Drie melkveehouders vertellen openhartig hoe zij hun bestaande bedrijf aanpasten om efficiënter te werken en arbeid te besparen.
Er zijn talloze manieren om de arbeid op een melkveebedrijf te verminderen en de bedrijfsvoering op die manier efficiënter te maken. Meestal gaat een efficiëntieslag gepaard met nieuwbouw. Maar ook zonder de bouw van een nagelnieuwe ligboxenstal kunnen melkveehouders op verschillende manieren arbeid besparen. Het verplaatsen van de kalveropfok en het anders situeren van de (ruw)voeropslag zijn slechts enkele voorbeelden.
Steven van der Weerd in Aduard (Gr.) zette de afgelopen jaren in op de aanleg van nieuwe sleufsilo‘s. Begin 2017 stapte hij tevens over op een andere manier van voeren. De factor arbeid is een belangrijk aandachtspunt op het bedrijf, zeker als Van der Weerd in de toekomst niet meer altijd kan terugvallen op zijn ouders.
Met de bouw van een nieuwe jongveestal bracht mts. Berends in Schalkhaar (Ov.) al het jongvee terug naar één centrale plek. Dat heeft veel voordelen.
Jos Appelman in Slootdorp (N.-H.) ging in de bestaande stal over op automatisch melken én voer aanschuiven. Dat zorgde voor arbeidsverlichting en maakte de melkveehouder bovendien een stuk flexibeler.
‘Sleufsilo’s en zelfrijder besparen veel arbeid’
Steven van der Weerd liet vier nieuwe sleufsilo’s aanleggen. Ook ging hij anders voeren.
Vof Van der Weerd groeide de afgelopen jaren in dieraantallen en hectares. Er zijn nu 220 koeien en 130 stuks jongvee op 135 hectare, waarvan 85 eigendom. De lay-out van het bestaande bedrijf werd hier op aangepast. In nog geen tien jaar tijd liet familie Van der Weerd vier nieuwe sleufsilo’s aanleggen. Inclusief grondwerk kostten die zo’n € 50.000 per stuk. Van der Weerd bespaarde niet op kwaliteit. “We hebben gekozen voor sterke en duurzame wanden.”
De vier silo’s zijn naast elkaar gelegen aan de openbare weg. Voor de loonwerker is dat efficiënt werken. „De silo’s zorgen voor veel gemak bij het inkuilen en de kwaliteit van de opslag is verbeterd”, aldus Van der Weerd, die voorheen werkte met kuilplaten. Het aanrijden van de kuil gaat in de silo’s een stuk sneller. Datzelfde geldt voor het afdekken van de ruwvoeropslag. “Aan weerszijden van de silo’s leggen we zeilen over de wanden. Die trekken we zo over de bult.”
Na het op orde brengen van de ruwvoeropslag, vernieuwde Van der Weerd begin dit jaar ook de manier van voeren. De oude blokkendoseerwagen werd ingeruild voor een zelfrijdende voermengwagen van Abemec. Het betrof een Airmix-demomodel, met nog geen 200 draaiuren. “Dat is een flinke verbetering. Het voeren gaat nu 1,5 uur per dag sneller”, aldus Van der Weerd, die weloverwogen koos voor de prijzige zelfrijder.
“Eerst vond ik de zelfrijder te duur. Maar als je gaat rekenen, kan het toch uit.” De factor arbeid speelde een bepalende rol. “Mijn ouders helpen nu nog mee, maar dat wordt in de toekomst minder. Daar hebben we nu al op ingespeeld.”
Met de zelfrijder voert Van der Weerd een rijker basisrantsoen om de krachtvoergift te verminderen en meer eigen ruwvoer te benutten. Ook dat is een stukje efficiëntie.
‘Geen gesleep met dieren dankzij nieuwe jongveestal’
Eind 2015 nam maatschap Berends een nieuwe jongveestal in gebruik. Daarin zijn het jongvee en de droge koeien gehuisvest.
Harry Berends heeft in Schalkhaar (Ov.) 120 melkkoeien met 65 stuks jongvee op 41 hectare eigendom. Hij is zeer content met de jongveestal op zijn bedrijf. Toch vroeg de melkveehouder zich een paar jaar geleden nog af of hij er wel goed aan deed om de bouw door te zetten. “Het was een moeilijke beslissing. De melkprijs was slecht. Ik heb behoorlijk lang getwijfeld. Nu ben ik heel erg blij dat de stal er staat. Achteraf is het natuurlijk altijd gemakkelijk praten.”
Vroeger hield Berends het jongvee, de droge koeien en het melkvee in één ligboxenstal. De overstap op robotmelken veranderde de zaak. „In 2007 zijn we met de eerste robot begonnen. Twee jaar later volgde de tweede robot. Al het vee paste in de jaren daarna niet meer onder één dak.”
Voordat de jongveestal in gebruik werd genomen, had Berends zijn jongvee op drie verschillende plekken gehuisvest. De kleine kalfjes hield hij in een loods en het jongvee tot één jaar stond weer in een andere schuur. Op twee kilometer afstand huurde hij ook nog een stal bij om het oudere jongvee in onder te brengen. Dat was niet ideaal, temeer omdat hij daar ook tochtcontrole deed voor de te insemineren dieren. “Tweemaal daags reed ik op de trekker heen en weer. Dat kostte behoorlijk wat tijd.”
De nieuwe jongveestal veranderde veel en bleek een uitkomst. De stal heeft 100 boxen, twee strohokken en een mechanisch geventileerde afdeling voor de allerjongsten. Al het jongvee en de droge koeien zijn in deze stal gehuisvest. Dat is zeer efficiënt en bespaart veel tijd. “We kunnen de beesten gemakkelijk doorschuiven en hoeven niet meer met de dieren om te slepen.”
De nuchtere kalveren blijven tot een half jaar in de mechanisch geventileerde jongveeafdeling. Voorafgaand aan de bouw twijfelde Berends over het nut en de noodzaak van deze ruimte. “Maar ik heb er geen spijt van. De kalveren groeien goed en zijn gezond”, aldus de melkveehouder.
‘Arbeidsverlichting en flexibiliteit met robots’
Een versleten visgraatmelkstal in combinatie met knieklachten waren voor Jos Appelman redenen om voor robotmelken te kiezen.
“De 2×6-visgraatmelkstal was op en versleten. Datzelfde gold eigenlijk voor mijn linkerknie, waaraan ik ben geopereerd. Ik had bovendien geen zin meer om dagelijks twee keer in de melkput te staan.” Jos Appelman, die in Slootdorp (N.-H.)92 koeien melkt op 65 hectare eigendom, stapte in 2011 over op robotmelken. De robot werd ingepast in de bestaande stal. In 2015 volgde de tweede robot (Lely A4).
Het robotmelken zorgde voor veel arbeidsbesparing en -verlichting. Voorheen was hij ’s ochtends en ’s avonds twee keer anderhalf uur aan het melken. Appelman kan zijn werktijden nu een stuk flexibeler indelen. Dat bevalt hem goed. “Na het avondeten hoef ik vaak alleen nog de kalveren te voeren. Voorheen moest ik dan nog melken. Dat is een wereld van verschil.”
Na de ingebruikname van de robots steeg de jaarproductie van 9.500 naar 10.300 liter. Het gemiddelde aantal melkingen per dag is nu 3,1. De automatische Juno-voerschuif van Lely heeft een positieve invloed op het aantal melkbeurten. “Voorheen zaten we op 2,9 melkbeurten per dag. Nu zitten we net boven drie melkbeurten”, zo vertelt de melkveehouder.
De Juno maakt om het uur een rondje door de stal. Voorheen schoof de melkveehouder het voer zelf aan. Dat deed hij met behulp van een shovel en een aanschuifbak. „Dat kostte me al snel een halfuur per dag.” De voerschuif kostte € 10.500. Appelman verwacht de investering binnen vijf jaar terug te verdienen.
Naast het melken en het voer aanschuiven wordt Appelman ook bij de tochtcontrole geholpen. Dat gebeurt met Ovalert activiteitsmeting. Zodra een dier tochtig is, ontvangt de melkveehouder een sms. “Dat werkt boven verwachting goed.” Appelman stopte in 2008 met weiden en doet sindsdien aan stalvoeren. De stal biedt ruimte aan 105 melk- en kalfkoeien. De robots kunnen nog wel wat extra dieren aan. „Dan heb ik fosfaatrechten nodig. Mijn GVE-referentie is vastgesteld op 95.”