Op dit bedrijf, een agrocomplex van 22 hektare, geen leftovers maar alleen eindproducten. Dat is het uitgangspunt voor de Letse familie Pilveris. Streven naar circulariteit. Niet alleen uit oogpunt van duurzaamheid. Ook om goed te kunnen anticiperen op de grillen van markt en overheid.
Navigeren naar melkveebedrijf Kalna Oši is geen probleem. Rijd vanaf de provinciale weg A9 richting Aizstrautnieki en het bedrijf doemt na een paar minuten zandweg op aan de horizon. Het maakt deel uit van agrarische holding Ziedi JP. Niet voor niets spreekt Uldis Pilveris van een agrocomplex. Na afronding van alle geplande bouwwerkzaamheden beslaan de gebouwen maar liefst 22 hectare. Interessant is de onderlinge verwevenheid van activiteiten. Reststromen opwaarderen om de kringloop zoveel mogelijk te sluiten is daarbij het devies. Een centrale rol is weggelegd voor de in 2012 in bedrijf genomen biovergistingsinstallatie.
Lage bouwkosten
De 1.000 melkkoeien staan in een van de twee 3+3-stallen van 230 meter lang, 36 meter breed en 13 meter hoog. In de andere stal staan 1.000 vaarzen. De bedoeling is dat ook daar op termijn melkkoeien komen te staan. De stallen zijn in het midden met elkaar verbonden. Op Google Maps is de H-vorm, waarin de stallen zijn gebouwd, duidelijk zichtbaar. Aan de verbindingsgang bevindt zich aan de ene kant een 60 stands buitenmelker van GEA waar driemaal daags wordt gemolken. Aan de andere zijde is ruimte voor de ziekenboeg. Opvallend in de stallen zijn de vurenhouten spanten, gemaakt van hout uit eigen bos. Alleen de hoogste staanders, waaraan ook de voerbuizen zijn bevestigd, zijn van staal. Liever had Pilveris de gehele constructie van hout gezien, maar dat bleek niet mogelijk. De levensduur van het gebruikte hout ligt volgens de veehouder op 150 jaar, drie keer zo lang als die van het gebruikte staal.
De stal is eenvoudig qua bouw en inrichting en dat is terug te zien in de bouwkosten, per koeplaats nog geen € 2.000. Collega’s die kiezen voor een nieuwe stal, geschoeid op Duitse leest, betalen al snel het dubbele. De stal functioneert volgens de veehouder prima. Als hij iets moet noemen waar hij achteraf spijt van heeft, is het dat de vloer niet is uitgerust met een mestschuif. Niet ideaal. Nu wordt de stal drie keer per dag schoon geschoven met een bobcat.
Het gemiddelde celgetal van de melk ligt rond de 300.000 cellen per milliliter. Op het moment dat deze reportage wordt gemaakt, staan er 30 koeien apart om te worden behandeld tegen mastitis. De klauwen worden standaard twee keer per jaar bekapt. Vaker is volgens de veehouder niet nodig. Wat helpt is dat de koeien iedere dag gemiddeld 4 kilometer lopen onder meer van en naar de melkstal, zodat de klauwen ook natuurlijk slijten. Daarbij lopen de dieren een keer per week door een voetbad.
Doel van de veehouders is om de levensduur van de koeien te verlengen van de huidige twee naar vier of liefst vijf lactaties. Als argument geeft Pilveris dat de koeien de meeste melk geven tijdens de vierde en vijfde lactatie. De melkproductie wil hij graag verhogen van 9.500 naar maximaal 11.000 liter per lactatie. Uitdaging is om dit op termijn zonder graan in het rantsoen te realiseren. Er liggen plannen voor het vervangen van soja door algen uit eigen kwekerij. De ondernemer is overtuigd van de vermeende positieve eigenschappen die algen bieden. Naast een alternatieve eiwitbron zouden algen de weerstand verhogen.
Naast de stallen uit 2014 met daarin de melkkoeien en vaarzen zijn er ook nog oude stallen van het voormalig staatsbedrijf. Deze bieden onderdak aan het jongvee. Pilveris loopt hoofdschuddend door de lage bedompte stallen. Het is praktisch onmogelijk er een goed klimaat te realiseren. Niet voor niets liggen er plannen voor nieuwe jongveestallen.
Import uit Nederland en Duitsland
Om de genetica van de veestapel te verbeteren maken ze gebruik van de diensten van World Wide Sires. Ook is in de loop der jaren een fors aantal koeien en vaarzen geïmporteerd uit Nederland en Duitsland. Ze hebben een voorkeur voor Amerikaanse genetica. Helaas verliep de import niet altijd zoals gehoopt. Niet elke exporteur neemt het even nauw wat betreft diergezondheid. Zo kregen ze para-tbc op het bedrijf. Een tot dan toe voor de veehouders onbekende ziekte en nog steeds een probleem dat snel de kop opsteekt. Er wordt standaard twee keer per jaar tegen para geënt.
Ook verloren ze als gevolg van diverse gezondheidsproblemen maar liefst een derde van 1.000 geïmporteerde vaarzen in 2014. Als geluk bij een ongeluk waren de geïmporteerde dieren verzekerd. De kalversterfte liep op naar ruim 30%. Reden voor forse ingrepen in het jongveemanagement. Gelukkig gaat het nu beter. Kiezen ze bewuster met welke partij ze samenwerken en gaan ze voor aankoop van nieuw vee zelf naar het land van herkomst voor beoordeling. Het percentage kalversterfte ligt volgens Pilveris nu zelfs onder de 5%.
Als het een beetje meezit start de bouw van de nieuwe jongveestallen nog dit jaar en staan in de stallen uit 2014 op termijn 2.000 melkkoeien. Worden de oude stallen dan afgebroken? Nee, zeker niet. Al de beschikbare ruimte wordt benut voor uitbreiding van de naastgelegen viskwekerij waar ze in 2016 mee zijn gestart. Steur en paling zwemmen rond in de aanwezige bassins en de bedoeling is de productie komende jaren verder uit te breiden. Dat deze tak van sport lucratief kan zijn, bewijzen de cijfers. Wel zijn de risico’s navenant. Een steur van 10 kilo kan al goed zijn voor 1,5 kilo kaviaar. Het vlees brengt in dit geval € 150 op, de kaviaar € 1.000. Afhankelijk van de kwaliteit wordt een deel van de steur gehouden tot maar liefst een gewicht van 28 kilo. Ook hier is de kaviaaropbrengst ongeveer 15% van het lichaamsgewicht.
Plannen te over
Pilveris toont een bouwtekening voor verdere uitbreiding van het complex. Naast nieuwe stallen voor het jongvee en een uitbreiding van de viskwekerij staat er nog veel meer op het verlanglijstje. Een algenkwekerij, een droogtoren voor melk en een eigen slachthuis staan op de bouwtekening ingetekend. Het gaat zoals gezegd niet zomaar om lossen ideeën. Al deze activiteiten hebben een link met de aanwezige biovergistingsinstallatie. Het gebruik van reststromen en het zoveel mogelijk sluiten van de kringloop staat centraal.
Zo gaat alle mest in de vergister. Los van voldoende elektriciteit om meer dan 2.000 huishoudens van energie te voorzien is er ook nog veel restwarmte. Met deze warmte kunnen de visbassins op temperatuur worden gehouden. De hoeveelheid restwarmte is echter zo groot dat deze ook ingezet kan worden voor een eigen algenkwekerij, droogtoren voor melkpoeder en zelfs een kassencomplex. De vaste fractie van het overgebleven digestaat gaat als meststof op het land. Uldis geeft aan het gebruik van kunstmest hiermee sterk te hebben verminderd, terwijl zowel de opbrengst als de kwaliteit van geoogst product is toegenomen. Wat betreft de natte fractie is het de bedoeling om deze te gebruiken als voedingsbodem voor de algenteelt.
Tot op heden is de melkproductie de belangrijkste tak van sport op het bedrijf. Niet alleen voor de directe inkomsten, maar ook als waarborg voor het aangaan van leningen bij de bank. Van de totale omzet van ruim € 7 miljoen is nu rond de € 3 miljoen afkomstig uit de melkveetak. Momenteel beuren de veehouders een vaste melkprijs van 31 cent per liter. Daarbovenop ontvangen ze een toeslag die meebeweegt op melkprijsnoteringen in Duitsland. Momenteel goed voor een plus van 4 cent per liter. Een melkprijs van 35 cent is in Letland bovengemiddeld en met een kostprijs van 24 cent per liter ruim voldoende om de kosten te dekken. Toch is de verwachting dat na uitbreiding van de viskwekerij de inkomsten uit de verkoop van kaviaar en vlees de inkomsten uit melk gaan overstijgen. Zo wordt de kleinste productstroom goed voor het grootste deel van de inkomsten.
Toekomst
Hoe de onderneming zich komende jaren gaat ontwikkelen is volgens de veehouders lastig om aan te geven. Standaard werken ze met vijfjarenplannen, maar de praktijk bewijst dat politiek, economie en weersinvloeden de planning volledig in het honderd kunnen schoppen. Zo was de nieuwe melkveestal net een paar maanden in gebruik toen Rusland een embargo afkondigde voor landbouwproducten uit de EU. De melkprijs ging plotsklaps van 40 naar 15 cent. Pas sinds afgelopen jaar beweegt de melkprijs zich weer op een gewenst niveau.
Ook nu spelen er zaken die de bedrijfsvoering frustreren. Zo liggen er plannen voor een mega-windpark vlakbij de boerderij. Ook worden de regels voor biovergistingsinstallaties in Letland steeds verder aangescherpt wat het verdienmodel raakt. De ondernemers zien zich gedwongen hun bedrijfsvoering telkens aan te passen aan dit soort externe ontwikkelingen. Hun streven naar zoveel mogelijk circulariteit op het bedrijf is dus niet alleen uit duurzaamheidsoogpunt een slimme zet. Het maakt ze ook minder afhankelijk van de grillen van de markt en politiek.
Het uitvoeren van de bouwplannen zal nog een aantal jaar vergen. Toch denken ze ook al weer een stap verder. Omschakeling van de complete holding naar bio moet het sluitstuk vormen van dit agrocomplex. Ook in Letland neemt de interesse voor bio toe en blijken consumenten meer voor dit soort producten te willen betalen.
Profiel
Uldis Pilveris (35) is mede-eigenaar van Ziedi JP, een agrocomplex bij Aizstrautnieki ten zuiden van de Letse hoofdstad Riga. De andere eigenaren zijn vader Juris (62) en zijn zus Aija (37). Ze houden 1.000 melkkoeien, 1.000 vaarzen en 500 stuks jongvee. De melkproductie ligt gemiddeld op 9.500 kilo melk per koe. Alle mest gaat in de eigen biogasinstallatie, met een capaciteit van 100.000 ton per jaar goed voor opwekking van 2 MWe. Het bedrijf beschikt over een bassin voor digestaat met een capaciteit van 60.000 ton. Bij de onderneming hoort 4.000 hectare grond. Het gaat om 1.500 hectare grasland, 1.500 hectare mais en 1.000 hectare granen. Van deze grond ligt 500 hectare op 80 kilometer afstand en 900 hectare op 200 kilometer afstand van de boerderij. (op de foto staat Uldis (midden) samen met zijn vrouw Una (34); aan de rechterkant Juris)