De Zweed Anders Christenson heeft de vergunningen rond voor een groei van 300 naar 500 melkkoeien. Financiering daarvan is geen issue. Maar omdat een opvolger ontbreekt, twijfelt hij over de uitvoering.
Op een zonnige woensdagavond half juli is het diepe rust op het melkveebedrijf van Anders Christenson in Falkenberg, 100 km onder Gotenburg in Zweden. Er ligt volop voer aan de voerhekken, de kalveren liggen kalm in het stro in de iglo’s in een nieuwe opfokstal. Nog een paar uur, dan is er weer activiteit. Om 10 uur komen twee medewerkers om de 240 koeien door de 2×10 rapid exit te geleiden.
De Zweed melkt de koeien drie keer daags in de melkstal die in 2001 gebouwd is. Achter de melkstal zijn 240 ligboxen in de 3+3 stal. “We werken met maximaal 10 procent overbezetting van de boxen. In de zomer is dat geen probleem omdat de koeien dan een paar uur daags buiten lopen.” De boxen zijn voorzien van matten, dik in het strooisel. Een kettinginstallatie werkt de mest elk uur naar de opslag buiten de stal.
De droge koeien en het jongvee vanaf circa vier maanden zijn gehuisvest in een ligboxenstal uit 2008. De kalveren staan na geboorte ruim vier maanden in een jongveestal uit 2021 die tussen de twee ligboxenstallen staat. Die jongveestal doet erg Amerikaans aan: veel inhoud, allemaal iglo’s op rij aan weerszijden van de verhoogde voergang. “Met naar beide zijden 1 à 2 procent afschot en 1 procent afschot naar achteren zodat het spoelwater je nooit in de weg zit”, zegt de goedgemutste Zweed. “Ik ben vier of vijf keer in Wisconsin geweest op grote bedrijven en ben van hun heel gestructureerde opfok gecharmeerd. Dat wilde ik ook doorvoeren, want de opfok was een zwak punt op dit bedrijf. Nu is het juist een heel sterk punt.”
Veel te veel jongvee
De opfok loopt nu prima. “Na de bouw van de jongveestal hebben we alleen de nok nog dichtgemaakt. Het regende teveel in. Misschien dat we aan de zuidoostkant nog een gordijn plaatsen om te sterke oostenwind in de winter te beperken.”
De jongveebezetting is wel een zwak punt. Het bedrijf melkt continu zo’n 240 koeien, dat betekent inclusief droogstaande koeien net geen 280 melkkoeien. Er lopen ruim 310 stuks vrouwelijk jongvee plus een kleine 60 stiertjes. “Die gaan in Zweden meestal pas na ruim drie maanden van het bedrijf. De afnemers willen ze niet jonger hebben. Jonger afzetten kan soms wel, maar dat kost dan teveel opbrengst.”
Waarom zoveel jongvee dan? Is afzet van dragende vaarzen zo renderend? Nee ook dat niet. “Er is nauwelijks binnenlandse vraag naar fokvee. Voor export is onze mastitis-situatie een handicap”, zegt Anders. “Niet dat er zoveel koeien zijn met uierontsteking. Wel sluimert de Streptococcus dysgalactiae onder onze koeien en kopers van vee zitten daar niet op te wachten.”
Eind 2021 kreeg de veehouder vergunning uit te breiden naar 500 koeien. “Er is nu geen wachtruimte voor de koeien en dat beperkt de capaciteit van de melkstal”, zegt Christenson. “Dan kom je aan het denken, rekenen en uiteindelijk leidde dat tot een plan richting 500 melkkoeien via verlenging van de ligboxenstal. De vergunning kwam snel af.”
De oorlog in Oekraïne leidde tot een immense stijging van de kosten van bouwmaterialen. “De stal zou rond de 5000 euro per koe gaan kosten, dat liep snel op richting het dubbele. Ik besloot te wachten, want de investering moet wel terug verdiend worden in een jaar of tien. Ik wil voor 2035 stoppen, er is geen opvolger. Dat betekent verkoop van het bedrijf. Ik vind het ondernemen en groeien erg leuk. Maar ik ben nogal hebzuchtig van aard, de investering moet wel terugverdiend zijn voor ik stop.”
In de aanloop naar de voorgenomen uitbreiding werd fors meer jongvee aangehouden. De ondernemer zat tot 2020, ondanks het hoge aantal aanwezige stierkalveren, structureel rond de 0,85 stuks jongvee per melkkoe. De laatste jaren is dat opgelopen tot rond de 1,1. Dat leidt tot versnelde afstoot van melkkoeien. Het vervangingspercentage is hierdoor opgelopen van 38 naar 48 procent. “Nu gaan kerngezonde koeien met een dagproductie van meer dan 35 kilo naar het slachthuis. Dat kost geld, ondanks de hoge vleesprijzen in Zweden. Want bij die productie zitten de kilo’s er nog niet aan.”
Doorpakken wordt het parool
Dit kan zo niet doorgaat, beseft de veehouder. Er is nog steeds goed rendement, maar hiermee verbrandt hij wel onnodig geld. “Ik streef naar een rendement, na aftrek van alle kosten -inclusief loon van de directeur/eigenaar-, van 5 tot 10 procent van de jaaromzet.” Dat is grofweg een bedrag van 100.000 tot 200.000 euro. “Alleen in 2026 en 2018 boekte ik een klein verlies. In 2016 door de extreem lage melkprijs. 2018 was een extreem droog jaar waardoor ik veel voer moest aankopen. Alle andere jaren is het winstdoel gehaald.” Doelen stellen doet de ondernemer op veel vlakken. “Je moet een doel hebben, anders blijf je ver van waar je komen wilt.”
Om doelen te bereiken heeft hij zijn bedrijf zelfs administratief in drie delen gesplitst: voerproductie, koeien en overhead. “Door de kosten zo toe te wijzen en intern te verkopen tegen marktprijs, weet je waar de marges gemaakt worden en waar ze achter blijven. Dan kun je pas sturen.”
In 2023 kwam hij ook maar op krap 2 procent winst. “Maar daar stuurde ik bewust op. Het erf en de sleufsilo’s zijn toen voor €80.000 geasfalteerd en er zijn 2 elektrische auto’s aangeschaft. Dat alles is in een keer afgeboekt.” Het erf en de sleufsilo’s liggen er strakker bij dan menig Zweedse hoofdweg. “Mijn vrouw was er ook erg blij mee dat dat eindelijk eens op orde kwam.” Door alle versnelde afboekingen zijn de mechanisatiekosten in 2023 met bijna €3 opgelopen naar €9,98 per 100 kg.
Een deel van de winst vloeit terug naar de medewerkers. “Als het mij goed gaat, krijgen ze een bonus. Ik wil niet verdienen aan de mensen maar aan de koeien.” Dat blijkt ook uit zijn EDF-cijfers. Christenson betaalt zijn medewerkers €26,50 per uur, 14% boven het gemiddelde van de Zweedse EDF-bedrijven.
De veehouder heeft nu drie keuzes: doorgaan met zo’n 280 koeien, nieuwbouw voor 200 koeien en groeien naar 500 koeien of interne aanpassingen doorvoeren en trager groeien. Alle opties zijn financieel haalbaar. De winst is structureel goed. Het bedrijf is voor 2 miljoen euro gefinancieerd, ongeveer de waarde van vee, gebouwen en machines. Ongeveer de helft van de lening kent nog tot medio 2026 een rente van 1,5 procent. De andere helft is op variabele rente en die is nu 4,7%. “Vastzetten is een goede keus geweest.”
Doorvoeren van interne aanpassingen lijkt nu de meest kansrijke optie. De stal voor droge koeien en de pinken is gebouwd op maten voor melkkoeien. Er zijn aan een zijde van de stal snel 2 groepen van 60 koeien te realiseren. Met twee melkrobots is dat bijna een nobrainer: tegen relatief lage kosten snel cashflow genereren. Dan moet wel een flink deel van de jongvee-opfok uitbesteed naar derden tot daar op het bedrijf weer ruimte voor is. “Wat me daarin tegenhoud is het werken met twee verschillende systemen, een melkstal en robots. Nu volledig overgaan op melkrobots is kapitaalvernietiging. En nog meer dan 3×3,5 uur melken is ongewenst voor het behouden en aantrekken van de medewerkers.”
Bij nieuwbouw ligt de optie van volledige overstap op melkrobots wel op tafel. “Dat levert arbeidsbesparing op. Ik schat in dat de huidige medewerkers het bedrijf met 500 koeien kunnen rondzetten.” Die werknemers waarvan de meesten al langer dan 10 jaar op het bedrijf zijn, hebben veel beslissingsbevoegdheden. “Als ze kansen voor verbeteringen zien, hebben ze nagenoeg de vrije hand. Als iets onverhoopt niet goed uitwerkt, is het in ieder geval overdacht en geprobeerd.”
De ondernemer is sowieso een voorstander van iets te testen. Hij verwacht op termijn grote problemen met het voeren van soja. Om meer eiwit van eigen land te halen heeft hij in 2023 een perceel van 10 hectare op afstand van zijn bedrijf ingezaaid met luzerne. “Het eerste jaar was het helemaal niks, nauwelijks opbrengst doordat het veel te nat was. Dit jaar lijkt het beter te gaan. Als je niet ervaart, kun je geen goede mening vormen en geven.”
Groene uitloop en TMR voeren
De veehouder voert jaarrond een TMR-rantsoen. De koeien moeten 120 dagen per jaar 6 uur per dag weidegang hebben. “De wet schrijft groene uitloop voor.”De melkkoeien hebben daarvoor een perceel van 2 hectare direct bij de stal. Het jongvee heeft uitloop op 5 hectare. De enige eis is dat minimaal 80 procent van het perceel groen is. “Weiden is een utopie, bij regenachtig weer blijven de koeien binnen, anders maken ze het perceel te zwart.”
De Zweed ergert zich aan de regels. “Als ik 100 kilometer noordelijker woonde, zou 90 dagen zes uur per dag volstaan. En in Noord-Zweden is 60 dagen al genoeg.”
Christenson beziet met zorg dat op termijn zwaardere eisen rondom weidegang komen. “Voor ons niet echt haalbaar, we hebben te weinig grasland rond het bedrijf. En minstens zo erg: we hebben geen ervaring met weiden van koeien.” Hij voert ook veel liever mais. “Dan is een stabiel rantsoen mogelijk”. Hij voert in de winterperiode 10 kilo droge stof uit snijmais, in de zomerperiode 5 kilo. Dat vult hij aan met grassilage, bierbostel, perspulp, sojaschroot en raapschroot. Bij de droge koeien en het jongvee gaat er ook stro in de TMR. De bierbostel komt 2 keer per week vers van een plaatselijke brouwerij. “Ze is flink duurder geworden, maar het is een smakelijk product dat de voeropname stimuleert. Daar wil ik niet op bezuinigen.” De voerefficiëntie is top: 1,59. “Nog hoger is haalbaar, maar dan dan ga je teveel onderuit in conditie van de koeien.”
Lage mechanisatie- en mestkosten
Christenson voert nagenoeg alle landwerk in eigen beheer uit. Alleen het zaaien van de snijmais en de granen, de bespuitingen en het combinen is uitbesteed aan een naburige akkerbouwer. “Hij doet het goedkoper dan dat we zelf kunnen.” In het bouwplan zit 40 tot 50 hectare tarwe. Die voert hij aan de koeien. In 2023 viel de oogst door de vele regenval erg tegen. Toen is er bijgekocht. “Ook dit seizoen maak ik me zorgen of de opbrengst er wel zal zijn.”
De veehouder maalt niet om de leeftijd van de trekkers. Hij heeft de laatste nieuw gekocht in 2004. De drie nieuwste trekkers zijn van bouwjaar 2011, tweedehands gekocht. “Ik zie in studieclubs teveel bedrijven met moderne, dure machines afhaken. Mechanisatiekosten kun je makkelijk drukken zonder op kwaliteit en zekerheid in te boeten.”
Ook aankoop van grond ziet de Zweed niet zitten. “Grond kost hier tussen 20 en 25.000 euro per hectare en je kunt pachten voor €350. We halen er vier sneden gras af, 11 ton droge stof per jaar. Bij snijmais halen we 15 ton drogestof.” Hij meet de inhoud van de sleufsilo’s en registreert nauwgezet wat in de voermengwagen gaat. “Die 2 waarden komen naadloos overeen.”
Om mestafzetkosten te drukken is extra grond niet nodig. De veehouder kan per hectare 170 kilo N uit dierlijke mest gebruiken en vult met 130 kg N uit kunstmest en kunstmestvervangers aan. “We moeten mest afzetten, ongeveer 3.500 kuub per jaar. Dat leveren we om niet aan een biogasinstallatie. We krijgen daarvoor twee keer zoveel kilo’s stikstof als kunstmestvervangers terug.”
Dat vraagt wel opslagcapaciteit. Het bedrijf beschikt over 3 grote mestsilo’s met een inhoud van ruim 10.000 kuub. “Die zijn niet overdekt. Als we uitbreiden is een van de voorwaarden dat deze overdekt worden. Dat levert dan wel extra mestopslag op, want nu gaat er meer dan een meter regenwater per jaar in de silo’s. Het N-gehalte van de rundveedrijfmest is slechts 1,9 kg per kuub.”
Robert Bodde