Het is nu tegen elkaar opbieden om de mest maar te kunnen afzetten. Op korte termijn rest er weinig anders dan efficiënt voeren en een minimale veebezetting om de naderende sanering door te komen.
Wat iedereen al jaren voorvoelde, is uitgekomen. De almaar verdere aanscherping van gebruiksnormen heeft geleid tot een problematisch kleine afzetruimte. Het is nu tegen elkaar opbieden om de mest maar te kunnen afzetten. Dit is slechts een opwarmertje. Tot 2026 groeit het overschot rundveemest met nog eens zo’n 20 miljoen ton. De mest is structureel niet meer plaatsbaar. Er zijn op sectorniveau maar twee oplossingsrichtingen: fors minder vee of ruimere plaatsingsnormen. Gezien de plotsklapse besluiten in Brussel rondom broeikasgassen en gewasbeschermingsmiddelen is uitstel van de Nederlandse derogatie-aanscherpingen dichterbij dan ooit voor mogelijk gehouden.
Rabobank gaat met alle veehouders het gesprek aan over hun duurzaamheidsscore. Die staat volledig los van de financiële kengetallen en wordt intern bepaald aan de hand van harde en zachte maatstaven. Hoe hoog is de CO2-footprint per kilo melk, de ammoniakemissie, de geurbelasting, hoe is de mestafzet geregeld, hoe toekomstbestendig is de locatie gezien natuur en bebouwing. Ook belangrijk is de visie die de veehouder heeft op het gebied waarin hij werkt en hoe hij denkt daarop de komende jaren in de spelen. Op basis van al die kenmerken volgt een score A, B, C of D. Daarbij staat A voor nagenoeg het ideaalbeeld, C voldoet aan alle wet- en regelgeving. Wie het stempel D krijgt, heeft zes maanden de tijd zijn zaken op C-niveau te brengen, anders wordt de financiering opgezegd. Een ‘D’er’ met uitmuntende financiële resultaten maakt nog kans over tien jaar nog boer te zijn. Maar als de rendementen ook nog eens ondermaats zijn, ligt een exit op de loer, stellen Rabo-topmensen.
De kale melkprijs zit alweer op 45 cent, met programmatoeslagen erbij tikken de eersten de 50 al aan. Flynth kwam in zijn eerste analyses voor 2023 op een kostprijs van 46,9 cent voor het gemiddelde bedrijf. Dat realiseerde, ondanks een lagere melkprijs dan in 2022, een marge van 1,3 cent per kilo. Niet genoeg, maar wel een positieve marge. De spreiding is daarbij echter immens. Een op de twaalf bedrijven heeft minder dan 40 cent nodig om de kosten te dekken, een op de vijf meer dan 51 cent. Bij een miljoen liter melk is dat 7 ton meer of minder financierbaar.
Wie mest moet afzetten, kan maar beter aan het rekenen slaan. Aan welke knoppen te draaien? De eerste is natuurlijk de knop voerefficiëntie. Elke kilo stikstof die niet het bedrijf op komt, is uiteindelijk een kwart kuub mest minder af te zetten. Druk het stikstofgehalte in het rantsoen maar naar 16% of minder. De tweede knop is het aantal stuks vee. Ga eens rigoureus door het ondereind van de veestapel en daarna door de jongveebezetting. Een vaars was enkele jaren geleden € 2.100 aan kosten, nu ga je door alle inflatie richting € 2.600. En dan zijn de mestafzetkosten nog maar nauwelijks meegenomen. Zet je die op € 30 per kuub dan is de € 3.000 opfokkosten in zicht.
Natuurlijk is aankoop of pacht van grond een optie, net als samenwerking met een akkerbouwer, voer voor mest. Maar dat zijn meer acties voor de lange termijn. Op korte termijn rest er weinig dan draaien aan de knoppen en de naderende sanering door zien te komen. De gestarte opkoopregelingen tellen pas vanaf 2025 door in de mestdruk, zij het marginaal. Nee, het wordt survival of the fittest. Dat start met een kostprijs in de beste 25%. En een flinke dosis optimisme helpt erbij.