Duurzaamheid wordt in de melkveehouderij steeds concreter, onder ander om de uitstoot van ammoniak, fosfaat en broeikasgassen te verlagen. Met fokkerij zijn er mogelijkheden, zowel binnen als buiten de Holstein-fokkerij.
Duurzaamheid was lange tijd een containerbegrip waar de gemiddelde veehouder niet zoveel mee kon. De laatste jaren wordt echter steeds meer duidelijk dat op een aantal fronten melkveehouders grotere stappen moet zetten. Dat begon met fosfaat, actueel is de uitstootverlaging van stikstof. Ook op het gebied van broeikasgassen (met name methaan) heeft de sector een opgave liggen. Inmiddels staat het onderwerp emissies ook bij de zuivelafnemers een stuk hoger op de agenda en is het zelfs voelbaar in de melkprijs.
Melkveehouders hebben allerlei knoppen om aan te draaien om de uitstoot van emissies te verlagen. Eén ervan is met het type koe dat in de stal staat. De efficiëntie waarmee de koe het beschikbare voer omzet, is daarbij een belangrijke factor, naast de levensduur en (daarmee) het benodigd aantal stuks jongvee.
Een mogelijkheid zijn bijvoorbeeld dubbeldoelrassen. Uit eerder onderzoek van WUR kwam al naar voren dat met dubbeldoelkoeien op efficiënte wijze zowel melk als vlees kan worden geproduceerd. Een belangrijke reden daarvoor is dat import van rundvlees uit gespecialiseerde rundvleesproductiesystemen in bijvoorbeeld Zuid-Amerika per kilo vlees een veel hogere emissie aan broeikasgassen heeft dan productie van rundvlees als product uit de Nederlandse melkveehouderij.
De onderzoekers stellen dat gebruik van dubbeldoelvleesrassen interessant kan zijn om de milieu-impact van de hele veehouderij te verminderen. Dat betekent dat de impact binnen het totale bedrijfssysteem moet worden bekeken en dus niet per koe of kilo melk. Maar veehouders worden wel zelf afgerekend of beloond voor hun milieuprestaties.
Weinig concrete data
Of dit soort rassen ook voor toekomstige emissieopgaven beter passen dan Holstein is niet eenduidig aan te geven, aldus Gerbrich Bonekamp, onderzoeker fokkerij bij Wageningen Livestock Research. Bekend is dat er zowel tussen als binnen rassen verschillen zijn qua aspecten als voerefficiëntie en levensduur, en dat deze verschillen afhankelijk zijn van de bedrijfsomstandigheden. “Maar op het gebied van harde emissiemetingen zijn nog weinig concrete data beschikbaar tussen de verschillende rassen. Er wordt wel emissieonderzoek gedaan, maar dat is vooral binnen Holstein-fokkerij.”
Ook over correlaties tussen verschillende typen emissies, zoals methaanuitstoot en stikstof- en fosfaatefficiëntie, is weinig bekend. Zo heeft de fokwaarde voor ureum niet altijd een stabiele relatie met stikstofefficiëntie. Het feit dat rassen in verschillende systemen worden gehouden (bijvoorbeeld intensief of extensief) maakt vergelijkend onderzoek lastig.
Wat ook relevant is, is dat duurzaamheid en lage emissies op verschillende manieren kunnen worden uitgedrukt: per kilo melk, per koe, per hectare of op landniveau. Het eerdere onderzoek rondom dubbeldoelrassen pakt goed uit op landniveau, maar niet per se op bedrijfsniveau.
Bonekamp geeft aan dat met een ander rasniet zomaar alle milieuopgaven zijn opgelost. “Er is geen quick fix vanuit fokkerij voor alle duurzaamheidsuitdagingen. Het fokdoel en de keuze van het ras hangen af van de specifieke bedrijfsomstandigheden en -strategie”. Daarbij kunnen dubbeldoelrassen in de toekomst goed bij wat extensievere of meer natuur-inclusieve bedrijven passen, omdat ze vaak wat sterker zijn en relatief beter tot hun recht komen bij een soberder rantsoen.
Interesse in Jersey
In de praktijk is er al een ras dat duidelijk wordt gepositioneerd als efficiënt en passend op moderne melkveebedrijven: de Deense Jersey. Walter Liebregts, directeur van fokkerijbedrijf K&L, merkt een toenemende belangstelling, ook van grotere bedrijven. “Als je alleen naar de voerefficiëntie kijkt, is de Jersey de beste oplossing. Ze gaan 25% efficiënter met voer om en gemiddeld een jaar langer mee.” Omdat ze minder voer opnemen is ook de mestproductie per dier lager. “Uit onze saldovergelijkingen blijken er zowel qua uitstoot als financieel mogelijkheden die met andere rassen onbereikbaar zijn.”
Hij geeft aan dat zo’n 300 klanten zijn overgeschakeld of daar serieus naar aan het kijken zijn. Daarnaast werkt een veelvoud van de bedrijven met ProCross; de roterende driewegkruising van de rassen Viking Holstein, Montbéliarde en VikingRed. “Ook deze heeft een gunstige voerefficiëntie waarbij het verschil in voerefficiëntie met Holstein nog altijd 8% is blijkt uit een groot opgezette praktijkproef.”
Ondanks dat Liebregts overtuigd is van de voordelen van Jerseys, zeker ook de economische, merkt hij een terughoudendheid bij veehouders en zeker ook bij adviseurs. “Het is niet realistisch om te verwachten dat Nederland massaal overstapt.” Dat kan gaan om praktische aspecten als meer ruimte nodig om dezelfde kilo’s melk te produceren, de lagere omzet en aanwas en de andere manier van werken. Zo zijn in de stal beperkte aanpassingen in de ligboxen nodig en de melkrobot is iets te lang. Kalveropfok komt secuur, omdat de kalfjes klein zijn en snel afkoelen. Vanuit de wetgeving maakt een eventuele GVE-norm de Jersey met de lagere melkproductie minder goed passend.
Hij ervaart ook minder rationale argumenten. “Veel veehouders vinden ze te klein, zijn gehecht aan eigen koe-families of zien problemen met de kleinere kalveren.” Wat dat laatste betreft adviseert Liebregts gesekst sperma te gebruiken, zodat er alvast minder stiertjes worden geboren.
Mogelijkheden Holstein
Overschakelen op een ander ras kan dus mogelijkheden bieden om de voerefficiëntie te verhogen en emissies te verlagen. Echter binnen het Holstein-ras zijn er ook veel mogelijkheden. Tonnie Vissers, product marketing manager bij CRV, benadrukt dat een gezonde koe de basis voor alles is en zeker ook voor efficiëntie en duurzaamheid. “Er gebeurt al veel, kijk maar naar de levensproductie die richting 40.000 kilo bij afvoer gaat.” Dat is voor hem een belangrijke indicator.
Om meer inzicht te krijgen in voerefficiëntie heeft CRV jaarlijks data van 2.500 lacterende koeien op vijf verschillende melkveebedrijven. Inmiddels zijn van 10.000 dieren al voeropnamedata bekend. De focus op voerefficiëntie is belangrijk vanuit duurzaamheid, maar zeker ook voor het rendement. “Er zijn perioden dat de helft van de melkprijs uit voerkosten bestaat.” Vissers zegt uit deze data Holsteinkoeien te zien met een efficiëntie van 1,2 maar ook dieren die een voerefficiëntie scoren van 2. Met andere woorden: met fokkerij is dus nog veel te halen.
Mede op basis van die kennis heeft CRV de fokkerijstrategie FeedExcel ontwikkeld om gericht op voerefficiënte te fokken. Sinds 2020 is de fokwaarde voor voerefficiëntie geïntroduceerd met een betrouwbaarheid van ruim 60%, een erfelijkheidsgraad van 15% en een grote variatie. Merkerfokwaardes zijn voor veehouders in dat kader een belangrijk indicatie om de beste koeien te selecteren. Aan de stierenkant gebeurt dat met FeedExcel-stieren in het StierAdviesProgramma (SAP). Veehouders kunnen hiermee echt stappen zetten, ziet de productmanager. “Maar het begint bij een stuk bewustwording. Er zijn nog weinig veehouders echt bezig met voerefficiëntie en ze kennen dit nog niet op dierniveau.” Bijkomend voordeel is ook dat een efficiëntere veestapel minder methaan uitstoot.
Overigens geeft ook Vissers aan dat er niet één route is die voor elk bedrijf past. Zo kan op biologische, extensieve bedrijven met natuurgraslanden of met een ander verdienmodel best een ander type ras beter tot zijn recht komen. “Belangrijk is dat het past bij de bedrijfsvoering en de doelstelling die iemand heeft.”