Zelfs nu hij ver in de 70 is en er geen opvolger voor de boerderij is, neemt Holger Poulsen nog geen gas terug. Sterker nog, hij investeert nog steeds in zijn boerderij en koeien.
Samen met zijn vrouw Karen runt Holger Poulsen een bedrijf met 190 Jersey-koeien met bijbehorend jongvee in Ejer Bavnehoj, het hoogste punt van Denemarken op 170 meter boven zeeniveau. Toen ze in 1972 het bedrijf overnamen, had het nog maar 15 hectare en 17 koeien. Nu telt het bedrijf 270 hectare, waarvan 125 in pacht. Destijds waren er ongeveer 100 melkveebedrijven in hun gemeente. Nu zijn het er nog maar twee, terwijl het totaal aantal koeien groeide.
De afgelopen 14 jaar hebben drie DeLaval-robots de koeien gemolken. Gemiddeld geven die koeien 11.000 kilo per jaar. De veehouder realiseert met zijn robots gemiddeld 2,95 melkingen per dag. De robots hebben hun geld dubbel en dwars opgebracht vooral omdat de beschikbaarheid van arbeidskrachten een constant probleem is op Deense boerderijen. Poulsen kan het bedrijf nu rondzetten met een vaste medewerker en een parttimer in de drukkere periodes.
De Deen werkt met een specifiek fokprogramma en exporteert vaarzen naar andere Europese landen. “Ik gebruik gesekst sperma van Viking Genetics op de Jersey-vaarzen”, zegt de veehouder. “De helft van de vaarzen wordt na afkalven geëxporteerd, de andere helft houd ik. Lange tijd verkocht ik de al aan de robot gewende dieren voor zo’n €1.500 per stuk aan klanten in Nederland en Duitsland. De prijzen stijgen echter flink de laatste maanden.” Poulsen gebruikt bij de oudere koeien gesekst mannelijk sperma van Aberdeen Angus-stieren. Deze kalveren worden verkocht als ze ongeveer acht tot tien weken oud zijn.
De Deen realiseert een gemiddelde levensproductie van 50.000 kilo over 4,5 lactaties. De tussenkalftijd is bijna 15 maanden. “Normaal gesproken selecteer ik de meeste dieren uit op zeven- tot achtjarige leeftijd na vijf lactaties.” De kudde is opgesplitst in twee groepen, jonge koeien en oudere koeien. Ze worden beide naar behoefte gevoerd in de stal en bij de melkrobots. Alleen de droge koeien en het jongvee krijgen weidegang.
Sinds Poulsen meer dan 60 jaar geleden startte, zet hij in op verduurzaming. Verminderen van de afhankelijkheid van aankoop van voer en vooral eiwit was daarbij een belangrijk onderdeel van zijn strategie. Tegenwoordig verbouwt hij meer dan 80% van het benodigde voer op eigen land. “We maken vier keer per jaar kuilvoer”, zegt Poulsen. De Deen teelt naast gras gewassen als maïs, gerst, tarwe, rogge, koolzaad en tuinbonen. Ongeveer de helft ervan verkoopt hij. “We telen ongeveer twee derde van het benodigde eiwit zelf, de rest kopen we aan. Koolzaad en tuinbonen zijn daarbij voor ons cruciale gewassen.” In het rantsoen zitten zowel hele als gemalen koolzaad en gemalen bonen. De Deen mengt het eigen graan met aangekocht eiwit. “Gemiddeld komen onze voerkosten alleen al uit op 15 eurocent per kilogram voer.”
Poulsen is een groot voorstander van het gebruik van technologie om zijn productie en kudde nog efficiënter te maken. Elk stukje data dat de melkrobots genereren, wordt geanalyseerd en er wordt op gereageerd als er iets verbeterd kan worden. “Boeren kunnen de opbrengst van hun veestapel per arbeidsuur verhogen door kennis en nieuwe technologie op te doen”, zegt hij. “En dat helpt om kosten te besparen en de winst te verhogen.”
Invloedrijk
Holger Poulsen heeft een behoorlijk invloedrijke stem als het gaat om de zuivelindustrie in Denemarken. Toen Arla Kaergarden lanceerde, wat in feite Lurpak-boter is vermengd met plantaardige olie, omhelsde hij het initiatief, maar bekritiseerde hij de coöperatie al snel omdat het geïmporteerde sojaolie gebruikte in plaats van lokaal geproduceerde kwaliteitskoolzaadolie. Drie weken later had de zuivelfabriek zijn zorgen overgenomen en werden de nieuwe producten uitsluitend vervaardigd met lokaal geproduceerde oliën.