Celwandverteerbaarheid is een speerpunt bij graszaadveredelaar DLF. Verbeterering van de verteerbaarheid levert meer melk op bij de boer én is goed voor het milieu.
Het draait bij gras om meer dan alleen de cijfers over drogestofopbrengsten die de Rassenlijst biedt. Het gaat erom wat het gras in de koe doet en hoe deze koe dat gras optimaal benut. “De sleutel ligt in de verteerbaarheid van het gras om zo de toekomstige doelen, zoals meer eiwit van eigen land en klimaatdoelstellingen te realiseren”, stelt Hendrik Nagelhoud, salesmanager Benelux bij DLF Seeds & Science. “Daarvoor zal de veehouder nu moeten schakelen.”
Waarom moeten veehouders nu schakelen?
“Er komt van alles op de veehouder af, zoals meer eigen eiwit en melkfabrieken vragen om biodiversiteit. Ook het klimaat, met CO2-opslag en methaan, gaat op korte termijn een rol spelen. Het functioneren van de koe en een goed management van de veehouder zijn daarin cruciaal. Hoe efficiënter eigen ruwvoer wordt benut, hoe makkelijker de doelen zijn te realiseren. Als je bij wilt blijven, moet je nu niet vijf jaar stil blijven zitten.”
Waarom is die verteerbaarheid zo belangrijk?
“Daar ligt volgens ons de oplossing van veel vraagstukken. De suikers, opgesloten in de celwanden, moeten binnen de verblijfsduur van ruwvoer in de pens vrijkomen om daar optimaal eiwit om te zetten en microbieel eiwit te vormen. Daarom selecteren wij al jaren op celwandverteerbaarheid. Daar waren wij het eerst mee. Ik zie dat de rest nu volgt.”
Loop je bij te hoge verteerbaarheid geen risico op pensverzuring?
“Sturen op celwandverteerbaarheid betekent niet dat je geen structuur hebt. Je moet altijd het rantsoen zo optimaliseren dat de voeding in de eerste plaats natuurlijk altijd gezond blijft voor de koe. Ook daar speelt rantsoenmanagement een rol.”
Wat is dan de centrale rol van gras?
“Een efficiënte benutting van eigen ruwvoer is altijd interessant. Tot nu kon je nog flink bijsturen via mengvoer of bijproducten. Maar door de vraag naar een hoger aandeel eigen eiwit van het eigen bedrijf neemt de bijsturende rol van andere voeders af. Dus ook de correctiemogelijkheid. Zo is de kwaliteit van het gras meer bepalend.”
Wie zegt dat DLF de beste grassen heeft op het gebied van celwandverteerbaarheid
“Dat is een lastige. Wij hebben eigen onderzoek en laten ook andere partijen zoals universiteiten onderzoek uitvoeren. Daar komen gunstige cijfers uit naar voren. Er is in ons land nog geen onafhankelijk onderzoek zoals de CSAR dat uitvoert voor bijvoorbeeld drogestofproductie. We zijn al blij dat er nu via een pps (publiek-private samenwerking) gekeken wordt of in de toekomst celwandverteerbaarheid als eigenschap in de Rassenlijst opgenomen kan worden.”
Waarom geen onderzoek naar celwandverteerbaarheid via Plantum organiseren?
“Ik heb al aangegeven dat we als eerste gestart zijn met veredeling op celwandverteerbaarheid. Ik denk dat we daarom een voorsprong hebben. Dat we binnen Plantum, waarin alle zaaizaadleveranciers verenigd zijn en een stem hebben, het onderzoek naar celwandverteerbaarheid niet voldoende op tafel krijgen, zegt volgens mij genoeg.”
Waar hebben we dat eerder gehoord?
“In de Rassenlijst voor snijmaisrassen is inderdaad hetzelfde gebeurd. Na veel soebatten kwam celwandverteerbaarheid in de Rassenlijst als eigenschap om een jaar of tien later weer te verdwijnen. Een gemiste kans én onthouden van informatie naar de veehouders.”
Dus moeten we DLF wat betreft celwandverteerbaarheid van gras vooralsnog op de blauwe ogen geloven?
“Ja en nee. We willen nu verkopen maar ook over vijf jaar. De koe vertelt de veehouder wel uit welk gras zij het meest efficiënt melk kan maken. Dat moet bij de veehouder beslissend zijn om te kiezen voor Engels raaigrasrassen in grasmengsels waarvan de verteerbaarheid hoger ligt dan die van andere rassen.”
Wat levert dat de veehouder op?
“We gaan nu uit van een verschil van 2 tot 4% betere celwandverteerbaarheid dan van de gemiddelde rassen in de Rassenlijst. In een normaal rantsoen, waarin ook andere voedermiddelen een rol spelen, betekent dat potentieel 1 liter melk per koe per dag extra productie. Topmengsels zijn zo’n € 1,50 duurder. Bij inzaai van 40 kilo investeer je dus € 60 per hectare meer. Dan voel je wel aan dat een liter per dag, zonder extra input van voedermiddelen, die investering al heel snel terugverdient.”
Hoe is de vooruitgang binnen de veredeling?
“Wij maken verder gebruik van genome-wide selection. Vroeger duurde veredelen van een nieuw ras zo’n veertien jaar. Met deze techniek winnen we een jaar of drie à vier. Dan zijn er nog nieuwe technieken zoals Crispr-Cas. Dat is een soort knippen en plakken van genetisch materiaal. In Australië is daar de weg nu zo goed als vrij voor gemaakt, maar in de EU mag dat niet, omdat het gezien wordt als GMO. Wij hebben niet te lang geleden de Nieuw-Zeelandse veredelaar PGG Wrightson Seeds overgenomen, dat maakt het voor DLF nu ook mogelijk om Crispr-Cas in Australië verder door te ontwikkelen. Een ander voordeel is dat er ook ‘conventioneel’ ontwikkelde, nieuwe genetica sneller binnenkomt.”
Wat heeft de Nederlandse veehouder daar aan?
“Er is daar een flinke voorsprong op het gebied van veredeling van cichorei en smalle weegbree. In de toenemende vraag naar biodiversiteit past dat natuurlijk prima. En op het Zuidelijk halfrond wordt veel gebruikgemaakt van vroege rassen Engels raaigras. In Nederland gebruiken we haast alleen middentijds en laat doorschietende rassen. De Rassenlijst kent wel een tabelletje vroege rassen, maar die zijn zomaar twintig jaar oud.”
Waarom zouden we in Nederland meer naar vroege rassen moeten gaan?
“Het past niet overal. Een vroeg ras start eerder met groeien en bloeit ook vroeger, rond 15 mei al. Dus moet je je eerste snede rond 25 april maaien en je tweede snede net voordat het begint te schieten. Dan moet je dus ook vroeg op je land kunnen. Ik denk dat de hogere zandgronden daar uitermate geschikt voor zijn. Daar zou ik het wel aandurven. Het zijn ook vaak de droogtegevoelige percelen. Door vroeger te starten en te maaien heb je de grootste klap van de opbrengst al binnen voordat normaliter droogte een rol speelt. Ook onze Ryegrass Plus-rassen spelen hierin een belangrijke rol, deze zijn al snel twee weken eerder te maaien in het voorjaar.”
Zijn er nog andere middelen om de productie bij droogte op acceptabel niveau te houden?
“Voederbieten kunnen vaak toegevoegde waarde bieden. En in droge jaren kunnen kruidenmengsels in combinatie met gras toch nog een aardige opbrengst geven. Dat geldt zeker ook voor mengsels met gras, luzerne en klaver op maaipercelen. Daar hebben we goede ervaringen mee. Ik denk dat deze innovaties beter aanslaan dan de teelt van sorghum, lupine en veldbonen. Met alle respect voor de inspanningen op dat gebied denk ik toch dat voor inzet op korte termijn de (wisselende) opbrengsten van die laatstgenoemden toch eenvoudigweg nog te laag zijn.”
Klaver is niet nieuw?
“Nee, maar klaver krijgt wel meer betekenis. Met de stikstof die klaver en luzerne binden hoef je die percelen niet te bemesten met kunstmeststikstof. Dit kan je inzetten op productiepercelen, waarin je ook kunt overwegen om rietzwenkachtige Festuloliums te gebruiken. Dat levert zomaar 20% meer opbrengst in vergelijking met Engels raaigras.”
Vroege rassen, kruidenmengsels, regulier grasland. Het geeft nogal wat variatie, ook in oogstmoment.
“Klopt. Ik heb niet gezegd dat het gemakkelijker wordt. De veehouder moet flexibeler worden in de oogst en het aantal oogstmomenten. Dat vraagt goed management en planning. Deze inspanningen leveren ook wat op. Meer oogstzekerheid, een betere opbrengst, meer eigen eiwit, een goede stap in de richting van het klimaat en uiteindelijk ook beter voor de portemonnee. Allemaal doelen die nu of binnenkort op het bordje van de veehouder komen te liggen. Daarom moeten men nu schakelen. Maak een indeling van je bedrijf, pak in de komende vijf jaar je grasland aan met de beste rassen en maak je klaar voor de toekomst.”
Hendrik Nagelhoud (58) is Salesmanager bij DLF Seeds & Science. Daarvoor heeft hij gewerkt bij onder meer Zwaan & De Wiljes, Force Limagrain, Limagrain Nederland, Virbac en Innoseeds. DLF is een Deens bedrijf en eigendom van 3.500 Deense boeren. Het bedrijf is wereldmarktleider in graszaden met vestigingen wereldwijd. In Nederland heeft DLF een marktaandeel van circa 55%, waarin meerdere merken vertegenwoordigd zijn. In de Benelux werkt DLF vanuit de vestigingen in Kapelle en Moerstraten. De DLF-groep heeft 2.000 medewerkers. De jaaromzet is € 990 miljoen.