Roelof is wijnboer, Jan is melkveehouder. Waar de wijnboer qua product een grote aaibaarheidsfactor heeft, zijn voor de melkveehouder qua prijs en publieke opinie de druiven de laatste tijd letterlijk zuur. Een ontmoeting.
Te midden van de – zure – Twentse maisvelden staan opeens wijnranken. Wijnboer Roelof Visscher doceert. “De Twentse grond is even goed voor wijnranken als voor mais. Al ligt de pH-waarde bij ons wat hoger (6-6,5). In het begin hebben we flink kalk moeten strooien. Ook moeten wij net als bij mais, bijmesten. Daarvoor hebben we een contract met een melkveehouder. Twentse grond leent zich voor heel veel landbouwtoepassingen. Ik heb ook wel eens hop overwogen.”
De wijnoogst valt dit jaar iets tegen. Roelof: “2016 was een topjaar, door de vorst in het voorjaar is 2017 iets minder, maar nog altijd goed. De beleving is misschien anders maar we hadden een warme zomer. Eigenlijk hebben we nog nooit een misoogst gehad.”
Toch doemt hier meteen een verschil met melkveehouder Jan Kempe op. De melkveehouder kan op 1 januari bijna exact berekenen hoeveel liter melk hij dat jaar zal verkopen aan NoorderlandMelk. Roelof moet maar afwachten wat de oogst doet. En aan de keukentafel van de wijngaard zit een hele ploeg mensen om te helpen met oogsten, bottelen en verkopen. Jan runt zijn melkveehouderij met hulp van vrouwen en dochter. Jan: “Ik vind het wel eens jammer dat we naast familie geen collega’s hebben. Ik ben een mensenmens. Maar toen ik nieuw ging bouwen, moest ik kiezen: óf automatiseren óf personeel. Ik heb voor robots gekozen.” Sowieso vindt hij de afstand naar eindproduct groot. “Je levert aan de coöperatie en dat is het.”
Roelof Visscher signaleert dat ook. “Ik denk dat de coöperaties in de zuivel echt te groot zijn geworden. Jullie hebben te veel weggegeven aan de coöperaties. Je hebt geen invloed meer op het eindproduct. De directeuren van de zuivelcoöperaties en supermarkten komen elkaar in achterkamers tegen en bepalen. Wij maken nu onder het label The Dutch wijn die ook buiten Twente verkocht kan worden. Op Schiphol bijvoorbeeld. En voor De Librije maken we de ‘kus van Thérèse’. Wijn met een verhaal dus. Voor jullie is dat lastig.”
Jan is het volkomen met Roelof eens, hoewel hij aan een relatief kleine coöperatie levert. “Wij doen ons stinkende best, maar feitelijk alleen voor kostprijs. Voor export en afzet van ons product zijn coöperaties wel makkelijk, maar de sector is doorgedraaid. Straks gaan coöperaties ook andere zaken bepalen die niets met melk te maken hebben.” Roelof: “Er zit een grens aan groot worden.” Jan: “Wij merken ook dat mensen zich er aan gaan ergeren.”
Reclamecampagne
Nog iets waarin beiden elkaar vinden. Het imago van de landbouw is niet goed. Roelof ziet het met pijn in het hart aan. “Jullie zijn zo gek met dieren. Jullie doen ‘donders’ je best, maar je wordt afgeschilderd als een stel criminelen. Jullie sector zou veel meer aan positieve publiciteit moeten doen. Schakel desnoods een reclamebureau in.” Jan: “Bij een stukje kaas en een glas wijn heeft de consument een positief gevoel. Dat zou eigenlijk ook voor een glas melk moeten gelden. De media helpen ook niet echt. Het journaal laat in beelden giertanks zien die al jaren niet meer rijden.”
Jan doet er zelf alles aan om het imago op te poetsen. Zo zet hij zijn boerderij open voor bezoek. “Maar ik ben bewust een intensieve boer. De eerste vraag die ik echter altijd krijg is: waarom lopen de koeien niet buiten? Terwijl we heel duurzaam zijn (IDS). De hoogste standaard voor milieu, duurzaamheid en welzijn. In mijn visie is de koe het meest gebaat bij stabiliteit en die heeft de koe buiten niet. Maar burgers zien dat niet.”
De wijnsector heeft bij het grote publiek een veel grotere aaibaarheidsfactor, terwijl – zij het op veel kleinere schaal – dezelfde problemen spelen als bij de melkveehouderij. Roelof: “Wij veroorzaken, onder meer tijdens het vergisten, een flinke CO2-uitstoot. En Europees is er een wijnquotum. Omdat Nederland zo’n klein wijnland is, zijn er minder strenge regels en hoeven we ons niet aan quota te houden. We hebben in het begin zelfs inspecteurs verteld waar ze op moeten letten. In de Nederlandse melkveehouderij is de regelgeving zó veel groter dan bij ons. Ik zou snel ziek worden van zoveel regels.”
Groei
Roelof wil graag van Jan weten hoe hij zijn bedrijf over twintig jaar voor zich ziet. Jan: “Toen het melkquotum verdween, zeiden de banken feitelijk: waarom honderd koeien? Doe maar 150. Nu met het fosfaatprobleem zijn de banken muisstil en hebben de boeren het gedaan. Voor een goed rendement moeten we naar 180 koeien, maar ik denk dat we in 2037 niet veel verder zijn dan dat. Ik hoop wel van 1,3 naar 1,5 miljoen liter melk te gaan.” Roelof schrikt van de geringe potentie: “Ik wil als ondernemer juist groeien. Ik kan groeien wat ik wil, niemand die ons tegenwerkt. Mijn eigen afzet is de beperking.” Overigens doet hij dat niet alleen met zelf wijn verbouwen. Wijngaard Hof van Twente verwerkt en bottelt ook voor andere wijnproducenten in Nederland. “Zo spreid ik risico.”
Daar staat tegenover dat de klimaatrisico’s voor Roelof weer veel groter zijn dan voor Jan. Zijn productie is stabiel. Een misoogst, vorst, een bui hagel… Roelof: “Te veel nattigheid is niet goed voor de druif. Verzekeren is veel te duur. Sproeien bij vorst is lastig omdat we niet over voldoende grondwater kunnen beschikken door storende leemlagen. Overigens opmerkelijk: ik heb hier nog nooit hagelschade gehad. Even verderop in Borculo hebben ze eens in de vijf jaar flinke hagelbuien. Maar klimaatsverandering is wel een ding waar we op letten. Zo proberen we door nieuwe teelttechnieken risico’s op vorst bijvoorbeeld te beperken.”
Roelof vraagt aan Jan of spreiding van activiteiten, zoals vroeger het gemengde bedrijf, voor hem een optie is. Jan: “We hebben overwogen om bijvoorbeeld een melktap aan huis voor de consument te maken. Maar dat vraagt toch veel investering en arbeid. Als ik jou zo hoor heeft de melkveehouder veel minder knoppen waar hij aan kan draaien dan de wijnsector. Vaak beginnen boerenbedrijven aan een neventak vanuit een negatieve insteek. Hopen dat je daardoor risico’s kunt spreiden. Maar iets wordt pas een succes als je positief bent. Dan gaat iets groeien. Zo ben ik ook: positief.”
Biologisch
Nog zo’n landbouwdiscussie: biologisch of niet. Hoe speelt dat in de wijn? Roelof: “Hof van Twente is als biologisch bedrijf begonnen, maar uiteindelijk zijn we daarvan afgestapt. Door regels moesten we er te veel tijd in investeren. En het was ook niet duurzamer. We hadden meer ziektes en brachten ook meer schade toe aan gronden en gewassen. De diesel die we gebruikten, was vervuilender dan de bestrijdingsmiddelen die snel worden afgebroken en nauwelijks schadelijk zijn voor het milieu.’
Als Jan en Roelof zich ergens vinden in elkaars werelden, is het wel in ondernemerschap. Jan: “Twintig jaar geleden zat ik vooral op het land met veel machines. Nu nauwelijks meer. Ik manage het bedrijf nu veel meer. Ik vind het mooi om mijn bedrijf technisch te optimaliseren, met maximale aandacht voor mijn koeien. Zorgen dat we boven die 1,5 miljoen liter komen. Dan is grote groei ook niet nodig. Dan kan ik het bedrijf goed achterlaten voor mijn dochter als die het wil overnemen.” Hij is positief en niet in mineur. Na het zuur komt het zoet.
‘Landbouw moet reclamebureau inschakelen’
Roelof Visscher (52) runt met echtgenote Ilse, Wijngaard Hof van Twente VOF, Neerlands Wijnmakerij bv in Bentelo (Ov). In 2000 gingen de eerste 7.500 druivenstokken de grond in. De eerste wijnen kwamen in 2002 en wonnen in 2004 al prijzen. Wijngaard Hof van Twente strekt uit over een oppervlakte van 5,5 ha, 8 ha land en heeft drie locaties. Per jaar komt er 20.000 liter wijn van de eigen ranken en wordt nog eens 130.000 liter wijn van andere wijngaarden verwerkt. De totale investeringen in de gaarden liggen rond de € 1,5 miljoen.
Roelof Visscher in vier uitspraken:
1. ‘Ik schrik ervan als je zegt “veel verder qua omvang dan nu kom je niet”.’
2. ‘In het begin stonden banken niet te springen van een raar product als wijn. Rabobank had me al in de stroppenpot gestopt: wordt toch niks.’
3. ‘Aanvankelijk moesten we inspecteurs uitleggen waarop ze moesten controleren. Ik zou snel ziek worden van al die landbouwregels.’
4. ‘Wijn zorgt voor een behoorlijke CO2 uitstoot, zeker als we aan het vergisten zijn.’
‘Laten zien wat we doen tijdens open dagen’
Jan Kempe (52) runt samen met zijn vrouw Janneke Kempe-Lohuis en hulp van dochter een melkveehouderij in het Twentse Enter. Hij nam de melkveehouderij in 1995 over en verhuisde het bedrijf in 2013 naar de huidige locatie. Investering: rond de € 1,5 miljoen. Jan melkt met drie robots 145 koeien. Het liefst wil hij groeien naar 175 koeien. Per jaar melkt Kempe zo’n 1,3 miljoen liter melk in een gesloten bedrijf met zo’n 40 hectare gras (80 %) en maisland (20%). Zijn vrouw werkt in de thuiszorg en is tevens actief op de boerderij.
Jan Kempe in vier uitspraken:
1. ‘Ik moest kiezen tussen personeel of automatisering. Je kunt niet op twee paarden wedden.’
2. ‘Iets wordt pas een succes als je positief bent. Dan gaat iets groeien.’
3. ‘Bij een open dag is de eerste vraag die je krijgt: gaan de koeien ook naar buiten.’
4. ‘Toen de quotering eraf ging, zeiden banken en zuivelsector: 100? Waarom geen 150 koeien? Nu zijn ze muisstil en heeft de boer het gedaan.’