Melkveebedrijven worden geconfronteerd met meer mestafzet tegen hogere prijzen. Het einde is ook niet in zicht. Afstoten van jongvee is een optie om de kosten te verlagen, net als vergroten van het grondareaal. Aan alles hangt een prijs.
Sinds vorig jaar heeft de krimpende plaatsingsruimte in combinatie met het natte voorjaar de mestmarkt flink verstoord. Zodoende moeten veel melkveehouders niet alleen meer mest, maar ook tegen fors hogere prijzen afvoeren. Met het verder afbouwen van de stikstofplaatsingsruimte is de verwachting dat dit de komende jaren zo blijft.
Veehouders hebben meerdere manieren om de mestproductie te verlagen. Twee redelijk ingrijpende, structurele mogelijkheden zijn het afstoten van jongvee en het uitbreiden van grondareaal. Beide zijn als een sigarendoosberekening op deze pagina’s naast elkaar gezet. Momenteel liggen afzetprijzen op de vrije markt in de intensieve gebieden nog onder de € 30 per ton, maar het is niet uitgesloten dat prijzen verder stijgen, zoals het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) recent voorspelde. Overigens zijn er ook deskundigen die inschatten dat het wel mee zal vallen met de mestdruk als de komende jaren veel bedrijven stoppen en mestverwerking en -bewerking verder ontwikkelt.
Jongvee afstoten
Geen (of minder) jongvee op het bedrijf betekent minder mest in de put en dus minder afvoerkosten. “Het is een goede optie om te bekijken”, vindt Jan van Middelaar, adviseur bij PPP Agro Advies. “Het is wel belangrijk om de gevolgen voor de bedrijfsvoering goed in te schatten.” Hij merkt dat in de praktijk daar soms te lichtzinnig over wordt gedacht, bijvoorbeeld rondom uitbraak van een dierziekte, de controlemogelijkheden en gezondheidsaspecten bij aankoop van vaarzen. Ook verwacht Van Middelaar een blijvende vraag naar vee. Rinus Wientjens, adviseur bij Flynth, noemt een ander aspect: jongvee kan een goede bestemming zijn voor gras dat minder geschikt is voor het melkveerantsoen, maar binnen het bedrijf nuttig is te benutten.
Er zijn meerdere berekeningen gemaakt rondom opfokkosten, waarbij die ergens tussen de € 1.600 en € 2.400 per vaars uitkomen, afhankelijk van onder andere de waardering van huisvesting en eigen arbeid. Jongvee uitbesteden kost tussen de € 2 en € 2,50 per dag. Overigens blijven er, zelfs bij het afstoten van alle jongvee, altijd nog kalveren tot twee weken leeftijd op het bedrijf en komen vaarzen voor afkalven terug. Helemaal zonder mest vanuit jongvee rekenen, is dus niet reëel.
Er is een tweede optie, namelijk alle koeien insemineren met een vleesveeras, kalveren verkopen en vaarzen aankopen. In het algemeen wegen de aankoopkosten voor vaarzen op tegen het wegvallen van opfokkosten en hogere kalveropbrengsten. Ook hier geldt dat de uitgangspunten de uitkomst bepalen, zoals vervangingspercentage en prijsniveaus. Zeker is wel dat de mestafzetkosten van het jongvee dan helemaal vervallen.
Los van de methode neemt het voordeel om jongvee af te stoten bij oplopende mestkosten snel toe. In tabel 1 is dat met een eenvoudige calculatie in beeld gebracht. Bij 100% afzet van de extra mest en € 15 per ton aan afzetkosten, bespaart een melkveebedrijf met 300 koeien en de vrij hoge jongveebezetting bij gemiddelde mestproductie en -gehalten zo’n € 37.000 per jaar. Dat loopt op tot ruim € 74.000 bij een afzetprijs van € 30 per ton. Anders beredeneerd nemen de opfokkosten per vaars bij 100% afzet van mest toe van € 372 bij de goedkoopste mestafzet tot € 992 bij de duurste mestafzet in dit voorbeeld. Met jongvee is dus zeker mogelijk om wat te snijden in mestkosten.
Grondareaal vergroten
Een andere optie is het vergroten van het grondareaal. Elke hectare eigen of gepachte grond betekent 170 kilo extra stikstof plaatsen, wat neerkomt op pakweg 42 kuub forfaitaire mest. Op bouwland is de werkelijke plaatsing wel afhankelijk van de fosfaattoestand. Vanwege de afbouw is in de voorbeeldberekening gerekend zonder derogatie. Daarbij komt dat een hectare grond ook extra ruwvoer oplevert. “Het mes snijdt aan twee kanten”, illustreert Van Middelaar.
Ondernemers hebben de keuze uit grond huren/pachten of kopen. Voor de financiering zijn er een aantal varianten, zoals erfpachtfinanciering. Met prijzen van pakweg € 1.200 tot € 1.500 per jaar is huren bedrijfseconomisch altijd interessanter dan kopen. Maar bij relatief hoge pacht- en teeltkosten neemt het voordeel wel snel af, waarschuwt Van Middelaar. Het kan dan zelfs een negatief saldo opleveren, waarbij oplopende mestafzetkosten het weer in een voordeel kunnen doen omslaan.
Dat is het geval in het voorbeeld in tabel 2, waarbij de variant met hoge huur- en teeltkosten bij hogere mestkosten onder de streep toch een positief saldo ontstaat. In het gunstige geval ziet een bedrijf bij afzetkosten van € 30 een voordeel van € 1.510 per hectare. Om dezelfde hoeveelheid stikstof (9.920 kilo per jaar) te plaatsen als alle jongvee de deur uitdoen, is in deze calculatie 60 hectare grond nodig. Dat levert in het gunstigste geval bij € 30 aan afzetkosten ruim € 90.000 per jaar aan saldo op. Vanzelfsprekend hangt het werkelijk voordeel sterk af van de werkelijke huur- en teeltkosten en opbrengstprijzen van mais of andere gewassen.
Meer mogelijkheden
Met beide opties, minder jongvee en meer grond, is dus fors op de afzetkosten te besparen. Maar veehouders hebben meer mogelijkheden. Het benutten van lagere excretienormen via BEX is een goede optie. Dat zit vast op een lage eiwitaanvoer en hoge benutting. In berekeningen voor ZuivelNL geeft 1 gram minder eiwit voeren bij 300 koeien 90 kuub minder af te zetten mest. Het verlagen van het ureumgetal met 1 geeft bij dat aantal koeien een besparing van 120 kuub per jaar. Bij de afzetprijs van € 30 is dat een voordeel van respectievelijk € 2.700 en € 3.600 per jaar. “Wat er niet in gaat, hoeft ook niet worden afgezet”, vat Wientjens kort samen. Hij ziet in de praktijk grote verschillen tussen bedrijven, dus nog veel mogelijkheden. Bedrijven die dit goed in de vingers hebben, kunnen de afzet verlagen met behoud van productieniveau. Dat vraagt dus wel vakmanschap.
Zeker op intensieve bedrijven zullen de laatste laagproductieve koeien bij hoge mestkosten weinig meer bijdragen. “Vooral op bedrijven die voor de laatste koeien fosfaatrechten en VVO’s moeten aanschaffen, kan het aantrekkelijk zijn wat minder koeien te houden”, ziet Wientjens in de praktijk.
Dan zijn er nog technische mogelijkheden. Het meest eenvoudig is met mestscheiding de organische stof en fosfaat beter op het eigen bedrijf benutten. Het stikstofoverschot wordt met de stikstofrijke dunne fractie afgevoerd. Een stap verder is het verder opwerken tot dikke fractie en mineralenconcentraat. Vergisting kan een interessante investering zijn, mits het bedrijf groot genoeg is, energie beschikbaar is en de gasopbrengsten goed te verwaarden zijn.
Niet zozeer beperkend voor de tonnen, maar wel voor de afvoerkosten, is het op het juiste moment afzetten van de mest. Mest die niet in externe opslag hoeft en in het voorjaar aangeboden wordt, gaat veelal goedkoper weg. Dat kan wel uitbreiding van de opslagcapaciteit op het eigen bedrijf, of huur van putruimte in de buurt vragen. In het kader op deze pagina’s staan nog enkele mogelijkheden.