De GVE-regeling, de stoppersregeling en het voerspoor moeten minimaal 6,6 miljoen kilo fosfaat opleveren om onder het fosfaatplafond te blijven. Alleen dan komt derogatie vanaf 2018 in zicht. Of de marges groot genoeg zijn, is echter de vraag.
De derogatie is gered. Tenminste, voor 2017. Om er een te krijgen voor 2018 en verder moet de melkveesector dit jaar onder het fosfaatplafond van krap 85 miljoen kilo blijven. Dat moet gebeuren via drie wegen: ❶ minder fosfor in het voer, oftewel het voerspoor; ❷ minder vee op de bedrijven, ook bekend als de GVE-regeling; ❸ subsidie op versneld stoppen van de melkveetak.
Dit moet respectievelijk 1,7, 4 en 2,5 miljoen kilo fosfaat opleveren, in totaal 8,2 miljoen kilo fosfaat. Er is volgens staatssecretaris Van Dam 6,6 miljoen kilo nodig om onder het plafond te blijven in 2017, dus is er volgens hem een ruime marge. Die is nog wat groter vanwege de hierin niet meegerekende opbrengst van het voerspoor varkenshouderij.
Het verleden leert echter dat het voerspoor in de melkveehouderij een wankel pad is. Bij LTO en Nevedi’s convenant voerspoor van 2012 zouden de melkvee- en varkenshouderij beide in 2 jaar tijd 10 miljoen kilo fosfaat reduceren. De varkenshouderij leverde conform doelstelling, de rundveehouderij bij lange na niet. De staatssecretaris vertrouwt erop dat de voersector het dit keer netjes regelt. Zo niet, dan komt hij voor 15 mei met een wettelijke regeling, tenzij in het eerste kwartaal van dit jaar al 20% van de doelstelling, dus 340.000 kilo reductie, gerealiseerd wordt.
Normaliter een redelijke inzet, maar ditmaal rekent Van Dam buiten de waard. In het eerste kwartaal kunnen 4 van de 5 melkveehouders al niet meer onbeperkt melken door de ‘tijdelijke standstill-maatregel’ van FrieslandCampina. Dat drukt de voeraanvoer geheid met een paar procent, meer dan voldoende om dat streven van 340.000 kilo fosfaat te halen. Daarmee verdwijnt een wettelijk afgedwongen voerspoor uit beeld. Daardoor kan vanaf 1 april het fosforgehalte in het voer weer omhoog om de voerprijs te drukken. Uiteindelijk wordt zo misschien de helft van het voerdoel gehaald, met als resultaat een gat van 850.000 kilo fosfaat.
De opkoopregeling moet 2,5 miljoen kilo fosfaat op jaarbasis opleveren. Dat zijn grofweg 56.000 koeien. De aanmelding voor de eerste tranche, groot €12 miljoen, sluit 3 maart. Bij een subsidie van €1.200 per koe worden maximaal 10.000 koeien uit de markt genomen. De toegewezen koeien moeten 12 mei weg zijn. Stoppers zullen ze zo laat mogelijk afvoeren, want elke afgeleverde kilo melk rendeert. De eerste tranche levert zo grofweg 10.000 koeien x 45 kilo fosfaat/jaar * 7,5/12 (7,5 maand minder productie) = 281.500 kilo fosfaat op.
Als de resterende 46.000 koeien gemiddeld op 1 augustus weg zijn, levert dat nog eens 46.000 x 45 x 5/12 = 862.500 kilo fosfaat op. Daarmee veegt de stoppersregeling in 2017 ruim 1,1 miljoen kilo fosfaat weg. Dat is ruim 1,3 miljoen kilo minder dan begroot, wat het totale tekort al op 2,2 miljoen kilo fosfaat brengt.
Daarmee is de hele marge van de staatssecretaris in theorie al meer dan opgeslurpt. Dat legt nog meer druk op de GVE-regeling. Maar wat als de melkprijs stijgt en meer veehouders dan vooraf geraamd meer koeien blijven melken? Dan komt de fosfaatproductie 2017 boven het fosfaatplafond uit en trekt Brussel alsnog een streep door de derogatie van 2018 en verder. Of moet FrieslandCampina de stand-still nog verder aanscherpen?