Doorgaan naar artikel

Zo ga je om met opkomstproblemen in mais

Een goede veldopkomst leidt tot de gewenste plantdichtheid en waarborgt een gelijkmatige ontwikkeling van het gewas. In de periode die volgt op de zaai zijn er helaas een heel aantal factoren die het kiemingsproces en de veldopkomst drastisch kunnen verstoren.

Alleen een tijdige veldcontrole kan de oorzaak van een slechte veldopkomst helpen opsporen. In de akkerbouw is het bij bieten en uien vaste routine om de veldopkomst te beoordelen. Ook in de maisteelt is het heel belangrijk om tijdig de veldopkomst te beoordelen en niet te wachten tot het moment van onkruidbestrijding.

Binnen 14 dagen na de zaai moet de maïs opgekomen zijn. Is dit niet het geval, dan is er nog de mogelijkheid om bij of over te zaaien. Wanneer een gebrekkige opkomst later wordt geconstateerd, is bij- of overzaaien bijna altijd zinloos en lijdt het tot teleurstellende resultaten.

Bij geconstateerde problemen bij de veldopkomst is het belangrijk én nodig een onderscheid te maken tussen opkomstproblemen die zich pleksgewijs of volvelds voordoen.

In principe is er sprake van een onbevredigende veldopkomst, als meer dan 15% van de kiemplantjes ontbreekt. De schadebeelden en de oorzaken kunnen zeer uiteenlopend zijn.

Pleksgewijs slechte veldopkomst:

• Probleem met de maïszaadkwaliteit zeer onwaarschijnlijk
• Bodemproblemen door bijvoorbeeld natte plekken, verdichting en/of rijsporen
• Grote temperatuurverschillen op drogere, lichte gronden met als gevolg een te lage kiemingstemperatuur
• Verschillen in waterbeschikbaarheid in het zaaibed (capillariteit)
• Vogelschade door kraaien, kauwen, duiven, fazanten
• Schade door ritnaalden.

Steeds vaker wordt er schade door ritnaalden geconstateerd. De kans daarop is men name groot bij een te trage jeugdgroei als gevolg van koude, droogte of een onvoldoende werking van het anti-ritnaaldmiddel waarmee het zaad behandeld is. Met name heel jonge planten zijn het slachtoffer omdat de ontluikende larven klein zijn en hun kaken of kauwdelen het niet toelaten om grof materiaal te kauwen. Wanneer een plant te lang in het kiemstadium blijft staan, heeft de ritnaald dus langer de tijd om zich tegoed te doen aan het nog jonge gewas.
Enkel larven in het 3e en 4e levensjaar, dus in de laatste fases net vóór het eigenlijke insect, de boktor, tevoorschijn komt, zijn in staat om grover materiaal te vreten. Wie door de jaren veel organisch materiaal in het veld heeft vergaard, biedt daarmee een geschikte voedingsbron voor jonge ritnaalden.

Volvelds opkomstproblemen:

Volvelds opkomstproblemen kunnen gevolg zijn van zowel een verkeerde zaaitechniek, foutieve grondbemesting en bemesting, vogelpikkerij en meer. Hieronder een opsomming van de verschijnselen en de oorzaken daarvan.


1. Zaden worden niet teruggevonden

• Er zijn verkeerde zaaischijven gebruikt
• De afstrijkers op de zaaischijf waren foutief ingesteld
• Verkeerde luchtdruk bij zaaien
In al deze gevallen is er na het zaaien maïszaad overgebleven!

2. Kiemplantjes ontbreken

• Zoutschade (verbranding) door onnauwkeurig aangebrachte startmestoffen bij rijenbemesting (verkeerde instelling, stompe, gebogen kunstmestkouters)
• Door fazanten, ganzen, duiven of kraaien uitgepikt zaad (typische gaten in de bodem). Na het wegvallen van Mesurol als maïszaadbehandeling tegen vogelvraat, is door KWS de zaadbehandeling Initio BirdProtect geïntroduceerd. Initio BirdProtect combineert een effectieve bescherming met de juiste ingrediënten voor een vlotte kieming. Het bevordert de wortelgezondheid en fosfaatopname en vermindert koudestress-symptomen. Dit alles resulteert in een snelle snelle groei naar het 4-6 bladstadium zonder plantverliezen.
• Schade door schoffelwerkzaamheden en of wiedeggen (te diep, verkeerd tijdstip)
• Wateroverlast, verrotting van het zaad in te sterk verdichte rijsporen
• Zaaigoed zeer oppervlakkig afgelegd (vaker bij inzaai in groenbemester, onnauwkeurige diepteregeling van de zaaikouter)


3. Golfvormige opkomst, onregelmatig ontwikkelende kiemplantjes

• Ongelijkmatige zaaidiepte (te snel gereden, stompe kouters)
• Niet vlak zaaibed als gevolg van een onjuiste zaaidbedbereiding
• Onregelmatige vochtvoorziening in het zaaibed (zaaidiepte ontoereikend)

4. Kiemplantjes zeer verschillend ontwikkeld

• Te los zaaibed met als gevolg een gebrekkige kiemwatervoorziening
• Kluiterig zaaibed met als ‘resultaat’ een verstoorde wateraansluiting
• Zaden te diep gezaaid (dieper dan 7 cm)
• Zaden overdekt, bijvoorbeeld door het dichtslibben van te diepe zaaigeulen
• Lucht- of zuurstofgebrek na dichtslemping en/of wateroverlast
• Vraatschade aan de zaden door bijvoorbeeld ritnaalden, duizendpoten en/of slakken
• Schimmelvorming (vaker bij lange opkomsttijden na vroege uitzaai en geen of onvoldoende bescherming van ontsmettingsmiddelen)
• Lange ligtijd van niet-gekiemde of kiemende korrels in natte, koude grond
• Veel zwakke dubbele planten en hiaten na het verrollen van de zaden (rijsnelheid te hoog, stompe zaaikouters)

5. Niet-gekiemde zaden, afwijkende kiemplantjes

• Ongunstige kiemomstandigheden zoals droogte en/of koude. In 2019 is dit op veel plaatsen een groot probleem gebleken. Een goed en luchtig zaaibed helpt, maar kan niets veranderen aan een te lage omgevings- en daarmee kiemingstemperatuur
• Grofkluiterig zaaibed door een verstoorde wateraansluiting. De kiemplanten moeten langere weg afleggen voordat ze opkomen.
• Onderbreking van het kiemproces door koudegolf geeft agressieve bodemschimmels meer kans.
• Te weinig kiemwater bij gebrekkige capillariteit van het wortelbed en/of droogte
• Verkeerd opgeslagen restantmaïszaad van het voorgaande jaar gebruikt (onder ongunstige temperatuur en/of vochtigheidsgraad bewaard). Bedenk daarnaast dat de maïszaadbehandeling, zeker na een langdurige bewaring, een (zeer) negatieve invloed kan hebben op de kiemkracht
• Gebrek aan kiemkracht van het zaaigoed
• Gebrekkig kiempercentage van het zaaigoed

Raadpleeg bij twijfel over de veldopkomst uw regionale KWS adviseur.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin