Doorgaan naar artikel

Melkveehouder investeert in machinepark

Een deel van met name de grotere melkveebedrijven kiest ervoor de mechanisatie in eigen handen te nemen. Ze haken daarbij in op ontwikkelingen bij loonwerkers en het eigen personeelsbeleid. Ook kunnen andere redenen gelden.

De keuze tussen het inzetten van de loonwerker of investeren in eigen machines is van alle tijden. De laatste jaren komen er vaker berichten van melkveehouders die zelf weer investeren in het machinepark. John van Spijk, verkoopleider bij Abemec, ziet wel interesse bij grote melkveehouders maar vindt een trend een groot woord. “We zien het wel vaker in de weidegebieden waar een loonwerker stopt. Er stoppen meer loonbedrijven door onzekerheid, hoge kosten, lage verdiensten en de beschikbaarheid van personeel. In met name de grasoogst is het rennen of stilstaan dus lastig te plannen.” Abemec levert zowel aan loonwerkers als veehouders en heeft dus zicht in de onderlinge verhoudingen.

Hij merkt het vooral in de markt voor gebruikte machines; door inruil van loonwerkmachines, maar ook door het stoppen van loonwerkers komen mooie, grote werktuigen op de markt. “De grote ondernemers kopen een vierrotorhark van 14 meter of triplemaaier van 8 meter 70. Een paar jaar geleden was daar weinig vraag naar, nu zijn we ze vrij snel kwijt.” Zelf gras inkuilen betekent ook vaak werken met een opraapwagen in plaats van hakselaar. Er zijn daarvoor opraapwagens vanaf 40 kuub met snijrotor en grote capaciteit beschikbaar. De stap naar een hakselaar is voor veel veehouders nog te groot. “Daarom zien we dat de loonwerker vaak wel een deel van het inkuilwerk blijft doen.”

Afstand te groot geworden

Er zijn verschillende redenen waarom een melkveehouder ervoor kiest om weer zelf te mechaniseren. Een hele praktische zoals Van Spijk aangeeft, is de beschikbaarheid van loonwerk in de pieken van de grasoogst. Dat loonwerkers stoppen is al jaren het geval en dat is het afgelopen jaar niet minder als gevolg van de hoge brandstofkosten en personeelsproblemen. Dat ziet ook Maurice Steinbusch, beleidsmedewerker agrarisch loonwerk bij brancheorganisatie Cumela. “De hele onzekerheid in de landbouw maakt dat ook loonwerkers nadenken over hun toekomst. Ook telt mee dat investeringen groot zijn terwijl de capaciteit en kwaliteit niet groter zijn.” Of er inmiddels gebieden zijn zonder loonwerkers op acceptabele afstand kan Steinbusch niet aangeven. Wel is zeker dat in bepaalde regio’s afstanden groter zijn en niet elke loonweker zomaar een aantal klanten van stoppers erbij kan pakken.

‘De grote ondernemers kopen een hark van 14 meter’

Een andere reden is dat een veehouder niet meer afhankelijk wil zijn van een loonwerker. Het kan een principiële keuze zijn om volledig de eigen regie te hebben over de tijden van de werkzaamheden en niet willen wachten op anderen. Naast frustratie kan te laat maaien, kuilen of bemesten ten koste gaan van de opbrengst en kwaliteit van ruwvoer. De focus ligt meer dan vroeger op veel en goed eigen ruwvoer. Voldoende capaciteit op het juiste moment kan het verschil maken.

Het kan ook een gevolg zijn van de daling van het aantal loonwerkers. Immers, hoe minder loonwerkers in een gebied, hoe groter de kans dat de andere loonwerkers al vol zitten. Zeker in een moeilijk jaar als dit is het aansluiten. Steinbusch herkent dit wel, maar benadrukt dat veehouders zelf ook een verantwoordelijkheid hebben: goede communicatie met de loonwerker en tijdig bellen, maakt het plannen voor de loonwerker een stuk gemakkelijker. Daarbij hoort ook jaarlijks de plannen met de loonwerker bespreken en wederzijdse verwachtingen uitspreken.

Werk aantrekkelijker maken

Een enkele keer speelt nog een ander argument, namelijk het eigen personeel van de veehouder. Er wordt van alle kanten aan mensen getrokken en eigen mechanisatie kan het werk aantrekkelijker maken. Het kan ook losse medewerkers aan het bedrijf verbinden.

Tot slot is er nog een financiële reden om te investeren in machines, namelijk afschrijving creëren om winst te drukken. Bedrijven die de afgelopen jaren minder hebben kunnen investeren, zien hun afschrijvingspotentieel dalen. Daardoor gaan aflossingen en afschrijvingen uit de pas lopen. Ondanks dat investeren voor afschrijven in de basis niet wordt geadviseerd, kan het wel passen in een totaalplaatje van een bedrijf, zeker als ook andere voordelen ermee worden behaald.

Bewerkingskosten lopen op

Welke investeringen nodig zijn, is voor elk bedrijf verschillend. Het huidig trekker- en machinepark, persoonlijke voorkeuren, de arbeidsfilm over het jaar heen en (on)mogelijkheden van de loonwerker zijn onder andere van invloed.

In alle gevallen is het belangrijk om de totale bewerkingskosten per hectare voor ogen te houden, benadrukt Rinus Wientjens, bedrijfsadviseur melkveehouderij bij Flynth. In het kader op deze pagina’s heeft hij gekeken naar de ontwikkeling van de bewerkingskosten en verschillen tussen loonwerk en eigen mechanisatie. De bewerkingskosten lopen gemiddeld op en liggen rond de € 1.400 per hectare. Hij benadrukt de grote verschillen tussen bedrijven.

Los van de inzet van de loonwerkers versus eigen mechanisatie worden lage of hoge bewerkingskosten verklaard door verschillen in bedrijfsopzet, zoals de verkaveling en door keuzes die veehouders maken. Wat is werkelijk nodig en wat is luxe, en wat valt onder eigen interesse en plezier in het werk voor de mensen die er werken.

Wientjens adviseert bij elke investering jezelf af te vragen of het een kostenbesparing oplevert (bijvoorbeeld op krachtvoer door een betere ruwvoerkwaliteit), bijdraagt aan extra inkomsten of verhoging van de arbeidsproductiviteit. Verder is het belangrijk om dubbele kosten te voorkomen: eigen mechanisatie hebben of toch gebruik maken van de loonwerker. Het is zoeken naar een balans tussen eigen mechanisatie, loonwerk en inkoop van arbeid.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin