkanon, een vaste installatie met sproeiers verdeeld over het land en een pivot-installatie. Dat is een honderden meter brede constructie die elektrisch aangedreven over het land rijdt. Er is een systeem dat rondgaat en een systeem in een rechthoekig blok. Met een pivot zijn tientallen hectares tegelijkertijd van water te voorzien. Moderne modellen kunnen werken met taakkaarten maar dat is hier niet het geval. Meer beregenen heeft voor de ondernemers geen zin. “Met dit water geven we genoeg om voldoende gras te laten groeien.” Op deze zonnige dag in mei zijn veel boeren in de buurt bezig met het klaarmaken van de installaties. Tot een paar weken terug was het regenachtig dus was de noodzaak er nog niet.
Uitbreiding met 100 koeien
Terug naar de koeien. De ondernemers willen de veestapel op deze locatie met zo’n 100 stuks uitbreiden zodat de hele vergunning is benut. Daarvoor is het de bedoeling om volgend jaar een nieuwe stal te bouwen. Deze zal hetzelfde worden uitgevoerd als de stallen die er al staan. “We zouden liever wat hoger bouwen, maar dat mag niet vanwege welstand”, aldus Codina. Hij schat de investering op zo’n € 250.000. Ook in Spanje lopen bouwkosten snel op en of er besparingsmogelijkheden zijn, zal tegen die tijd blijken.
De extra melk kan zonder problemen worden geleverd bij fabriek Pascual; de tweede zuivelafnemer van het land. In Spanje is het gebruikelijk om direct contracten af te sluiten met de zuivelafnemer. Er zijn lange en korte contracten, afhankelijk van de afnemende partij. Tot begin dit jaar was dat niet mogelijk maar sinds de melkprijzen fors zijn gestegen is er voor de leveranciers geen probleem om extra te melken.
Bij die fabriek ontvangen de broers (medio mei) een melkprijs van zo’n 45 cent per kilo. Vorig jaar was dat zo’n 33 cent, bij een kostprijs van circa 31,5 cent per kilo.
Als groot bedrijf ontvangen ze een paar cent meer dan collega’s met kleinere bedrijven, maar veel andere mogelijkheden hebben ze niet om de opbrengst te verhogen. “Met de gehaltes kunnen we iets aan de melkprijs doen en we krijgen een kleine bonus vanwege het voldoen aan welzijns- en hygiëne-eisen. Maar in totaal is dat niet meer dan 3 tot 5% van de totale melkprijs.”
Aan de kostenkant ligt de focus vooral op optimaliseren van de productie.
Snel gestegen voerkosten
Op dit moment produceren de koeien zo’n 12.500 kilo melk per jaar en om de vaste kosten uit te smeren over kilo’s melk zien ze een verdere productieverhoging als middel. De snel gestegen voerkosten zijn daarbij wel een probleem waardoor het netto-effect minder groot is. Juist omdat aardig wat voer moet worden aangekocht. Naast eigen gras en mais bestaat het rantsoen uit koolzaad, koolzaadschroot, maismeel en een mengsel met sporenelementen.
Veel knoppen hebben ze niet om aan te draaien, aangezien alles gericht is op een hoge melkproductie. Het is wel de bedoeling dat de nieuwe uitbreiding bijdraagt aan het uitsmeren van de vaste kosten en verder optimaliseren van de productie.
1.000 melkkoeien
Xevi (52) en Jordi (49) Codina zijn mede-eigenaar en manager op melkveebedrijf Can Feliu de Campllong in het Spaanse Campllong nabij Gerona. Het bedrijf heeft drie locaties met in totaal ruim 1.000 melkkoeien en circa 200 hectare grond. Jaarlijks produceren ze 11,5 miljoen kilo melk dat wordt afgezet bij zuivelonderneming Pascual. Inclusief de twee broers zijn er 15 mensen werkzaam waaronder een eigen dierenarts en administrateur.